Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 31 maart 2011

Snakken.

Ach, over de route hoef ik u niets meer te schrijven omdat die al diverse keren door mij werd opgetekend. Dommodossola, Pontarlier, Nancy en Weiswampach, maar ik vroeg me wel af hoeveel keren ik deze route heb gereden en ik kan mij herinneren dat ik er mee begon rond de tijd dat er een brand uitbrak in de Gotthardtunnel en die was, als ik het wel heb, najaar 2001.

Met een -grof geschat- gemiddelde van één keer per maand zal dat al gauw honderd keer zijn dus inmiddels durf ik de stelling wel aan dat ik de route wel ken.

Vanmorgen voor achten mijn papieren afgegeven bij de declarant die daar een transit-document mee kan maken, maar door een computerstoring moest ik tot na negenen wachten voordat ik kon vertrekken waardoor het hedenavond erg laat werd. Een prachtig zonnetje aan het begin van de dag, maar hoe meer westelijker ik kwam, hoe grijzer en toen ik Frankrijk binnen reed zelfs natte sneeuw. Dat grijze bleef de hele dag zodat het voorraam weer lekker schoon is geworden.

Inmiddels breekt de lente traag, langzaam maar zeker, door; op de bergflanken in de Valais ontwaarde ik lichtgroene bollen tussen de overwegend nog grijsbruine hellingen terwijl de Larixen nog geen lenteteken gaven.

Het allermooist was het dal van de Moselle tussen Nancy en Metz waar de meerderheid van de bomen reeds overladen zijn van soms ragfijn nieuw groen met daartussen gele, rode diepblauwe en witte kleuren van in bloei staande heesters en bloemen dus dat was weer even genieten, vooral omdat de neerslag er een extra frisse teint aan gaf.

De groen wordende bomen, heester en planten, willen, snakken naar groen worden, naar bloei, en ook de naar lente en zomer verlangende mens snakt, samen met de natuur, naar lente, naar meer, maar hoe zit dat nu? We constateren dat ze, de bomen, net als wijzelf, bestaan, want wat niet bestaat kan ook niet willen, laat staan ergens naar snakken.
Maar wat al bestaat, wat zou dat nog naar het bestaan snakken?
Hoewel: we zijn er, maar ik denk toch dat we het verlangen nodig hebben om er te zijn als we wensen te blijven.

Ach, laat maar, het is laat. Ik ga slapen.

Aldus schreef ome Willem.

---

woensdag 30 maart 2011

Op weg naar Parma.

Net als de naastgelegen autostrada is de oude weg naar Parma kaarsrecht.
---

Fattoria.

Waar je allemaal lekkers kan kopen. Op de oude weg tussen Parma en Piacenza.
---

Bijna.

Volgens Chagiga is deze wereld door wijsheid, verstaan, rede, kracht, straf, macht, rechtvaardigheid, oordeel, liefde en mededogen tot stand gekomen, de wereld waar ik, en meerderen met mij, regelmatig op doorreis ben. En ik behoor nu eenmaal tot die kleine minderheid die geen geloof hecht aan de bewering dat de aarde rond is omdat dit louter een voortzetting is van Romeins gebruiksdenken.
Een ronde, in zichzelf gekeerde bol, rondtollend in een ruimte, afgrond, zonder bodem, zonder grond en dus zonder zin en doel.

Flauwekul allemaal, hoe komen ze er bij en als er ooit de uitspraak van René Girard "In menswetenschappen is het altijd zo, dat de meest twijfelachtige zaken dermate zeker worden voorgesteld dat twijfel en niet meer kan binnendringen" van toepassing is, dan hier wel!

Vanmorgen weer verder gegaan, vóór de file van Milaan west naar Milaan oost gereden en toen even richting Lecco.

Daarna deed ik drie dorpjes aan: Germo di Lezno, Bussero en Tavazzano waar ik allemaal een beetje handel achter liet, terwijl ik in Siziano reeds de eerste spullen voor Nederland in de kar zette.

Daarna reed ik langs Lodi, de stad waar in een grijs verleden, circa 1450, ooit nog eens één of andere vrede werd getekend tussen Milaan, Napoli en Firenze, waarna ik een stukje snelweg nam tot Fidenza Salsomaggiore, de oude weg naar Parma op ging en in Nocere nog meer spullen er in, zoveel, dat de deuren nog net dicht konden. Op de oude parmenzaanse (heeft niets met "Zaanse" te maken) weg even langs een commestibeleszaak geweest waar ze parmenzaanse kaas, culatello en ander lekkers in huis hadden, en ja, ik kon het natuurlijk weer niet laten.

En toen weer verder terug, Milaan voorbij, richting Alpen waar ik nu lekker rustig tussen sta en op de hele reis heb ik van de aarde als bolletje totaal niets gemerkt.

De mensheid is dwaas geworden en die dwaasheid is de laatste 500 jaar in rap tempo toegenomen, vanaf de tijd dat men de aarde rond verklaarde.

Maar ja, ik ben natuurlijk weer een roepende in de woestijn, of, toepasselijker, een jodelende tussen de Alpen, Alpen, de enige die mij thans instemmend toeknikken en antwoord geven. Mijn stelling, mijn overtuiging maakt mij eenzaam, net zo eenzaam als de maan, de maan die als flinterdunne schil door een dun wolkendek te zien is terwijl de sterren door datzelfde wolkendek aan het oog onttrokken worden zodat ik mijn eenzaamheid met haar kan delen.

Maar er zal een tijd komen dat men meesmuilend en grinikkend zal zeggen: "Die lui van toen, tussen de vrede van Lodi, 1450 en tot het uitéénvallen van de Europese Unie, 2150, beweerden 700 jaar lang dat de aarde rond was en ze geloofden het ook nog allemaal!".

Bijna allemaal.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 29 maart 2011

In de afdaling.

Fascinerend gezicht.
---

Simplon.

De sneeuwvlakte.

---

Simplon.

Op weg naar boven.

---

Castalanze.

De eethut met "Kojac" achter het fornuis.
---

Water.

Ze waren er al voor zevenen, daar in Regensdorf en ze namen de goederen snel in ontvangst, zodat ik er snel nog eentje in Sursee uitgooide om daarna door het Emmenthal en langs de Gruyere naar het zuiden af te zakken, langs het Lac Lèman en dan weer over de Simplonpas, waar het nog gewoon sneeuwballentijd is, naar Italië en vlak voor Milaan, in Castalanza, bij een eettent waar een Kojak-achtige meneer het eten klaar maakt en op dient, het voertuig stop gezet tot morgen vroeg.

