Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 31 januari 2012

Kafka.

Nee, voor de lol kwam je het voertuig niet uit vandaag, daar was het gewoon te koud voor. Dubbele vriescijfers, vanmorgen en nog met donker vertrok ik, snelde voorbij Kassel waar ik over de door een vrachtwagenrijverbod thans rustige weg naar Eisenach reed, er vanuit gaande dat oom agent het ook wel te koud zou vinden zijn auto te verlaten om voor mij met de pannenkoek te gaan staan zwaaien, een vooronderstelling die achteraf ook uitkwam.

Ondanks de grimmige koude was de omgeving bijzonder, weer anders als de laatste keer, velden en witte akkers in blinkende zon wat bijna pijn aan de ogen deed.

Nog ruim voor de middag kwam ik in Töpen aan, een regelmarig losadres waar ik een paar pallets achter liet en daarna weer verder, oostelijker, kouder en stiller. Tussen Aš en Cheb scheen niemand meer mee te willen doen, evenals tussen Karlovy Vary en Slaný, langs bierbrouwerij Krušovice in het gelijknamige dorpje, tussen roodbruin gekleurde velden door met nog hier en daar een witte onderliggende sneeuwlaag, maar vooral, waar het ongewoon stil bleef vandaag waardoor mijn innelijk zich weer leek te vullen, te vullen met vredige melancholiek en ik moest wel afdalen naar de oevers van mijn herinneringen, maar vond ze daar niet.

Bij Slaný miste ik een afslag en zo kwam ik pardoes op de snelweg naar Praag dat ik juist had willen mijden, de stad waar je vreselijk omheen moet en waar het vaak ook vast staat, dus dan maar improviseren, kijken of het wat is, en eigenwijs negeerde ik de borden transit -die om het zuiden van de stad leiden- en sloeg af bij Praha-Nord in oostelijke richting.

Maar als ik niets vond, wat zocht ik dan eigenlijk? Een profetie? Een waarheid? Een herinnering? Zijn niet alle brugleuningen in het water gevallen? Waaraan dan nog vastgrijpen?

Het viel niet mee, dat Praag door met een zware kar achter je, maar ik was er aan begonnen en dus doorgezet, geen route voor een tweede keer, maar spijt? Nee hoor, want achteraf viel het wel mee, binnen een half uur snorde ik de Vlatva over en na nog een kwartier passeerde ik reeds Černy Most en niet veel later reed ik langs Horní Počernice de weg naar het oosten op, alweer langs adembenemende natuur, kostelijke vergezichten.

Waar zijn, dat kunnen er niet veel en het allerslechtste kunnen het de geleerden die immers hun eigen gedachten wantrouwen.

De Boheemse heuvels, de dalen van de Vlatva , de prachtige bossen, in al hun kaalheid nog steeds zo schoon, de avondschemer en bij Nové Město de 611 op, langs Hradec Králové en de weg op naar Jaroměř, weer langs prachtige halfbesneeuwde akkers, ach, die prachtige natuur, zij is wat zij is.

Geleerden hebben immers de neiging eigen gedachten te verbloemen want het enige wat zij doen is het zo veel mogelijk citeren van andermans uitspraken, halen publikaties aan van derden en komen zelden met nieuwe vondsten, ze lenen het oor en horen zichzelf daarom niet.

Hoe ongewoon, hoe bijzonder, als ik stop sta ik stil naast Kafka, Kafka uit Praha, en Kafka kwam ook uit Praha. En als een Kafka probeerde ik te vinden, te vinden wat ik zocht, maar wat? Wat zocht ik dan? Moet ik soms worden wat ik ben?

In de knaagschuur naast de parkeerplaats vond ik! Vond ik de chauffeur, de chauffeur van Kafka, van Kafka transport uit Praag en met engels gebroken tsjechisch ontmoeten wij elkaar, praten over het eten, over Holland en klompen, over tsjechisch bier, de kou, maar vooral over de naam op de deuren van zijn stuurhut: Kafka.

Aldus schreef ome Willem.

Op weg.

Het was weer fraai en stil op de weg naar Slany.

Praha.

Het grote verkeersplein in Praag-noord.

De oude grens.

Tussen Thüringen en Beieren, vlak bij Töpen.

maandag 30 januari 2012

De laatste groet.

Onverlicht en dus donker is de parkeerplaats, hier, in Diemelstadt, waardoor ik aan de vrijwel wolkenloze hemel de stier, tweeling, de eenhoorn en de planeet mars waarneem die net langs de haar van Bernice lijkt te scheren, maar in gedachten ben ik nog steeds in Auxerre.

De dag zelf verliep trouwens grijs, grijs en wit, en op de vroege morgen baggerend door de sneeuw op weg naar de truck, geen ideale dag, geen ideaal begin.

Op weg naar Amersfoort, de weg was glad, de strooier was nog niet langs geweest, volgeladen, gelost in Amsterdam en daarna laden op de Moerdijk. Op de Moerdijk, zo zegt bijna iedereen, terwijl te Moerdijk of in Moerdijk taalkundig logischer en consequenter lijkt.

Tijdens de reis bleef alles grijs en zo nu en dan dwarrelde een sneeuwvlok. Bovendien was het koud, en soms grijsde het zo erg dat het wel avond leek te zijn geworden. In Auxerre ìs de avond ook gevallen, gevallen over een onstuimig leven, vandaag, het afscheid van de altijd in mijn herinneringen voortlevende "Einzelganger".

Een rilling gaat door mij heen. Kou, ik vind kou maar niks, vreselijk eigenlijk, dus de komende tijd zal voor mij een ernstig afzien worden.

Inmiddels was het alweer vier uur en vertrok ik naar het oosten en na elke vijftig á honder kilometer zakte de tempertuur met één of twee graden. Auxerre, daar zal het wel niet zó koud geweest zijn, vandaag, maar wel somber, zelfs als de zon er had geschenen. Inmiddels zal alles wel voorbij zijn en ik was er slecht in gedachten bij, maar niettemin.

Het donker had het licht reeds opgeslokt toen ik boven mij de wolken steeds dunner zag en tot slot bleek ik geheel onder het grijze dek vandaan te zijn gekropen.

Op weg ben ik weer, maar zo met deze koude is het geen sinecure, zeker niet als sneeuw en gladheid met hun grimmige aanvallen de orde proberen te verstoren.

En vrolijk ben ik ook niet vandaag, de dag dat ver weg, in Auxerre, aan Helmer de laatste aardse eer, een laatste groet. werd gegeven.

Aldus schreef ome Willem.
---

zondag 29 januari 2012

De genezijdeglans.

Somber was het zeker, afgelopen donderdag, het leek er op of het nimmerweer uit het oosten langzaam vat kreeg over de lage landen, maar dat verhinderde ons niet om de oudste stad van Nederland te bezoeken.

