Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 3 juli 2010

De adelaar.

Je zag ze bijna niet, nee, beter, je zag ze niet terwijl je weet dat ze er zijn, de alpen die je bij helder weer altijd in het noorden waarneemt, in Venetië, Padova, Verona of Milaan, ze zijn duidelijk te zien, maar in de zomer wordt het gezicht vaak ontnomen door een nevelgordijn, want hoewel de zon sterk is, is het opmerkelijk dat, als je in de po-vlakte in deze tijd naar de zon wil kijken die je brandend voelt, nauwelijks door de waterdamp kunt zien. En zo ook met de bergen. Inderdaad kwam ook mijn verwachting uit want na éénen viel een flinke regenbui, maar het koelde weinig af. De temperatuur was al die tijd boven de 28 graden gebleven, dus de standkachel heb ik maar uit gelaten. In alle vroegte naar het eerste losadres in Bolzano Vicentino gereden. Die begonnen om acht uur maar een klein, dik vriendelijk italiaantje met een grijze snor was zo vriendelijk de lading even na zevenen aan te nemen. Zo kwam ik al vroeg in Padova aan waar ik geheel leeg kwam. Daarna een klein stukje terug, over de oude weg Padova-Vicenza waar een klein dorpje zit waar ik twee airmannetjes heb geladen. Airmannetjes? Ja, dat is een naam voor zeer kleine graafmachientjes en die kunnen naast elkaar bij mij in de oplegger en staan nu braaf naast elkaar. Daarna verder, naar een "cantina" in de buurt van Menerbia, even onder Brescia waar ik nog eens zes paletten oppikte. Maar hier had ik weer eens enige pech. Het laden was een werkje van vijf minuten, maar toen ik mijn documenten wilde ophalen in een luidkakelend kippenhok vol met typegeiten duurde dat weer ruim anderhalf uur! Een telefoontje van mij naar Nederland, en natuurlijk weer van Nederland naar onderhavig kantoor, heeft en toe moeten bijdragen dat ik alsnog de benodigde documenten ontving. Op dat soort momenten verzucht ik menigmaal "Italia, Italia!" of ik denk en mompel samen met Obelix: rare jongens (meisjes) die romeinen. Daarna snel weggepeerd richting Milaan waar het eigenlijk tamelijk rustig was en in Busto Arzizio een transit-document laten maken en daarna noordwaards gespoed waar de bergen gehuld waren in dikke donkere nevels en het had er wat van weg alsof ik met een Oude Schicht in een bommelverhaal was beland. En boven op de Simplon de rem er maar weer eens op gezet en in een naburig hotel-restaurant voor het slapen gaan een kopje thee gedronken. Links voor mij zit de kok, een klein mannetje met een kaal middenhoofd en aan de randen een tondsu, gekleed in een witte kiel en geblokte bakkersbroek, met twee andere heren in het zwitsers te converseren. De waardin, kort haar en gekleed in een lelijk groene jurk, is bezig de tafels voor het ontbijt voor morgenvroeg te dekken en rechts uit het raam zie ik besneeuwde bergen met daarachter grimmige duistere wolken. Op de parkeerplaats zie ik mijn voertuig en vlak daarnaast, boven op een verhoging, staat de stenen adelaar, gemaakt door zwitserse soldaten in 1941 als symbool tegen de oprukkende legers van Mussolini, die echter geen schijn van kans hadden. Maan en sterren laten zich deze nacht hoogstwaarschijnlijk niet zien. De wolken worden steeds dikker en de duisternis is ingevallen. Door de weerkaatsing van licht door de sneeuw en de wolken kan ik de omgeving nog zien, verder is het nacht, maar het is een hele geruststelling dat ik vannacht slaap onder het wakend oog van de stenen adelaar. Aldus schreef ome Willem---