Onderweg nam ik water waar in eindeloze verscheidenheid; water in beken, watervallen, regenwater, water in de kolkende Rhône, water in het lac, water in het Lago en, op de bergtoppen, water in vorm van sneeuw, water in de Toce en de Ticino, maar de wetenschap meent dit allemaal te moeten reduceren tot H2O wat natuurlijk onzin, ja, zelfs afgrijselijk, is.

De in de wetenschap gelovende mens meent dat drinkwater, wijwater, water uit de pomp, waterkraanwater, bronwater, doopwater, grondwater, water in de stofbom, regenwater, zwemwater, spoelwater, chaoswater, gekanaliseerd water en zeewater allemaal één pot nat is en allemaal valt onder die sterile code: H2O.

Verraad, Verraad!!!

Zo wordt water toch gedegenereerd, gedenatureerd, gedegradeerd, dus gelijkgeschakeld, genivelleerd water, water voor iedereen, water voor niemand, allen drinken wij, wassen wij en baden wij ons, volgens die occulte formule, in dezelfde oxide!

Maar ik weiger toe te geven aan dat verraad!

Het klaterende water uit de gutsende bergbeek uit de flanken van de Simplonpas is anders als het water van de Ticino, weer heel anders als dat van het rimpelloze Lago Maggiore en dat is weer anders als het water van het kabbelende Lac Lèman, anders dan het water uit die plastic fles mineraalwater dat ik vandaag dronk, anders dan de groengekleurde bergbeek bij Gruyere en anders dan het water van de zilte regen uit het zuiden en ook weer anders dan het water in uw en mijn lichaam, water als ziel van mens en dier, dat water, is héél anders dan het water van het tankstation waar ik mijn spiegels mee reinig.

Geen druppel is gelijk, zelfs geen twee druppels!

Aldus schreef ome Willem.
---

Lac Leman.

Montreux in de voorjaarszon.
---

maandag 28 maart 2011

Kwinten en octaven.

Langzaam wordt het donker, hier, in het kleine dorpje Regensdorf, net even boven Zürich waar straks de wolken mij het zicht op de sterren zullen ontnemen.

Zo vertrek je nog uit duister Nederland, rijdt met zonsopgang langs Mönchengladbach en in de morgen door de bergen voor en na Koblenz waar de wegbermen gesierd worden met witgekleurde heesters, lost een klant in Vaihingen net voor Stuttgart, tuft vervolgens over langzaam maar zeker groen wordende heuvels via Singen naar de Zwitserse grens, doet daar de douaneformaliteiten, en zo ben je hier.

Morgen vlak om de hoek iemand van pakjes voorzien en terwijl ik door een verkeersluwe straat loop, hoor ik de laatste vogels hun lied, hun Hoge Lied, zingen en ik vraag me af in welke toonaarden vogels fluiten.

Houden zij zich aan de voor ons gebruikelijke toonladder C D E F G A B, en zo ja, in welke stemming? Kunnen vogels, of zijn er vogels, die a-tonaal zingen, dus zonder grondtoon, zonder basis, zonder vertrekpunt en geen punt van aankomst alsmede geen enkel verschil tussen dissonant en consonant, geen herhaling en zonder melodie, of is hun gezang altijd en louter tonaal en dan met een chromatische toonladder?
Alle 12 tonen van zo'n ladder zijn door opeenstapeling van vijftoons kwinten te vinden.

Een octaaf omvat acht tonen, zeven intervallen: vijf hele tonen en twee halve tonen, samen dus zes hele toonsintervallen.

Zeven octaven omvatten dus zeven keer zes hele tonen, dus 42 intervallen.

Als men 12 kwinten op elkaar stapelt komt men dus bij de zevende octaaf terecht.

En toch is dat niet juist.

De verhouding bij de kwint is 3:2, bij een octaaf 2:1.

Zouden twaalf kwinten terecht komen bij de zevende octaaf, dan zou dus (3/2) tot de macht 12 gelijk zijn aan 2 tot de macht zeven

Maar dat is niet zo.

(3:2) macht 12 is 531 441
2 macht 7 is 524 288.

De getallen zijn ongelijk en het verschil laat zich horen als dissonant van een krassende kraai, vermoedelijk de enige vogel die met zijn klank doet denken aan de a-tonale muziek van de in Wenen geboren Arnold Schönberg.


Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 26 maart 2011

Amsterdam.

Concertgebouw.
---

Happen.

De dagen verglijden met gezwinde spoed en ook deze dag, de joodse sjabath, is weer voorbij, gevolgd door de christelijke rustdag, een dag waarop even niets hoeft.

Na mijn avontuur in Brussel met van alles bezig geweest, Hengelo en Amsterdam bezocht, naar de radio geweest om te verhalen over de resultaten en natuurlijk wat gewandeld en gefietst want je moet ook wel in beweging blijven.

Vreemd genoeg ben ik aan één voornaam ding niet toegekomen, helaas, en dat is wel een minpunt voor deze week, want het schaakbord werd niet aangeroerd. Maar goed, we hebben morgen nog, dus wie weet, want daarna komt het er niet meer van, want dan ga ik weer asfalt happen.

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 23 maart 2011

De presentatie van professor Thierry Granturco.

Kijk vooral vanaf plaatje 25!! Ook 32 3n 33 zijn verbazingwekkend interessant!
De presentatie is in het Engels en heeft betrekking op de rij-rijden en de interpretaties er van.


Alles downloaden
willem heeft een online bestand gedeeld dat is opgeslagen op SkyDrive. Klik bovenstaande link om het bestand te openen.

De zaal.

De grote vergaderzaal, zoals we die allemaal uit het "nieuws" wel kennen.

---

Fort Europa??

NEE, dit is niet Fort Europa NA de conferentie.

Maar zal het er ooit ook ongeveer zo uit gaan zien??

---

Fort Europa.

Verheven, midden in Brussel. Is dit nu mooi?

---

De ingang.

In alle talen.

---

Fort Europa.

Van buiten ondoorzichtig glas.
Dubbelzinnig.....


---

Enkele andere sprekers.

Met baardje, Marco Digioia van UETR, geheel recht vooraan professor Thierry Granturco die sprak voor CORTE.
---

Nederlandse bijdrage.

Marius van der Valk, geheel links in beeld, licht de grieven toe.
---

De transportcommissie.