Te bezoeken, gewoon voor de gezelligheid, zonder enigerlei bijbedoeling, alleen omdat we het dat eigenlijk nooit eerder deden, ja, soms is het niet erg duidelijk waarom men het besluit neemt ergens naar toe te gaan.

Hoe het de lezer vergaat, weet ik niet, maar mij komt het voor dat langzaam alle glans uit de steden verdwijnt, al deed de regen de Nijmeegse bestrating glanzend spiegelen.

Dat roept de vraag op waar de glans van weleer zijn oorsprong had en waar zij zich thans bevindt. Is zij er nog wel? Leeft ze nog? Of heeft leeft ze verscholen voort? Heeft ze zich teruggetrokken aan gene zijde?

Na door enkele winkeltjes te hebben gestruind, zoekend naar een bovenmaats overhemd, dronken we koffie in een etablissement met de merkwaardige naam De Mug terwijl we er ook een origineel belegd broodje bij aten.

Ooit, eerlang, in een grijs verleden, bouwde men, bouwde men met glans, enorme kathedralen, de prachtigste stadhuizen, fonkelende paleizen, overgoten met een bijzondere glans, glans, die niet zozeer door mensenhanden aangebracht werd, maar glans, die, kennelijk, van het elders, een gene zijde, zijn oorsprong had.
Zo vergist men zich maar al te vaak indien men de glans van de kunst van de vroegere kunstenaars als Bach, Mozart, Michelangelo, Monteverdi, Rembrandt en vele anderen toeschrijft, zoekt bij de kunstenaars zelf, maar daar is dan enige misvatting.

Wanneer men hun kunst bewondert, kunst, die door hen werd geschreven of gemaakt, moet men er maar eens op letten: de "glans" komt van gene zijde, van een mysterieus elders, een elders dat langzaam maar zeker met zijn glans van de aarde lijkt te verdwijnen, wijkt naar gene zijde van het bestaan.

Na De Mug doolden we nog een paar uur verder door de eeuwenoude stad, de stad waar ik ooit nog met een truck door de nu ontoegankelijk gemaakte winkelstraat karde, waar ik als kind een paar keer doorheen rende en ergens met een smak tegen de grond viel waaraan ik een klein, nu nog waarneembaar, litteken aan overhield, waar een vrede werd getekend en het eerste Nederland, min of meer, ontstond, waar Romeinse soldaten hebben rondgebanjerd, het Trajanusplein herinnert daar nog aan.

Nadat met de Franse revolte de eeuw van de verlichting aanbrak en het duister over het Europa werd uitgegoten verdween langzaam de lichtglans en één van de eersten die dat waarnam was Van Gogh die dat ontdekte aan de hand van de schilderingen van zijn voorgangers, donkerder wordt het, steeds meer, zo sprak hij.

Het is herkenbaar, elke stad verliest. Verliest zijn originaliteit, wat zich uit in overal dezelfde neringdoenden, dezelfde reclame's, en ook een overdadig nep. Eigenlijk maakt het niets meer uit in welke stad je bent. Het is overal eender, hoe meer neonreclame, hoe troostelozer het wordt en de blokkers, zeemannen en kruitvaten zijn overal.
Na nog een laatste winkel, een laatste koffie, verlieten we de stad weer, rijdend door de nieuwste wijken, tussen glansloos hoogbouw door, langs afgrijselijke finixwijken.

De moderne mens is er niet meer toe ik staat, alle kunst blijkt verstoken van die bijzondere glans van weleer omdat die zich aan gene zijde lijkt te hebben verstopt.

Nog even kijk ik achterom en ik begreep wat ik schreef. Achter mij alleen nog wat fletse flatgebouwen, dat is het magere surrogaat waar we ternauwernood nog toe in staat zijn.

Wie op zoek is naar glans zal die alleen aan gene zijde vinden.

Of van gene zijde ontvangen.

Aldus schreef ome Willem.



---

Nijmegen.

Op een sombere dag.

vrijdag 27 januari 2012

56 jaar.

Een grotere tegenstelling had ik deze week niet kunnen bevroeden: hoe verschillend twee levens uiteen kunnen lopen.

De oude man kwam met de lift naar beneden terwijl ik voor de deur op hem had gewacht. Altijd, stipt om zeven uur, komt hij dan met de rollator de hoek om, loopt dan door totdat hij het geopende portier van mijn voertuig vast kan houden en op dat moment, als hij zich geheel zelfstandig in de stoel van de auto laat zakken, pak ik de rollator, vouw die op en nadat die in de achterbak ligt vertrekken we naar onze club, zo ook afgelopen dinsdagavond. 

Hoe lang ken ik deze man, de Professor, al? Daarvoor moet ik diep en ver wegdenken, ja, afdalen tot aan de oevers van mijn geheugen, 46 jaar terug, toen ik nog tiener en hij de vijf en vijftig al voorbij was, onder de indruk van zijn gestengheid en zijn door je heen kijkende blik.  

Onderweg, toen we langs het gerechtsgebouw richting Beethovenstraat reden, vertelde hij van zijn ontmoeting een paar dagen geleden, de ontmoeting met de president van Israël waarbij hij terloops vertelde dat ze  "….. zorgvuldig politiek gevoelige zaken maar hadden vermeden", en, gevat als altijd, had hij geantwoord op de vraag van een journalist hoe hij het vond om met de Israëlische president te hebben gesproken: "Dat was een hele eer….. voor Netanjahoe" en dat was, ja, is de Professor ten voeten uit.

We parkeerden de auto en nadat ik de Amsterdamse Gemeentekas van een fors bedrag had voorzien liepen we naar het honk, langzaam, want de oude man heeft inmiddels wel enige snelheid verloren, maar ja, hij is inmiddels toch wel op "enigszins gevorderde leeftijd" zoals hij dat zelf noemt.  De jas uit, een kop koffie erbij en na enig wachten werd de indeling bekend gemaakt waarna, toen iedereen aan het schuiven was, de zaal, zoals altijd tijdens het schaken, door een overdadige rust werd overvallen.

De Professor trof die avond een ferme tegenstander en het zag er rond het middenspel niet best voor hem uit, maar met groot doorzettingsvermogen wist hij zijn verloren stand nog net remise te houden doordat na een handige afruil zijn tegenstander met slechts twee paarden, net niet genoeg om winst te behalen, bleef zitten.

Niet lang daarna verlieten wij de club, de club waar ik al héél lang lid van ben en er is niemand, bijna niemand, die er zo lang lid van is, op één iemand na: de Professor, maar ja, die wordt zaterdag dan ook honderd en één.

De dag ervoor, maandag,  was hij al niet meer, maar pas woensdagavond kwam de mare tot mij, en de mare kwam te vroeg, té vroeg.