Van links naar rechts: Hella Ranner, Peter van Dalen en Zoltan Kazatsay met naast hem vermoedelijk zijn secretaris. De grote overhandigde wekker is duidelijk te zien.
---

Fort Europa.

Gisteren was een eigenaardige dag voor mij, want ik deed mijn intrede in Fort Europa, de zetel van het Europese Parlement te Brussel en dat niet zomaar als bezoeker. Nee! Om negen uur vertrok ik vanuit mijn woonstede en haalde nog twee transportgeïnteresseerde mensen op, één heer uit Rotterdam en één dame uit Zegge waarna we vertrokken en doorreden naar Brussel. 

Na het voertuig ergens te hebben achtergelaten, te voet gegaan naar het enorme, vooral glazen, bastion en ons daar aangemeld om de conferentie "Conference_Social Rules in Road Transport" bij te wonen en we hadden ons al een week geleden aangemeld. 

Bij aankomst wist echter niemand van onze komst af, we werden van het kastje naar de muur gestuurd zodat we, na een uur tussen de diverse entrees te hebben rondgezwalkt, maar de conferentieleidster, mevrouw Hella Ranner, opbelden die uitkomst bood waarna uiteindelijk de juiste entree en de juiste zaal werd gevonden, maar deze eerste, primaire, ervaring met Fort Europa heeft mij wel het onbestemde gevoel gegeven dat er organisatorisch héél wat te verbeteren valt. Als zelfs zoiets eenvoudigs als een komst van aangekondigde personen niet goed geregeld kan worden, kun je inderdaad vraagtekens zetten bij het vermogen tot organiseren van de organisatie. 

De conferentie ging, zoals de titel reeds aangeeft, over sociale regels in het wegtransport waaraan natuurlijk de rijtijden aan gekoppeld zijn.  In deze vier uur durende bijeenkomst is uiteraard veel besproken, zoveel, dat dit niet in dit bericht past, maar één aspect wil ik u niet onthouden en geeft aan dat alles gebaat is bij goede en heldere regelgeving. Op zeker moment was ene professor Thierry Granturco aan het woord en die zette uiteen dat voor controle en uitlezen van de zogenoemde digitach elke lidstaat drie of vier verschillende soorten software hanteert en dat daarnaast er zeer veel verschillende software door ondernemers gebruikt worden voor het uitlezen en interpreteren van de zogenoemde digitach en dat dit heeft geleid tot meer dan 20.000(!!) vragen over de interpretatie hiervan waarvan 50% vragen waren van de controlerende instanties en meer dan dertig procent vragen waren van overheidsinstanties!  Dus niet alleen in het organiseren van het ontvangen van aangekondigde bezoekers, ook in het construeren van duidelijke en heldere wetgeving lijkt het Verenigd Europa te falen en dat is toch zeer verontrustend. 

Dat bleek ook wel uit het relaas van de Nederlandse spreker Marius van der Valk, zelf ook chauffeur, die aan de Europese Directeur Generaal voor Transport, de Hongaar Zoltan Kazatsay, demonstratief een luid tikkende wekker overhandigde. Zelf droeg ik bij door op te merken dat, wil men in Europa de democratie waarborgen, er naast regelgeving en wetgeving, ook een fatsoenlijk, eenvoudig toegankelijk, rechtssysteem dient te bestaan, iets, dat thans schittert door afwezigheid. 

Na afloop natuurlijk een hapje en een drankje, waarna we het voertuig opzochten die ons terugvoerde naar Nederland.  Enigszins voldaan reden we naar huis, het is immers gelukt, al onze grieven neer te leggen en voor te dragen in het Europese Parlement, want binnen afzienbare tijd verschijnt er een zogenoemd witboek waarin er enige aanpassing van de richtlijnen zullen worden opgenomen. 

En nu maar afwachten of die ook met meerderheid van stemmen wordt aangenomen. 

Alzo mijn wedervaren in Fort Europa, de zetel van het Rijk van IJzer een Leem.  

Een dubbel gevoel maakt zich van mij meester. 

Aldus schreef ome Willem. 
---

dinsdag 22 maart 2011

Op het symposium.

Van links naar rechts, P. Meeuwisse, Willem en R. Driessen.
---

Brussel.

Het Europarlement.
---

de sterren.

Het is nacht en ik staar naar buiten. De lucht is matig helder, de maan is inmiddels op, want ze was laat vannacht. Waar had ze toch al die tijd uitgehangen??

Als ik goed kijk ontwaar ik ook planeet Saturnus in haars bijzijn en alleen de de ster Spica van het sterrenbeeld Vigro (maagd) staat tussen hen beide in.

Even meer naar het midden kan ik enkele sterren van de boogschutter en Hercules en daar vlak bij, duidelijk, de Vega, één van de helderste sterren in het sterrenbeeld de Lier, zien.

Meer naar het noorden toe zie ik nagenoeg niets, vermoedelijk door nevel of wolken, maar door de lichtvervuiling weet ik niet precies waarom.

Het is trouwens ook koud, deze nacht, de nacht dat ik de slaap maar moeilijk kan vatten. Zouden het onbewuste spanningen zijn omdat ik straks een symposium van het Europese parlement bijwoon in Brussel? Of zijn het onbewuste andere zaken die mij, zonder dat ik het weet, prangen? De regelmatige afgrond die ik in mijn gedachten zie, die afgrond die terugkijkt? Ik weet het niet.

Het is verder ook windstil en nergens hoor ik enig geluid. Op de autoruiten vormt zich een flinterdun ijslaagje, het vriest enigszins en een licht huivering gaat door mij heen.

Als ik weer naar boven kijk, lijk ik te beseffen wat tijdloos is. De sterren, die hun vaste loop en baan hebben, doen dat al jaren, eeuwen en je kunt je nauwelijks voorstellen dat ze er niet waren.

Egyptenaren, grieken en chinezen uit de oudheid keken naar dezelfde sterren als ik nu en al die tijd is er maar weinig veranderd. Wat voor direct nut hebben ze eigenlijk, dan dat ze van tijd tot tijd door zeevarenden als navigatie werden gebruikt. Welk nut heeft toch die maan, die, als ze niet "op" is, niet te zien is en als het bewolkt is dan heb je aan beide, sterren en maan, niets.

Overdag staan er ook sterren, maar dan zien we ze vanwege het daglicht niet. Het blijft mij bezighouden: waarom is iets er als je het niet ziet, er niets aan hebt.