Veel, héél veel leerde ik van hem, nadat ik voor het eerst kennis met hem maakte op Domaine Rapatel van Gerard Eyraud in Garons, vlak bij Nimes en waar hij in eenvoudige begrijpelijke bewoording kon uitleggen hoe het nu zat met wijn, met goede en slechte wijn, drinkbare wijn en wijn voor de handel en vanaf die tijd, het zal omstreeks 1995 zijn geweest, spraken we elkaar regelmatig.

En eigenlijk altijd over wijn waarvan hij vond dat er zoveel over wijn te vertellen valt dat er nooit iemand een echte wijnkenner kon worden, maar, zo vond ik, en anderen met mij, als er dan íemand kenner was, was hij het wel!

De laatste paar jaren woonde hij in Frankrijk, een tijd lang in Rians en na enkele niet geslaagde eerdere pogingen kwamen wij elkaar een keer tegen, op een koude wintermorgen, nog in het donker, bij de boulangerie van Rians waar we onder de koffie wat met elkaar kletsten. Een half jaar later verhuisde hij in noordelijke richting, twee keer belden we elkaar, maar vonden net geen tijd meer voor een rendez vouz.

Die keer in Rians blijkt nu de laatste keer te zijn geweest dat we elkaar zagen, afgelopen maandag overleed hij, Helmer Otterman, slechts 56 jaar oud.

Het leven zit vol met raadsels en het knaagt aan mij. De tegenstelling is gênant, de professor leerde ik immers kennen toen hij 56 was.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 24 januari 2012

De crisiskous.

Het wordt steeds stiller in de winkelstraten, ja, zelfs op de markt, waar ooit de gulden een daalder waard was, is het stiller dan ooit, dan toen. Hier en daar zijn al winkels leeg, staan de lege panden te huur en ik, ik wandelde vandaag, onder een sombere bewolkte lucht door de stad. Een merkwaardige, bijna sinistere sfeer beklijft, vooral als ik langs een vishandel loop die als slaatje uit de hedendaagse crisis een verkoop van crisispaketten slaat. Waar gaat dat heen! Op het einde van de middag wandel ik nog even over de Albert Cuyp waar de handelaren verveeld achter hun kramen hangen, soms tegen hun niet verkochte handel aan. De bloemenman, de tassenverkoopster, ja, zelfs Pieterse de patattenboerr hebben weinig tot niets te doen dan alleen zorg te hebben over de, over hun, toekomst.

De markt waar gulden en daalder al ruim tien jaar terug vertrokken, waar nog even een kwijnende euro als betaalmiddel rond gaat, maar hoe lang nog, hoe lang en over niet al te lange tijd zal ook zij naar een vervlogen herinnering verdwijnen en tot slot uit zicht geraken.

Teruglopend valt mijn oog er op en plotseling keer ik terug tot de realiteit, besef hoe ernstig de situatie is, want ik zie kousen, dameskousen, vervaardigd met de helft van de textiel dan voorheen.

Dat het toch zover heeft kunnen komen!

Waarlijk, de crisiskous heeft dus zijn intrede gedaan.

Aldus schreef ome Willem.

Amsterdam.

"De" Albert Cuyp.

zondag 22 januari 2012

Met de truck van Waldshut naar Titisee.

Rijdt u even tien minuten mee?


Impressie afgelopen week.



landschap nabij Ulm in de winterkoude.



De Schlursee, hier twee foto's, waarvan ééntje tegen de zon in.





Prachtig besneeuwd landschap in het Zwarte Woud.



Zicht op Titisee.



En hier een dorpje te midden van Franse wijnvelden in de Elzas.



De -kortste- weg tussen Petersbach en Wissenbourg.



Lembach.



Vermoedelijk de kleinste grens tussen Duitsland en Frankrijk die voor vrachtvervoer toegankelijk is.

zaterdag 21 januari 2012

De overdracht.

Dat er in het transport rare dingen plaatsvinden zal de trouwe lezer inmiddels wel bekend zijn en ook nu weer, mijn noodzakelijk verblijf in Grimbergen

Daarom stond ik, met de vracht chemicalische wijn, uiteindelijk bestemd voor een enorme handelsketen die volgens mij, volledig, ma koopt rotzooi heet, in Grimbergen te wachten om een collega.

Deze vrachten worden opgehaald voor een Belgische transportopdrachtgever te Grimbergen die zelf grote op- en overslagloodsen heeft en dat is niet dezelfde als de uiteindelijke koper.

Van de handelsfirma die de goederen koopt, moeten de goederen afgeleverd worden in Puurs, ook een transportfirma met op- en overslag.

Mijn collega en ik hebben diverse adressen opgehaald, hij in Zuid-Frankrijk, ik in de Elzas, ongeveer de helft voor Nederland en een andere helft voor Puurs, België.

U volgt het nog? We gaan verder.

Door "onze" planning werd getracht een losafspraak te maken voor twee voertuigen, want in Puurs wordt alleen gelost volgens afspraak, zoiets als bij de kapper dus.

Daar kreeg onze planner te horen dat er voor één voertuig kon worden afgesproken en twee afspraken niet mogelijk was; dat kon pas maandag weer.

Vandaar. In overleg met de opdrachtgever te Grimbergen reden wij beide naar Grimbergen, ik haalde de goederen voor Puurs er uit en sloeg die over in het voertuig van mijn collega uit Zuid-Frankrijk terwijl hij zijn goederen met de bestemming Nederland aan mij overdroeg, zodat men in Puurs één voertuig ontvangt, maar wel met twee keer zoveel goederen. Zoiets als: waarom zal ik makkelijk doen als het ook lekker ingewikkeld kan.

Welnu. Ziehier hoe ik goederen loste en laadde zonder werkelijk iets te Grimbergen te hebben achtergelaten en meegenomen zoals ik gisteren meedeelde.

De dag verder was een eitje, eerst van Grimbergen naar Zeewolde, daarna naar Amsterdam.

Onderweg nog een flinke hagelbui waardoor de weg in een leuke ijsbaan veranderde, en in de avonduren nog met een busje een spoedadresje weggebracht, midden in de stad, midden in Amsterdam, snorrend door uitgaand publiek heen.

Volgende week vertrek ik niet, althans niet naar een ergens buiten Nederland.

Even recuperen. Is dat wel een juist woord?

Aldus schreef ome Willem.


---

donderdag 19 januari 2012

De twistsmaak.

Het was een enorme chemische fabriek waar ik lading haalde, met tientallen tegelijk stonden de trucks te laden in een streek waar nauwelijks wijn vandaan komt, want het was een lading wijn, wijn van het soort waar de flessenhalzen van de kunstgrepen scheef van staan, wijn met een Franse meisjesnaam en die massaal, ook in Nederland, gedronken wordt, waar je daarna ongenietbaar en vervolgens onhebbelijk van wordt; kortom, kunstmatig verkregen wijn dus, stijf van allerlei additativen die dan tot lekker wordt gemanipuleerd.