Ik denk verder en concludeer dat het voor veel meer dingen geldt. Welk nut en doel hebben streken en plaatsen op deze aarde waar nog nooit iemand kwam en nooit door een mensenoog is waargenomen. Er is een eigenaardige tendens gaande om stukken land terug te geven aan, zoals dat dan heet, moeder natuur en als dat dan heeft plaatsgevonden, worden de mens niet of nauwelijks meer toegelaten, maar wat is dan de zin er van?

Of verzand ik in mijn denken nu te veel in de moraal van de nuttigheid, in die moraal waarin nuttig, goed en dom tot elkaar naderen, want dom is te menen dat alleen nuttig goed is.

De sterren boezemen mij vrees in, vrees overigens zonder angst en ik kijk er met ontzag naar en wellicht is het wijs om je met ontzag over te geven aan Diegene die ze daar, zonder enige nut of noodzaak, met gezag heeft "geplant" en misschien....

Misschien kijk ik daarom wel zo graag naar de sterren omdat ik vermoed dat die geen mening over mij hebben.

Aldus schreef ome Willem.


---

vrijdag 18 maart 2011

Het Amstelstation.

De werkweek verdwijnt achter mij en de duisternis valt weer in, maar hemellichamen zijn er niet te zien. Jammer, want Jupiter zou nu goed zichtbaar moeten zijn, schat ik.

Gisteren een aardige dag geweest, gelost in Barneveld en daarna mijn oplegger naar de garage in Amsterdam gebracht waarna ik nog wat kluswerk deed en tot slot via Nijkerk naar huis ging.

Zo ook vandaag, laden in Coevorden en terug naar Amsterdam, nog wat klusjes en toen was de week om. Inmiddels rijd ik met de trein Amsterdam uit, passeer Oosterburg, Wittenburg, waar ik ooit nog eens bij de firma Helsloot heb gereden, en Kattenburg waar nog steeds de opvolger van het oude werkspoor, nu Stork, is gevestigd.
Daarna rijden we de Czaar Peterstraat over en al snel trein ik tussen de Tugelaweg en de Populierenweg naar het Amstelstation toe. Het is dit station waar ik vanaf 1960 tot en met 1963 bijna dagelijks door de imposante hal liep, vaak twee keer per dag, van school naar huis en omgekeerd, ook in de wintermaanden op zaterdag want we hadden nog op zaterdagmorgen school.

Regelmatig liep ik rond de aldaar aanwezige ovaalvormige kiosk, voor de helft een boeken- en krantenwinkeltje waar ik me nog de geëtaleerde Suske en Wiske's, nog met blauwe voorkant, herinner.

De andere zijde was een piepklein "snack"-winkeltje hoewel het woord "snack" ten dien dage nog niet bestond en naast allerlei snoep en koek kon je daar ook voor 25 cent een kroket kopen.
Vaak heb ik mij er aan verlekkerd, maar kopen kon ik ze zelden, want 25 cent had ik bijna nooit op zak.

Inmiddels is de trein industrieterrein Overamstel gepasseerd en op dit terrein verscheen als Canadese na-oorlogse "ontwikkelings"-hulp de eerste kauwgomballenfabriek van Maple Leaf, waar ik ooit nog even via een uitzendbureau aan de slag ben geweest, op het toen volledig braakliggende terrein en thans is het helemaal vol gebouwd.

Al schrijvend naderen we Utrecht en noodgedwongen moet ik er nu mee stoppen.

Ik ga kijken of ik de aansluiting naar Maarn nog haal.

Aldus schreef ome Willem.



---

woensdag 16 maart 2011

Op weg.

Tussen Nogent en Dreux.
---

In de knaagschuur.

Waar de meesten naar onder het eten naar voetbal kijken.
---

De zandheks.

Je ziet ze eigenlijk overal, tegenwoordig, maar niet vanmorgen in de routier waar ik naast een petit café heel dogmatisch en héél Frans de keus had tussen een croissant en een pain chocolat en ik koos voor het laatste.

Nog in het donker passeerde ik Le Mans en sloeg de oude weg op naar Chartres en kwam zodoende door La Ferte Bernard en Nogent le Routreau, maar sloeg daarna af richting Dreux.

De tankstations liggen er tegenwoordig ook vol mee met die dingen terwijl ook supermarkten er in handelen. De ramen van horeca instellingen staan er doorgaans mee volgeschreven, ook hier op de weg tussen Dreux en Evreux, waarna ik dit keer via Rouan en Abbeville huiswaarts keerde.

Ditmaal ook verder, Hesdin, Saint Pol sur Ternoise en zo, hup, via Lens naar Lille.

In Duitsland trouwens heten het zandgrappen en er zijn ook hele ketens die dagelijks duizenden heksen omzetten, maar dat terzijde, nu ging ik verder, naar Gent, maar de drukte was dermate dat ik besloot om over Zelzate verder te gaan. Er volgde nog Goes en omdat de Flake-tunnel was afgesloten verder via de Zeelandbrug en zo naar huis.

Onderweg betrapte ik mij er op dat ik, geheel tegen mijn gewoonte, er ook ééntje kocht, zo'n zandheks, met kaas dit keer en een kop koffie er bij.

Na het eten van betreffende sandwich veegde ik met het bijgeleverde servetje mijn snor af en reed weer verder.


Aldus scheef ome Willem.
---

N 28, D 928.

Nog maar 15 jaar geleden was dit de hoofdweg naar Rouan. Nu rijdt er nagenoeg niemand meer, op ome Willem na dan.

---

Vendée.

Op weg naar La Flèche.

---

Brug.

Stijlvolle hangbrug over de Loire.

---

Le Loire.

Bij Rosieres

---

Dorpje

Pittoresk dorpje bij Cholet.
---

Nantes.

Brug over de Loire.


---

dinsdag 15 maart 2011

De droefenis.

Een droeve dag vandaag, maar dat is de vijftiende maart al jaren, een datum die in mijn geheugen staat gegrift.

De dag zag er overigens niet bepaald droevig uit, integendeel, alles en overal onthullen zich gestaag de lentekleuren, gele brem, rose en witte japanse kers, hier en daar reeds vers groen blad en zowaar, ten zuiden van de Loire, bloeiende mimosa en al die kleuren, het nieuwe leven, geven troost en hoop.

Vanaf Evreux reisde ik via Nonancourt naar Verneuil waarna ik afzakte naar Montagne au Perche en vanaf ongeveer daar week het wolkendek en maakte plaats voor zonneschijn.

Na Bellême reed ik via Belletable naar Le Mans, kwam langs het race- circuit en volgde de oude weg naar La Flèche tot aan Baugé vanwaar ik, achteraf, een landweg op schoot naar Beaufort en vandaar voerde de weg verder, de prachtige Loirebrug bij Gennes over en niet lang daarna kwam ik aan in Cholet, nog geen twintig jaar geleden nog een klein stadje waar je dwars door kwam, thans ontwikkeld met er omheen een rondweg én een autoroute.

Na een goed half uur kwam ik aan in Montaigu, de plaats waar ik de complete lading achterliet en nog voor half vier had ik de retourlading vanuit de Nantese haven er al weer inzitten.

Eindelijk weer eens in Nantes, de stad waar ik in 1973 een tijd lang twee keer in de week kwam, de stad waar de schrijver van 20.000 mijlen onder zee en Michaël Strogoff, koerier van de czaar en andere boeken werd geboren en iedereen weet natuurlijk dan dat met de schrijver de ongeëvenaarde Jules Verne bedoelt wordt.

Al 21 jaar herdenk ik deze dag, want het is alweer 22 jaar geleden en soms eet ik die dag niet eens. Vandaag zou dat niet helemaal gaan lukken, want een jonge collega kruiste mijn pad en we spraken ergens af om de avond door te brengen en dat was natuurlijk weer bij een routier, een Franse knaagschuur.

Zo reed ik eerst terug, via Ancenis richting Angers, een klein stukje snelweg en al spoedig was ik weergekeerd op de weg Baugè - La Fléche en toen ik die twee plaatsen achter mij had gelaten kwam ik de betreffende collega tegen bij een knusse knaagschuur. Onder het eten zaten wij met de rug naar de kwelbuis en hadden zo uitzicht op de kijkende gezichten van de Franse eters die tegelijkertijd etend één of andere vage voetbalwedstrijd aan het volgen waren wat weer voor ons een koddig gezicht was.

Daarna nog wat bar gehangen, hij aan de kir, ik aan het prikwater en ik heb hem, op dat moment, maar niet vermoeid wat mij vandaag tot innerlijke droefenis stemde.

Het gebeurde, 22 jaar geleden bij de slager in Weesp, plotseling. Daar, op 15 maart, overleed mijn moeder.

Aldus schreef ome Willem.

---

maandag 14 maart 2011

De haar.

Voor een keertje wat later op, vandaag, want Almere is niet zo ver.
Na Almere op weg naar Apeldoorn en aldaar geladen voor een klant op de grens van de Vendée en Bretange, dat was zo ongeveer het program deze dag, dus niet al te spectaculair hoewel het volgens mij voor het eerst is dat ik, sinds ik het log schrijf, deze hoek in ga dus wat dat betreft wel weer nieuw.

Vanaf het laadadres eerst een poos autosnelweg, dus afzien, tot aan Atrecht, het tegenwoordige Arras en daar er af en dit is eigenlijk de oude oorspronkelijke hoofdweg naar Rouan en Le Havre en vooral het eerste deel, tot Amiens, wordt nog veel gereden.

Na Amiens werd het rustiger en de avondschemer zette zich langzaam in. Zo reed ik door dorpjes als Poix de Picardie, een dorpje waar je vroeger naar Rouan ook doorkwam, een dorpje met aan weerskanten een tamelijk steile helling en het is eigenlijk onbegrijpelijk dat daar in het verleden nooit eens een ongeluk heeft plaatsgevonden. Vanaf Poix van de oude route afgegaan en via Granvillers, Marseille en Gouray naar Les Andelys gesjokt, allemaal dorpjes waar de brasserie en bar/café/tabak steeds meer vervangen worden door kebab- en Pizza-tenten en zo is dat in heel Frankrijk, terwijl er ondertussen in de laatste twintig jaar een akelig dicht MCD-net over het land werd geweven.

Tussen Gournay en Les Andelys kwam ik niet één voertuig tegen en inmiddels keerde de door het daglicht verbleekte sterrenhemel weer, eerst, zo vermoed ik, in het westen de Sirius, daarna meerdere en even meende ik boven mij iets naar het zuiden toe de leeuw te zien, maar zeker was ik er niet van.

Inmiddels sta ik stil en heb zicht op het noorden, linksboven van mij vermoed ik Jupiter en voor mij denk ik twee van de drie sterren te zien die tezamen de Haar van Berenice vormen, Berenice, de vrouw van, als ik het wel heb, de Egyptische farao Ptolemaeus, de tweede of derde.

Bij het kijken naar donkere hemelkoepel op deze eenzame verlaten plaats kijk ik weer even in de diepte van de grondeloze afgrond. Genoeg er over, ik houd het voor me, want 't heelal is diep, dieper dan de dag zich dacht, zoals de haar van Berenice.

Aldus schreef ome Willem.
---

Picardië.

Op weg naar de Vendée.
---

zaterdag 12 maart 2011

Rijn met aak.

Tussen Neuf-Brisach en Rheinau.
---

11 en 12 maart 2011.

Het is weer mooi weer vandaag, net als gisteren, overigens een dag die, gisteren, met een probleem begon, te weten, weer eens een fout adres. Bijtijds op, eerst op een adresje lege paletten gehaald en toen naar het laadadres dat echter niet in de opgegeven straat zat, overal gevraagd, drie keer ergens naar toe gereden om tot slot maar eens de opdrachtgever gaan bellen om te vragen of hij wellicht zich niet had vergist.

Dat bleek, want het opgegeven adres was op zich geheel onjuist, de prefferstrasse 250 die echter niet meer dan 20 nummers had en ook nog eens in een woonwijk lag, ook niet de pfefferring, want dát bleek een oud adres waar ze al drie jaar niet meer zaten, maar elders, in een ander dorpje, onder aan andere naam.

Zoiets betekend dan, dat je daar eerst een uur aan het ronddolen bent en dan daarna, als je naar huis rijdt, een uur te kort komt om dan nog thuis te komen. Als men zich dan nu eens zou gaan realiseren (.....).

Maar goed, daar houdt men al die jaren dat ik onderweg ben eigenlijk nooit rekening mee en nadat de lading er in zat, ijlings naar huis gespoed, bij Neuenburg de brug over, langs de Rijn naar Rheinau, Haguenau, Trier, Bittburg enz. enz. en uiteindelijk thuis gekomen. Vanmorgen bij het ontwaken was het al licht aan het worden en alleen de Sirius en de poolster waren nog te zien, de vertoefomgeving buiten wordt met de dag aangenamer, maar desalniettemin, de diepte, de onmacht er iets tegen te doen.