Over smaak valt wel degelijk te twisten.

Nadat de chemicaliën waren geladen vertrok ik en reed door een prachtige omgeving, eerst door La Petite-Pierre en daarna over een bospad, nauwelijks drie meter breed, de D 113 naar Sparsbach, Ingwiller, de D 28 op en via Zinswiller naar Niederbronn-les-Bains, een schitterende route met, naast pittoreske kleine dorpjes,
zeer veel groen, rust en prachtige natuur, maar dat was eigenlijk nog maar het begin, want daarna reed ik via Woerth naar Soultz s/s Forêts en daarna kwam ik aan in Wissembourg waar ik de laatste klant ophaalde.

Daarna reed ik de route over Lembach en wat ik daarna aan schoonheid zag was onbeschrijfelijk en ook in een blik te vangen noch te filmen en te knippen, zeker in deze tijd van het jaar als de meeste loofbomen er xerofitisch bij staan, de regen met windvlagen vanuit de hemelsluizen naar beneden stort en daardoor woeste, kleine ongevaarlijke beekjes vormt die hun wegen tussen de stammen door zoeken teneinde verder in stoompjes op te gaan.

Bij een meertje, net na Lembach, zag ik tussen de bomen de witte pluimen van een groep blauwe kraanvogels, schuilend onder een uitstekende rots, staan en enkele keren nam ik een havik waar, nu natuurlijk vanwege de kale boomtakken goed te zien.
Sinds de mens niet meer leeft, maar beleefd, drinken ze helemaal niet meer wat lekker is, maar wat men als lekker krijgt voorgebekerd.

Even na Lembach kwam ik langs Chateau Fleckenstein en reed bij Hirschthal de grens naar Duitsland over, vermoedelijk de kleinste grens tussen beide landen die voor vrachtvervoer toegankelijk is en ik ben altijd blij dat ik zo ongeveer de enige ben die die grens kent, want een brede tegenligger is op dat smalle stuk allerminst welkom en het blijft erg smal tot Schonau, maar daarna al snel breder.

In de middag passeerde ik Dahn en Pirmasens, ging de weg op naar Landstuhl en kwam, rijdend in een enorm noodweer waarbij het gevaarte regelmatig windstoten te verduren kreeg, via Trier in Luxemburg aan, altijd een land waar de tank vol met knalsap wordt gegooid.

Vertel het de mensen dat wijn naar hout moet smaken, manipuleer de massa, indoktrineer, roep, adverteer, laat een paar weken zakken met houtsnippers in "wijn" hangen en roep van de daken dat dát nu lekker is en zekfs de koning drinkt. Natuurlijk valt er over smaak te twisten.

Een groot wijnkenner, Helmer O., zij ooit, dat, indien wijn naar hout zou moeten smaken, God druiven dan wel een houten schil zou hebben gegeven.

Inmiddels was het reeds aan het donkeren en dan zoek ik, als het even kan, de snelweg weer op, maar die was nogal uit de buurt, maar na anderhalf uur vond ik even voor Waremme een oprit, Brussel voorbij en na even zoeken vond ik het adres, te Grimbergen, waar ik morgen ga laden en lossen zonder goederen vandaar mee te nemen en zonder goederen aldaar achter te laten.

En hoe dát is zijn werk gaat, morgen weer.


Aldus schreef ome Willem.


---

Bergheim.

Ik kon hier wel tussendoor, maar verderop niet onderdoor.

Onderweg.

Langs de Schlursee.

Vrij.

Na een barkoude winternacht liep ik vanmorgen vroeg eerst naar de declarant op het Douaneterrein om daar enige formaliteiten af te wikkelen en omdat men mijn komst reeds had aangekondigd, lagen de papieren al gereed, waarna ik eerst langs de Duitser en daarna een aantal stempels bij de Zwitser haalde, maar toen was ik, zoals dat in ons jargon heet, "vrij".

Vrij, vrijheid, menigeen verstaat daaronder een illusie, de illusie om met vrijheid te doen en laten wat men wil, maar dat is een ernstig misverstand.

Op weg naar het losadres te Romanshorn genoot ik van de vriendelijke omgeving, ook nu in wintertijd, het was zeven graden onder nul en glooiende akkers met een afloop naar de Bodensee met rijp getooid, even voor het stadje dronk ik nog koffie, maar rond negen uur begonnen we te lossen en niet lang daarna was ik leeg.

Men denkt vrij, vrij te zijn indien men veel bezit, veel geld heeft, maar er zit juist een fundamentele tegenspraak in het wezen van rijk zijn zelf verborgen die haar verhinderd te bestaan. Hen, die men de rijken noemt zien zich onophoudelijk gedwongen om hun rijkdom te vergroten, bang om te verliezen en zij snakken slechts méér en méér naar een rijkdom die op zich niet te bezitten valt.

Leeg ging ik heen, vanuit Romanshorn, eerst via Weinfelden naar Frauenfeld en daarna over Winterthur en Embrach naar het Zwitserse Koblenz waar ik de Rijn naar het Duitse Waldshut overstak. Even later klom ik naar boven, de steile helling op naar Titisee en, boven gekomen, reed ik tussen dikbesneeuwde bossen en akkers door met fascinerende vergezichten en witte kerstkaartgezichten.

Wie psychisch, sociaal of politiek belast is, danwel diegene die ernstig gebrek lijdt, kan geen vrijheid, vrijheid in diepste zin, opbrengen, althans, dat is schier onmogelijk.

Na Titisee daalde ik af, naar, jawel, "Frei", Freiburg, de stad waar je nog steeds dwars door rijdt, en vandaar snorde ik verder, herwaarts, naar de Franse grens, dus alweer de Rijn over en dan Colmar voorbij. Even ten noorden daarvan, in Sigolsheim, had ik mijn eerste teruglaadadresje.

Vrijheid in eveneens geen bevelen, maar meer één van dienen, want tegen je eigen lichaam kun je niet bevelen "heb geen dorst", of "blijf wakker" waaruit volgt dat je met slapen en drinken het lichaam met vrijheid dient.

Vlak bij Sigolsheim was mijn tweede ophalertje, in Bergheim, wat nog een heel gedoe bleek omdat men mij een verkeerde naam had doorgegeven, maar welaan, ook daar wist ik mij kranig doorheen te bijten zodat die er rond vijf uur in zat, vijf uur, dus dat betekende dat de duisternis weer om zich heen sloeg.

Met vrijheid waarmee we ons eigen lichaam dienen, kunnen we ook aan anderen kwijt en eigenlijk is vrijheid niets anders dan smaak, de kruidige en bijzondere smaak van het in vrijheid dienen.

Door het duister ging ik verder, passeerde de Col de Bonhomme, Saint Dié en bij Baccarat draaide ik weer rechts af naar Blâmont en al spoedig kwam ik in Phalsbourg aan waarna ik nog even doorreed naar Petersbach waar ik morgen een derde klant ga laden.

De sleutelrol van de menselijke vrijheid is hierin gelegen dat hij het ik-zijn tot een minimum weet te reduceren wil hij tot de waarheid van zichzelf doordringen. Alleen wie werkelijk vrij is kan van zijn vrijheid afstand doen.

Het enige wat wij in deze wereld bezitten is het "ik", en de enige keus die we in alle vrijheid hebben is om van dat "ik" afstand te doen. Misschien is dat wel synoniem aan liefde.

Ik ben vrij, dus ben ik.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 17 januari 2012

Het duisterlicht.

Wie koffie wil drinken en daar eerst suiker in doet, merkt, dat de deze laatste oplost in de eerste, een louter natuurkundig verschijnsel.

Eindelijk een eerste krieken vanmorgen, toen ik vertrok vanuit Limburg an der Lahn, naar de stad waar de onder de pseudoniem ludwig Pfeuffer dichtende Yehudi Amachai het levenslicht zag, Würzburg, waar ik bij de multinational BASF mijn eerste klant had vandaag.

Op de fabriek moeten "sicherheidsshuhe" worden gedragen en ik loop doorgaans op klompen, ook TNO-goedgekeurd veiligheidsschoeisel, maar de portier dacht hier wat anders over.

Toen ik echter het TNO-certificaat tevoorschijn toverde en ik op mijn klompen bleef staan, trok een heel "Sigerheidscommando" van de firma uit om de bezien of ze dit wel konden toestaan, maar toen ik een test doorstond door op een ijzeren plaat te staan waarna men mij oplaadde met induktiestroom en constateerden dat de electrodelen gewoon door de klompzolen via de grond werden afgevoerd en ik dus vonkvrij werd verklaard, kon ik het terrein betreden en achteraf herinnerde ik mij dat ook Alfred Jodl hier in Würzburg geboren werd.

Duisternis kan niet zonder licht en licht niet zonder duisternis, want het licht van elke dag lost dagelijks op in de duisternis van de avond, terwijl het nachtelijke duister op haar beurt weer oplost in het dagelijkse licht, een louter natuurlijk verschijnsel.

Na Würzburg volgde een lange weg naar Windach, vlak bij Landsberg am Lech en dit laatste stadje is van niet onbesproken historisch verleden, want op het industrieterrein bevindt zich nog steeds een werkplaats voor landbouwvoertuigen onder de naam Mengele, lange tijd eigendom van de "zoon van" en inmiddels gedreven door "de kleinzoon van". Jozef Mengele, die na de nederlaag van Duitsland aan het recht wist te ontkomen, zelfs rond 1972 één keer met een valse identiteit even in Landsberg terugkeerde, maar uiteindelijk, door Het Recht, vermoedelijk rond 1985, alsnog werd ingehaald.

Het licht impliceert dat het donker mogelijk wordt, duisternis als lichtgebrek en het wordt steeds donkerder.

Het was wel even afzien, een lang stuk snelweg, maar nog een eind voor Ulm hield ik het even voor gezien en snorde onder een behaaglijke winterzon van Ellwangen en Nördlingen naar Donauwörth alwaar ik de rivier over stak, mij intussen afvragend, welke verklaring de eerste mensen, die hier ronddoolden, zouden kunnen hebben gehad voor het feit dat bijna alle rivieren in hun omgeving van oost naar west, maar alleen deze hier, van west naar oost stroomde.

Het is met name Vincent van Gogh die, intensief kijkend naar de schilderingen van zijn voorgangers, constateerde dat het met de eeuwen steeds donkerder wordt en dat is geen aantrekkelijk vooruitzicht, want albsoluut donker is uiteindelijk het niets.

Nadat ik ook onder het kasteel van Donauwörth reisde, volgde nog Augsburg, stad, vernoemd naar Keize Augsustus en waar de vader van Mozart alsook de schilder Holbein werden geboren, waarna ik via Landsber am Lech in voornoemde Windach een tweede adresje aan goederen hielp, en hop, weer verder, via Memmingen naar het even verderop gelegen Kißlegg, waar de laatste klant voor vandaag, terwijl het al weer donker was, nog zijn spullen kreeg.

Al denkend over het duister denk ik dat het denken ook in 't donker plaats vindt; in ieder geval kent een ieder wel de donkere krochten van zijn gedachten, de duistere uithoeken van zijn overpeinzingen en wat dat betreft vermoed ik dat een ieders duistere gedachten misdadig is, zei het dat het bij de duistere gedachte bleef en vinden het geen bezwaar dat ze niet in de greep komen van het licht, opgelucht dat het licht er niet bij kan.

In de laatste anderhalf uur kwam ik over Ravensburg, de stad bekend om zijn legpuzzlefabriek, dezelfde fabriek dat rond 1955 als eerste kwam met het zogenoemde memoriespel en ver daarvoor, net na het verschijnen van Jules Verne,s boek "Een reis om de wereld in 80 dagen, ca. 1880)" als één van de eersten met een bordspel kwam wat op genoemd boek was gebaseerd en "Die Reise um die Welt" heet, waarna ik bij Meersburg de boot op ging naar Konstanz en niet lang daarna stond ik stil, op de grens, de grens Konstanz-Kreuzlingen.

Als het donker is, wordt het licht, en daarna wordt het wederom duister.

Wat wordt, is niet, was is, is er, al is het een worden.
Donkere woorden waar je licht bij nodig hebt, het zout zit opgelost in zee.

Aldus schreef ome Willem.



---

Beieren.

Bij Donauwörth.
De kou straalt van het landschap af.

Donker.

Boven mij de noorderkroon en de ossenhoeder, vanmorgen vroeg, toen ik in alle stilte en koude ijzigheid naar mijn DAFje snelde, het laatste stukje weer links af met zicht op de zuidwestelijke hemel waar ik zag hoe mars langs regilus in de leeuw scheerde en daar achteraan de maan en, vlak bij spica, saturnus, die zich maar moeizaam naar de horizon begaven, de horizon die ze nooit meer konden halen want voor die tijd werden ze verzwolgen door het opkomende morgenlicht, licht dat sterrenlicht verbleekt.

De geringe geluiden, uitsluitend door mij veroorzaakt, hadden door de vrieskoude een schelle klank omdat koude lucht minder water bevat, mijn vingers waren, ondanks de oranjerode Unox-wanten, stijf van de kou en zo kwam ik aan bij het voertuig dat er nog net zo bij stond als vrijdag, toen ik hem daar verweest achter liet.