Ze is dapper, evenwichtig, maar toch, het blijft mij aangrijpen, te meer daar het zo dichtbij is en dat zal de komende weken ook wel zo blijven terwijl ik er alleen omfloers over kan schrijven.

Als je ouder wordt, kom je er steeds meer achter dat de reden, dat je van iemand houdt, kán houden, is gelegen in het bewuste danwel onbewuste feit, weten, dat er een tijd aanbreekt van loslaten, sterven.

Het lijken, nee, zijn elkaars tegenpolen, dood en liefde en dat wisten ze al héél lang geleden, want duizenden jaren geleden werd in het Lied der Liederen van de Tenach opgetekend: Liefde is net zo sterk als de dood.

Aldus schreef ome Willem.
---

donderdag 10 maart 2011

De diepte.

De wolken aan de horizon ontnemen bij het gezicht op het zevengesternte, maar boven mij ontwaar ik er veel, erg veel, ontelbaar veel.

Ouderwets weer lekker vroeg vertrokken en het wordt dan al snel licht nu, Saarbrücken, bij Hornbach weer even Frankrijk in, en, ach, ik beschreef de route al meerdere keren, Haguenau, Offenburg, Rottweil en naar de douane in Konstanz-Kreuzlingen, lossen Romanshorn en Lachen en inmiddels weer terug in Basel.

Onderweg nog steeds kale bomen, maar hier en daar wel een eerste lentekleurtje, maar ik kon er vandaag niet echt van genieten, want ik kwam langs een diepe, diepe afgrond, keek er in, maar.. zag geen bodem en de afgrond komt steeds weer terug.

Al lagen er in het Zwarte Woud zo hier en daar nog wat sneeuwresten, tikte de temperatuur vandaag even de 15 graden aan en werd ik door de douane vrij snel geholpen, mijn aandacht werd steeds weer getrokken door pijlloze diepten en ik moet oppassen niet in een depressie terecht te komen.

Het waait zachtjes, de wind komt uit het westen en voert ander, aangenamer, weer mee. Tussen mij en de Rijn zit een paar honderd meter grasland en ik loop er op. Vanhier zie ik mijn truck, boven mij de twinkelingen en daartussen steeds weer die pijlloze diepte, die grondeloze pijn.

In de verte hoor ik snelweggeluiden, verder hoor ik hier alleen geluiden van de stilte, maar die diepte, die diepte die maar geen antwoord geeft, de waaroms en de waatoe's spelen door mijn hoofd, maar kunnen de diepten niet vullen.
In de avondschemer, bij de Züricherzee, had ik nog zicht op witbesneeuwde Alpen en tussen Alpen onderling zijn talloze ravijnen, maar niet één is er zo diep als de diepte waar ik in kijk.

Meewarig kijk ik naar de sterren, maar ik weet, ook die hebben geen antwoord, hooguit Diegene die ze in zijn hand houdt, maar die zwijgt. Met horoscopen heb ik niets al kijk en luister ik graag op eenzame momenten naar een nachtelijke koepel. Ze lijken me een weinig troost te geven, maar een aan wanhoop grenzende bitterheid blijft.

Hier, vlak bij de stad waar Nietzsche op de universiteit doceerde en zijn boeken "voorbij goed en kwaad" en "de vrolijke vrolijke wetenschap" schreef, blijf ik alleen met mijn gedachten, mijn worstelingen.

Ze zijn te dichtbij om er over te schrijven, te teer om te melden, maar het houd mij bezig, intensief bezig, al een paar dagen.

Juist op het moment dat de bloemknoppen de embryonale status gaan verlaten en spoedig haar cellen gaan strekken, de vogels zich weer gaan nestelen, bomen ontluiken en het nieuwe begin al reeds daar is, wordt je ruw stil gezet, kom je aan bij een ondoorwaadbare plaats, wordt, als het ware, een vreselijk oordeel uitgesproken.

Aldus schreef ome Willem.


---

Zürichersee.

En als je goed kijkt, zie je twee veerboten elkaar passeren.
---

Bodensee.

Ziehier een wilg, treurwilg, met het eerste ontspruitende groen.
---

woensdag 9 maart 2011

De eerste.

Vandaag zag ik ze voor het eerst dit jaar!

Wie denkt, dat na zo'n reisje naar de voormalige DDR het er deze week op zit, denkt dat maar, maar juist is het niet.

Eerst even naar Flipjestad Tiel geweest, deze morgen, waar de vracht uit Halberstadt er uit ging, toen naar Amsterdam waar de kar weer aardig vol werd, even langs de DAF-garage en daarna nog eens bij-laden in Moerdijk en daarna er weer "uit", zoals dat heet.

Onder invloed van westerwind, waardoor de temperatuur opliep, via Tilburg naar Maastricht en via Verviers en Diekirch naar Trier. Tot zover vandaag. Maar het was, vooral tussen Maastricht en Liège, langs de Maas, waar ik de eerste, de allereerste geelbloeiende Forsythia zag en terwijl ik de rivier over keek ontwaarde ik aan gene zijde reeds de eerste Salix Alba Tristis, de eerste treurwilgen waar reeds een zweem van licht voorjaarsgroen af kwam. Het nieuwe, herniewde leven neemt langzaam maar zeker een aanvang, de flora ontluikt en het zal nu hard gaan.

Reed ik in het donker tussen Bollendorf en Echternach over een lange laan met kale bomen, dra zullen ook deze bomen zich versieren met lenteblad. Het jaarlijks wederkerend bladfestijn, verheugend verrukkelijk jong groen, elk jaar op nieuw! Het houdt een belofte in!

Aldus schreef ome Willem.
---

Watertoren.

De oude watertoren van Halberstadt.

---

Brug.

Ook Duitsland kent zijn mooie, oude, spoorbruggen.
---

Keien.

Natuurlijk was de vorige foto een leuke DDR-molen, hier alsnog de kinderhoofdjes.

---

Keien.

DDR-stijlse weg.
---

Berken.

Langs de wegzomen in Weserbergland.
---

dinsdag 8 maart 2011

Dinsdag, 8 maart 2011 (n.c.).