Vrijdag nog, vertrok ik, ook al vanuit het donker uit Lure waarna vlak voor de afdaling naar Remiremont, in Demoiseles, koffie met een pain chocolat werd genuttigd en daarna weer verder, Nancy, Metz en tot slot vanwege een opstopping op de grote weg over de oude grens Evrange Luxemburg in gereden en daarna, na een paar uur, was ik alweer snel thuis, vanmorgen vroeg ging ik weer, eerst op weg naar Amsterdam, lossen, laden, garage en dan in de middag weer op weg, eerst naar onze oosterburen waar ik, alweer, in het donker aan kwam en nu boven mij de stier en tweeling, die wel de einder halen voordat ze in het licht worden opgenomen.

Merkwaardig: in het duistere donker staan lichten en hoe meer het duister toeneemt, hoe helderder de lichten, maar als het duister door het daglicht wordt verdaagd, zijn zelfs de helderste lichten niet meer te zien.

Het duister, te donker voor een oorsprong, komt uit geen enkele bron.

Aldus schreef ome Willem.
---

zondag 15 januari 2012

Foto's afgelopen week.


nog een mooie foto van Kranj, slovenië.



En hier het dorpje Lurisia, onder Turijn, tegen de Franse grens aan.



En daar blijkt inderdaad een aardig optrekje te koop te staan.



Op de terugweg kreeg ik nog een mooi zicht op Mondovi,



Waarna ik, op weg naar Fossano, langs een mooie spoorbruk kwam waar ik twee plaatjes van heb.








Hier Piobesi, nabij Turijn



En vervolgens gaan we terug door het dal naar Aosta.



En daarna naar boven, de bergen weer in, op weg naar de Gran San Bernard.










En dan weer naar beneden via de Zwitserse kant,



waar een ongeluk plaatsvond.



De volgende dag bij de grens Frankrijk-Luxemburg. Weinigen zullen dit nog herkennen als de voormalige hoofdweg en de grenspost Evrange.




En tot slot, de stad Luxembourg zelf.

Het -oude- douaneterrein van Aosta.

Hier hebben veel truckers wel herinneringen aan. Een Italiaans douaneterrein was altijd een ontmoetingsplaats. Maar nu is er bijna niets meer van over.


Sirenella




Op de vroege morgen in Palazzola, even een bakje koffie.

donderdag 12 januari 2012

Kleurverschil.

Schrijven wij eenzelfde zin, met zwarte inkt, een regel van ongeveer tien woorden, de eerste in blokletters, de tweede in sierlijke schuine schrijfletters, en vervolgens dezelfde woorden met rode inkt.

Koud was het wel, vanmorgen, maar de lucht was kraakhelder en vanwaar ik had geslapen was het misschien twee minuten rijden geweest toen in bij de laadbron aankwam.

Bron, want het product wat ik hier ging laden was water, bronwater, dozen met én dozen zonder prik, twee pallets en zo op de vroege morgen zaten die er rap in en op weg ging ik weer, via Mondovi richting Fossano waar de weg tot twee keer door een diepe kloof, een gescheurde aarde, loopt, een fascinerend gezicht waarvan ik telkens weer onder diepe indruk kom, die enorme kloven, alsof de aarde hier aan buikscheur leed.

Mensen kunnen lezen, anderen weer niet, of lezen half. We leggen het papier met de daarop geschreven zinnen aan een paar van hen voor, die kunnen lezen en die niet kunnen lezen.

Het tweede adres was in Piobesi, een laadadres waar ik wel meer kom en waar de kar vervolgens weer af werd geladen en zo, voor de middag, vertrok ik naar Aosta om aldaar een document te laten maken om dan Zwitserland te kunnen doorkruisen.

Er blijkt verschil tussen de lezers en diegenen die niet lezen. De lezers zien vier keer dezelfde zin en verder zal hen niet onmiddellijk iets zijn opgevallen, maar de niet-lezenden, die niet weten wat er staat, zien direct dat er met twee kleuren werd geschreven én dat de twee zwarte en twee rode zinnen ook nog eens onderling in vorm verschillen, althans, dát heeft voor hen betekenis.

Het was moeilijk voor te stellen dat het nog geen half januari was, want de zon scheen overdadig en als ik niet beter wist zou ik verwachten dat elk ogenblik de bomen zouden uitbotten, voorjaar, maar ook ik weet; de winter moet nog beginnen!

Wie niet lezen kan, merkt alleen de verschillen op. Degene, die lezen kan, vindt de verschillende kleuren en lettertypen gelijk, want de zin is immers dezelfde.

Nadat het document gereed was, trok ik het hooggebergte in waar pas halverwege de eerste echte sneeuw te vinden was, maar dat was even anders toen ik aan gene zijde, de Zwitserse zijde, kwam, dat meer in de schaduw ligt. Daar was de sneeuw talrijk aanwezig, tot aan Martigny aan toe, maar daarna, toen ik de weg naar Lausanne reed, niets meer, maar toen ik het dal van de Valais uit reed en ik bij het Meer van Geneve kwam ondervond ik mist op mijn weg. De hoge bergen aan de overzijde waren niet meer te zien, terwijl het laatste zonlicht van vandaag er voor zorgde dat de grijze mist en daaronder het grijzere water melancholiek terugschitterde, alsof de lucht verrukt was van blijdschap, van majesteit en van zulke voorname aanblik werd ik in mijn radio-stille cabine diep ontroerd.

Wie heeft ervaren de dingen zo te zien als de lezers van die ene zin, ervaart alle dingen en gebeurtenissen, hoe mooi of hoe vreselijk ook, altijd als uitstraling van hetzelfde, het tedere, het eindeloze, als schoonheid.
Niet lang daarna snorde ik door donker Frankrijk en reed nog via Pontarlier naar Lure, maar toen zat het er weer op voor vandaag.

Bij een in rood geschreven zin zien zowel de lezer als de niet-lezer de rode kleur, maar de tint heeft niet voor beide dezelfde betekenis, of met andere woorden: een niet-lezer ziet en ervaart een diepe kloof, een aardscheur, tussen de kleuren vrolijkheid en droefenis, vreugde en verdriet. Een lezer ziet die kleurverschillen ook, maar leest ze als dezelfde zin, dezelfde oorsprong.

Aldus schreef ome Willem.


---

Rocceforte

Dit is toch werkelijk een aardig "op"trekje?

Ongeluk.

Dat ging daar goed mis. Afdaling Grand San Bernard.

Te koop!

Dit optrekje is te koop, makelaar lurisia.

woensdag 11 januari 2012

De schildering.

Stelt u zich een weg voor, tweebaans, zonder zijkanten, doorgaans bermen geheten, niet al te breed, ongeveer zeven meter en dat lijkt mij niet een al te grote opgave.

Aan de weg links of rechts, afhankelijk van welke kant men komt, een toerit naar een grote fabriek. Achter de slagboom van de fabriek een parkeerplaats waar wel twintig wegreuzen, vrachtwagens, kunnen staan. Het zal vermoedelijk niet onoverkomelijk zijn dit tafereel met uw gedachten in te kleuren.

Maar eerst, net voor de spits, kachelde ik, na de Mingio, Oglio en Adda te zijn overgestoken, Milaan binnen, de noordring, tangenziale nord, op om bijna aan het einde rechts af te slaan, richting Palazzolo Milanese en omdat ik toch wel erg vroeg was, stopte ik bij de koffiestop "Sirenella" om tussen divers gepluimeerd italiaans kakelend werkvolk een cappucino met een kleine versnapering tot mij te nemen.

Daarna lossen, eerst dus in Palazzolo, daarna voorbij Varese, in Besnate en nog in de morgen Buscate, niet ver van Novara waarna ik verder reisde, de grensrivier Ticino (spreek uit titsino en niet tikino. Dat laatste staat zo dom) over, rechts van mij verleidelijk hoge bergen met witte toppen in een doorzichtige nevel gehuld en links van mij een bijna hete januarizon, op weg naar het laatste losadresje deze week, in Settimo Torinese, vlak bij Turijn dus, aan een niet al te brede, de zonet door u ingekleurde, tweebaansweg met de toerit links van mij.

Even na enen kwam ik er aan en bleef op de rijstrook staan omdat de fabriek de regel stelt dat onder etenstijd, dus dat was tot twee uur, niemand door de portier mocht worden binnengelaten, net ook op het moment dat het eerste blok van vier en een half uur door mij werd gereden en ik hoogstens nog een twee minuten verder mocht en kon rijden.

Natuurlijk stond ik voor de overige tweebaansweggebruikers aardig in de weg, maar ja, het zei zo en na verloop van enige minuten stopte er een politie die mij vroeg waarom ik toch zo bleef staan.

Mijn uitleg volgde, en knikkend begrip van de agent die het ook evenzo zot vond, waarna hij vertrok.

Na weer een paar minuten parkeerde een nogal patserige meneer, en, wat al gauw bleek, een schreeuwerd, die mij sommeerde het DAFje te verplaatsen, maar ik bleef doorlezen in mijn boek.

Na veel geschreeuw, in woorden die ik niet wilde verstaan, dreigde hij de politie te bellen en even later gaf hij gehoor aan zijn dreigement.

Kwart voor twee arriveerde de politie, maar nu twee andere agenten die mij wederom vroegen naar de rede van mijn bestaan waarna weer uitleg van mij volgde en ik bovendien aangaf dat twee collega's het blijven staan goed hadden gekeurd. De agenten informeerden en wilden schouderophalend vertrekken, maar de schreeuwerd naast zijn lelijke voorwieldrijf ging compleet uit zijn dak met schelden en dreigen, dusdanig, dat de hermandad besloot hem in te rekenen en hem af te voeren, terwijl zijn verhikel op de rijbaan, net voor mijn truck, zielloos achterbleef

Om twee uur reed ik de poort binnen terwijl ik rond vieren pas het ene palletje wat ik voor hen had, kwijt was terwijl ik vanaf het fabrieksterrein zicht had op de betreffende tweebaansweg waar ik terloops zag hoe de achtergebleven auto door een kraanwagentje werd weggesleept.

Glimlachend om het weinig verheffende tafereel reed ik vanuit de toerit de tweebaansweg op terwijl in de CD-speler nog een schijfje zat die ik graag had willen beluisteren, maar omdat de radio defect is, moest ik de klanken er maar zelf bij bedenken terwijl ik voort ging, op weg naar mijn eerste teruglaadadres, nog onder Mondovi en dat als het waren tegen de Franse grens aan ligt.

Onderweg kwam ik langs de stad die ik altijd in verband breng met de kleinzoon van Venus, Alba, en bedacht mij hoe het mogelijk was dat een vijftien-jarig jochie in slechts een paar weken tijd voor de bruiloft van Maria Theresia en, naar ik meen, Frederik de Grote, een opera kon schrijven dewelke tegenwoordig drie compactdisquen beslaat en daarbij dat alle muziek ook nog voordien werd ingestudeerd!

Zonder radio-Cd-speler, maar met de zo nauwkeurig mogelijk geschilderde muziek tussen mijn oren bereikte ik in het donker het minuscule dorpje Lurisia aan een doodlopende en tegen de bergen vastlopende weg, het dorpje waar ik morgen wat ga ophalen voor Nederland en zowaar, in het dorpje zelf Amadeus, een geriefelijk en idyllisch klein restaurantje waar ik mij tegen geringe betaling wat lekkers toeëigende, maar Asciano in Alba en de stem van Silvia hoorde ik er niet.

Inmiddels weer terug bij het mobiele hotel voor de nacht, het is donker, aardedonker en zie bijna boven mij de stier en de Orion, en verder naar het oosten meen ik Saturnus te zien terwijl de beide Ursussen onbewegelijk naast de pleiaden van boven af op mij neerzien

En onder het schilderen van allerlei roerselen trek ik de gordijnen maar eens dicht. Een mens maakt wat mee op een dag, en dan heb ik nog lang niet alles verteld!

Aldus schreef ome Willem.



---

Pralormo.

In ondergaande winterzonnevuur.

Sinerella.

Koffiedrinkend publiek op de vroege morgen, in bar "Sinerella, anno 1972".

Padova.

De ondergaande zon op 10 januari 2011.

dinsdag 10 januari 2012

Snelweghappen.

Troosteloos, dat was wel het juist woord voor de dag van gisteren, grauw, grijs, nat en kil en daarbij ook nog een defecte radio en omdat solo a capelle zingen niet iets is wat mij ligt, vulde, afgezien wat snorrend motorgeronk, stilte de hele weg het stuurhuis.

Tel daarbij op dat ik vanwege het ontbreken van goede alternatieven ook nog eens veroordeeld werd tot het rijden van snelwegen, autobanen, en dan weet u ongeveer hoe mijn humeur er aan toe was; zwartgallig als het nimmerweer om mij.

Maar goed, vreugde en verdriet zijn, beide, voor ons even kostbaar, ondanks dat ik vanmorgen vroeg weg reed, door het donker en weerbarstig snertweer, richting Salzburg, de (geboorte)stad van Mozart waar de muren van de oude stad zijn frivole muziek uitademen, maar helaas, om zes uur in de morgen valt daar weinig van te genieten, want verder ging het, de weg naar Villach op waar naarmate ik hoger de Tauernalpen op reed, de regen plaats maakte voor sneeuw, enorm veel sneeuw en niet erg veel meer waagden het nog verder te rijden zodat ik in volstrekte eenzaamheid aan de eerste van de twee doorgaande tunnels kwam.

Door de vreugde dringt in onze ziel de schoonheid van de wereld binnen en door verdriet komt zij in ons lichaam en het is niet goed beide met elkaar te vermengen.