Oh, wat was het koud vanmorgen, en nog steeds de sterren. Vermoedelijk was het ook nieuwe maan want hoe ik ook speurde, ik kon er geen vinden en daarom waren er ook meer sterren te zien dan met maan, sterren, hemellichamen waar eeuwen her de oude Abraham, de eerste van alle joden en arabieren, naar keek en al kijkend naar die sterren een woord van de Eeuwige meekreeg dat zijn nakomelingen net zoveel zouden zijn als het getal der sterren, sterren die de weg wijzen, aan wijzen uit het oosten en aan zeevarenden die vooral vroeger op de sterren voeren.

Sterren, waarvan Beethoven in het vierde deel van zijn negende symfonie opmerkt dat "...hinter dem Sternenzelt, muss ein liebe Vater Wohnen" en al kijkend naar de imposante lichtkoepel kun je eigenlijk niet tot een andere conclusie komen, want zoiets vanzelf, bij louter toeval, ontstaan?

Trouwens, nu ik het net toch even over wijzen had: ik snap niet dat men hier zo afgeeft op "ossies", immers, ook hier komen de wijzen uit het oosten. Kant uit Köningsbergen, Nietszche uit Naumburg, Freud uit Freiberg en zelfs Goethe woonde lange tijd in Weimar dus die aversie tegen alles wat uit de voormalige DDR komt begrijp ik dan ook niet helemaal. Genoeg erover, laten we overgaan tot de orde van de dag, de ijzige koude dag, eerst op weg naar Stendal, lossen, en toen weerom gekeerd en geladen in Halberstadt waarna ik via Goslar, Lamspringe, Alsfeld en de stad van de rattenvanger, Hameln, huiswaarts keerde en wederom het Weserbergland doorkruisde. Daarna de vierbaansweg op, Osnabrück Hengelo en om acht uur thuis. Al bemerkte ik dat hier de kou over was. Het werd tijd, laat het voorjaar nu maar komen.

Aldus schreef ome Willem.
---

Patrouilleweg.

Maar even verderop vind ik nog deze aanwijzing.
---

DDR-grens.

Bij de grasrand was ooit de grens. Er is niets meer van te zien.

---

De sterrenpracht.

De duisternis overheerst de parkeerplaats en de winter lijkt lang te duren, want het vriest weer onder een rijkgevulde sterrenhemel.

Vandaag had ik overigens enig geluk, want nadat ik vanmorgen vroeg vertrok en eerst een klant in Dortmund afleverde om er daarna nog eentje in Lemgo af te gooien en ik over het prachtige Weserland met zijn glooiende heuvels over mooi aangelegde binnenwegen via Steinhein en Holsminden naar Einbeck reed, daar ook nog een grote klant afleverde, kwam ik om half drie aan in Langelsheim waar men normaliter tot twee uur lost, maar door wat inventief toneelspel mijnerzijds gelukte het mij om er toch nog te lossen hetgeen betekende dat ik verder kon en de voormalige DDR tussen Vienenburg en Lüttgenrode binnenreed.
Van het oude gordijn is nauwelijks iets te zien, maar toch ontwaarde ik nog een oude tankbaan aan de oostzijde van de oude grens.

Al slingeren kwam ik met uitermate zonnig, edoch fris, weer, door allerlei schilderachtige dorpjes met fraaie kerkjes en pittoreske huisjes, een ware idylle voor de reiziger, zoals Osterwieck, Hessen, Pabstorf en Seehausen om de handrem er op te zetten nabij Uhrsleben.

Vol verwondering staar ik naar de wolkenloze hemel met zijn ontelbare sterren en als ik het wel heb ontwaar ik aan weerskanten van de Taurus links de hyaden en rechts de Pleiaden die nog net boven de horizon uitsteken terwijl boven mij de sterren van de draak zich twinkelend en bijna hoorbaar tussen de Orion en de Grote Beer slingeren.

Er zijn mensen, geleerden zelfs, die durven te beweren dat ze onmetelijk, bijna oneindig, ver weg staan, maar als ik ze zo vol ontzag bewonder, geloof in daar nu helemaal niks van! Sterren, echt, ze zijn dichterbij dan u denkt en als je goed luistert kun je ze zelfs zachtjes horen. Horen twinkelen.

Aldus schreef ome Willem.


---

zaterdag 5 maart 2011

Rotterdam.

Gisteren was het weer zo'n dagje dat weer niet voor de wind ging. Eerst was vroeg ik de morgen bij Utrecht een afslag afgesloten waardoor ik een end moest omrijden, daarna kwam in in Amsterdam, pikte een geladen oplegger aan waarvan de deuren niet bleken dicht te kunnen en ik daarvoor maar een spanband ging gebruiken en bij de eerste klant bleek ook nog eens de lading ernstig door elkaar gehusseld in de oplegger te zitten.

Door dit alles werd het aan de late kant, kwam ik via een klantje Tilburg net in de pauze te Numansdorp aan. Daarna Rotterdam en men was vandaag zo bereidwillig om de Amsterdamse oplegger te laden. In de Waalhaven, op de Vondelingenplaat en bij Neele die in het oude pand van de ooit vermaarde havenfirma Vitesse zit.

En daarna weer naar Amsterdam en vervolgens naar huis. Tam allemaal dus, maar dat mag ook wel eens.


Aldus schreef ome Willem.
---

Göteborg.

Deze stad werd trouwens deels door Nederlanders ontwikkeld. Er is zelfs een tijd geweest dat het Nederlands hier als officiële taal naast het Zweeds werd erkent.



donderdag 3 maart 2011

Donderdag, 3 maart 2011.

Vannacht werd ik wakker van een schurend en krakend geluid en ik dacht dat het schip ten onder zou gaan. Gelukkig had ik gisteravond nog aandachtig de reddingssloepen geinspecteerd: mij kon niets overkomen.

Ik keek, rond drie uur, door de patrijspoort naar buiten, de Oostzee op, en zag tot mijn verbazing de oorzaak van de vreemde geluiden, want we voeren dwars door een immens ijsschotsenveld. Toen ik zo naar dit schouwspel aan het staren was, doemde er schuin boven mij lichten op en niet veel later begreep ik dat we onder de brug over de Grote Belt voeren, de brug die ik afgelopen dinsdag nog over reed.

Na een half uur ging ik weer liggen en sliep en reisde verder.

Om zeven uur meldde ik me voor het vorstelijke scheepsontbijt en rond negen uur staken we in de Kielse haven aan wal waarna ik via Hamburg, over de B-75 en later over de B-213 terug reed en, heel ouderwets, bij Denekamp Nederland weer binnen reed.

De Zweedse rit was hiermee, een dag vroeger dan gepland, ten einde.