Uiteindelijk wist ik de sneeuwzone te trotseren, daalde af via Spittal naar Villach waar ik ook nog eens Wenen en Klagenfurt samen op één bord genoemd zag, kan het nog erger?

Is er iets mooier dan de kortstondige sneeuwduinen op de eeuwige plooien van de alpenhellingen? De bergen met hun sneeuw zijn er niet minder mooi om wanneer wij weten dat er mensen in omkomen, haar schoonheid is juist des te treffender! Immers de natuur gehoorzaamt zonder te beseffen.

Het kan nog erger, want nadat ik, nog steeds vertoevende op de Europese snelwegjungle, door de Karawankentunnel reed en in Kranj de eerste -en laatste- klant voor vandaag wegbracht en ik daarna via Ljublijana verder ging, volgde ik een tijd lang de borden met de desolate naam Trieste. Nou, zo kon het wel weer.

Slovenië, ik kwam er in de zestiger en zeventiger jaren, toen nog een deel van Joegoslavië, een prachtland, maar van weleer lijkt niets meer over, zo gemoderniseerd dat niets meer aan die tijd van toen doet herinneren: de smalle wegen, de Zastava's, de stoomtrein op het station van jessenice, de lage prijzen. Niets meer...

Of? Ja toch, toen ik langs Brnik kwam en de vooral links aflopende bergrug zag, de glooiende hellingen en het lege achterland in het dal, leek het net op de plaatjes die Georg Remy tekende op de laatste bladzijden van zijn boek Raket naar de maan, die paar plaatjes waar Haddock, Wolf, Zonnebloem en Kuifje in de avonduren met oude trucks naar de raket worden gebracht en ik voelde het weer even: ik ben terug in Slavië!

Dus het was vandaag niet alles kommer en kwel, want na Spittal zag ik in het zuiden de zon al doorbreken, de zon, die verder de hele dag bij mij bleef en steeds feller en warmer ging schijnen.

Alle verschrikkelijke dingen die in de wereld voorkomen zijn als de plooien in de bergen, het vallen van het water, het neerdalen van de sneeuw, de werking van de zwaartekracht, daarom zijn ze mooi en soms kan een anekdote of een gedicht die schoonheid tastbaar maken.

Langs Postojna ging de reis, het Postojna dat nietsvermoedende grotten en spelonken in de achterliggende bergen heeft dewelke een grote rol speelden in de partizanenstrijd tegen de nazi's en een uur later reed ik al weer in Italië rond.

Over de bruggen van de Isonszo, de Tagliamenta, de Pavia, Brenta en Adige, rivieren die de gevallen alpensneeuw af doet vloeien in de Adriatica, op weg, voortsnellend in westelijke richting, maar de weg is daar erg lang, en vaak ook recht.

Het was tussen Vicenza en Verona toen de zon langzaam als een vuurrode kogel achter de kim verdween en het duurde toen niet lang meer of ik hield halt bij de stad van waaruit de laatste echte koning van de Longobarden, Desiderius, heeft geregeerd, totdat hij werd verslagen door Karel de Grote die natuurlijk, naast vele andere titels, ook toen de titel van Longobardenkoning op zijn revers erbij prikte.

De naam van de streek herinnert er nog aan, Lombardia en ik bevind mij, voor zover nog niet duidelijk, in Brescia, het begin- en eindpunt van de voorheen beruchte autorace de "Mille miles".

De man die met gevoelens van tederheid kijkt naar de borduurnaald die zijn gestorven vrouw, van wie hij zielsveel hield, hanteerde. De moeder, die vol herinnering de gebarsten vaas streelt en nog precies weet hoe boos ze wel was toen haar zoontje, die er nu niet meer is, deze omgooide.

Vreugde en verdriet, even kostbaar. Zo krijgt twee dagen snelweg happen ook zijn zin.

Aldus schreef ome Willem.

---

Kranj.

Slovenië.

maandag 9 januari 2012

Maandag, 9 januari 2012.

Nog even terug naar vrijdag, de douane, waar ik mij vrijdagmorgen vroeg aanmeldde om een document op te laten maken voor Noorwegen.

Geloof het of niet. Ook daar in Ronq, aan de
Frans-Belgische grens, kon, vermoedelijk om dezelfde redenen als de dag ervoor in Saint-Etienne, ook geen uitvoerdocument worden opgemaakt en het grappige is dat ze daar dan na een uurtje of drie eindelijk eens achter komen, dus vertrok in dan maar zonder de benodigde documenten richting Dordrecht waar ik de spullen in een havenloods achterliet terwijl de opdrachtgever dan wel achter de documenten zal gaan jagen waarna ze na verloop van tijd verder naar Noorwegen verscheept kunnen worden. Al met al zes uur wachten op papieren die ik nooit kreeg, ook dat is het leven van een vrachtrijder anno 2012.

De vracht was er in Dord snel uit waarna ik naar Amsterdam vertrok om de vracht voor vandaag te laden, de vracht waarmee ik vanmorgen vroeg door weer en wind vertrok en de eerste twee klanten, te Stuttgart en Ulm, zijn er reeds uit en daarna reed ik verder, tot voorbij München en ik sta alweer klaar om morgen vroeg weer verder te gaan.

Een troosteloze dag vandaag met kille regen, geen vrolijke dag en daarbij blijkt mijn radio opeens ook stuk te zijn.

Een dag dus, om maar snel te vergeten.

Aldus schreef ome Willem.



---

zaterdag 7 januari 2012

Deze week in beeld.

Hoewel een niet al te spectaculaire reis, een paar plaatjes die het beeld bepalen.



Op weg, vanaf Aubange naar Verdun.



Aankomst in Verdun vanaf de heuvels.






Aankomst en vertrek uit Bar le Duc.



Bij Saint Dizier moet ik deze brug over.


Waar een uit de oevers tredende rivier onderdoor stroomt.





En daarna kom ik aan in Brienne le Chateau.



De volgende dag, één van de vele loodsen van de oude Michelinfabriek



Daarna door Noirétable.



Waar ik een foto van de truck neem.




Hier op de weg van Montbrison naar Saint-Etienne met rechts de heuvels van de forez.



Bij Ambuzieux, een aparte, moderne brug op de nieuwe rondweg.



Hier weer de heuvels van de Forez, maar nu vanaf de andere kant van de Loire, gezien vanf de weg tussen Feurs en Montrond.



En dit ís dan die weg, de oude N-7, net buiten Saint Etienne.



Hier even binnen, in de routier op de driesprong Bourges-Parijs-Nevers. Aan de achterkant hangt de foto van de oude situatie van de toen al bestaande routier uit 1955.



Dit is dan die foto, weliswaar niet al te best, maar toch. in de linker onderhoek nog een klein fotootje met de situatie uit 1930.



En hier de routier zelf, wat onscherp, vanuit Nevers. Recht door Parijs, scherp links, Bourges.