Morgen zien we wel weer.

Aldus schreef een vermoeide ome Willem.
---

woensdag 2 maart 2011

Gezicht op Göteborg.

Vanaf de boot.

---

Tussen de eilanden.

De hele nacht zal ik wel doorreizen, het kan niet anders. Toen ik vanmorgen rond de klok van zeven vertrok was het ruim onder de tien graden; ik was weer terug in de winter, compleet met sneeuw en ijs. Het verwonderde mij trouwens dat het al zo vroeg licht was en al snel was ik in kongsor, waar ik links af sloeg naar Eskilstuna, een Finse enclave in Zweden, een stad met hoofzakelijk Finse inwoners en er is zelfs een finstalige krant.

Eskilstuna was trouwens ook het eindpunt deze week en hier koppelde ik de oplegger af, deed de spatborden over de wielen en reed terug, maar nu even anders, na Kungsor richting Orebro.

Het weer klaarde op, een scherpe zon zorgde voor winterzonnekilte en de temperatuur liep langzaam op. In Orebro deed ik de laatste Zweedse inkopen waarna ik de reis door de eeuwig zingende bossen voortzette, de prachtige bossen die verschrikkelijk ontsierd worden door de veelvuldig plotseling opdoemende hoge palen met een grote M er op, u weet wel, van die Amerikaanse keten van die restaurants zonder koks.

Zo reed ik tussen de meren Vannern en Vattern, de één nog groter dan de ander, beide nog in bevroren toestand. In Kinnekulle pauzeerde ik een half uurtje, nam foto's van een paar prachtige wegreuzen en koetelde verder.

Na Skala werd de sneeuw beduidend minder om tussen Mariestad en Laxa helemaal te verdwijnen. En zo kwam ik aan in Gotenburg, in de haven, waar ik aanmonsterde op de boot, de boot naar de Duitse haven Kiel waar ik dan morgen aankom. Zo vaar ik dan deze nacht door tussen Sjaelland en Langeland, slapend in een pasagiershut met een patrijspoort waaruit ik zicht heb op de kille, koude Oostzee.

Al ze maar vannacht geen motorpech krijgen.

Aldus schreef ome Willem.
---

Volvo.

En nog wel een hele echte!
---

Entree in Zweden.

Vanaf de brug bij Malmo.

---

Scania.

Een echte Vabis!

---

Wegreus.

25 meter, 60.000 kilogram.
---

IJs.

Overal ijs, hele pegels!
---

IJs

Dit meer moet nog ontdooien voor de zomer...

---

Wegreuzen.

Enorme bom op de weg.

---

dinsdag 1 maart 2011

De herhaling.

Als er al zoiets als een voorjaarsbode was, waren het wel de zichtbaar afkalvende sneeuwvlakten op het eiland Fyn, (in het Nederlands beter bekend als Funen), maar dat was ook wel het enige. Na een voortreffelijke nachtrust met het krieken verder gereisd, langs Odense en na een sanitaire stop met koffie in Tietgenbyen al snel met de enorme imponerende brug, waarvan de reuzenpijlers hoog in de mist verdwenen, de Storebaelt over, maar dan moeten wel de a en e aan elkaar geschreven worden en zo kwam ik aan op het eiland Sjaelland, bij ons bekend als Seeland en na een uurtje sloeg ik bij Ringsted af richting Roskilde, de oude hoofdstad van Denenmarken en vandaar door naar Kopenhagen.

In tegenstelling tot Fyn lag er hier nauwelijks tot geen sneeuw meer, maar wel las alles onder een grijs wolkendek en dat bleef de hele dag zo. Na enige tijd reed ik de weg tussen Tarnby naar Malmo, eerst een lange tunnel in en dan wederom een imposante brug, op, nu onder en over de Oresund en zo kwam ik nog in de morgen na ruim dertig jaar weer eens aan in het land van Pipi en Scania, Saab en Volvo, rendier en eland. Een uur lang volgde ik de weg langs de kust naar het noorden en ook hier nauwelijks sneeuw, maar grijsgroene grasakkers waar je permavorst zou vermoeden.

Terwijl ik naar de klanken luisterde van de dramatische opera Don Giovanni van Mozart, passend bij het sombergrijze weer, bij Helsingborg rechts af de E 4 op en die route volgde ik enkele uren. Vanaf Orkeljunge reed ik door louter bossen, zeg maar gerust, door een eindeloos woud, maar wel met allemaal verschillende bomen.
Niet één boom is gelijk aan de andere.

Op de weg reden enorme hoge en lange vrachtwagens, wel vijftig procent van het transport leek wel door deze wegreuzen gedaan te worden, sommige wel met acht assen! En daar zijn onze Nederlandse LZV nog maar ukkies bij.

Zo passeerde ik Ljungby, Varnamo, Jonkoping en Husqvarna en keek uit over het enorme bevroren meer, de Vattern.

In dat meer ligt een eiland en toen ik in de buurt van Granna vanaf een hoogte er op neer keek, zag ik over de ijsvlakte een auto over het ijs naar het eiland rijden en de contouren van een tijdelijke weg waren duidelijk te zien.

Vanaf hier nam ook de aanwezigheid van sneeuw langs de weg en tussen de bomen toe, en nog wel in ras tempo. Deskundigen hebben mij wel eens verteld dat geen enkel sneeuwkristal gelijk is aan de ander: de natuur zit zo in elkaar dat niets in kopie aanwezig is.

Verder ging het, Mjolby, Linkoping en Norrkoping alwaar ik de richting van Uppsala op ging en bij het invallen van het duister heb ik in Katrineholm de handrem er maar weer eens opgetrokken op een parkeerplek met rondom manshoge sneeuwbergen.
Van alle mensen, mensen die nu leven, mensen die in alle eeuwen geleefd hebben en mensen die nog geboren worden en dus nog gaan leven is er niet één gelijk aan de ander, zoals niet één boomblad gelijk is aan een ander boomblad.

Alles in de natuur is uniek, in tegenstelling tot het wezen der techniek, de moderne techniek wel te verstaan, dat gebaseerd is op de herhaling, op herhaling van steeds hetzelfde, van de zuigeslag van de motor tot het vervaardigen van duizenden identieke wijnglazen aan toe.

En die gedachte, zo rijdend tussen de bossen, hield mij bezig en fascineert mij bij herhaling.

Aldus schreef ome Willem.
---

Brug.

Brug over de Store Belt, 19 kilometer lang.
---