Bijna, bijna halverwege, juni 2022, een half jaar en een minder dan een halve maand scheiden ons tot een volgend jaar.
Niet zo heel ver weg woedt een zinloze oorlog; een oorlog
die de één niet winnen en de ander niet verliezen kan met tot gevolg zinloos leed
voor duizenden onschuldigen terwijl deze krankzinnige onzinnigheid voortduurt met behulp
van -onder meer- Nederlands wapentuig.
Tuig dus, ingezegend door ons parlement, ja, zelfs de meest orthodoxe Kamerleden,
ja, alle christelijke partijen zegenen
de wapens; zegenen het tuig dat dood en verderf zaait.
En een omhooggevallen psychopaat roept ons toe dat het “onze
oorlog”, “onze strijd” is.
Verbijsterd staar ik in de verte, de lucht is diepblauw
gekleurd: ”Wie heeft mij wat gevraagd?” schiet er door mij heen.
NIET mijn oorlog!
Een psychopaat heeft geen enkele empathie, mededogen met de
duizenden slachtoffers, doden, gewonden en voor het leven getraumatiseerde,
vooral, kinderen.
Opeens verschijnen er grimmige beelden vanuit het niets in
de blauwe lucht; er verschijnen grijnzende mensen, gewiekste handelaren, zo te
zien. Ze slaan elkaar op de schouder en enkele slaakt een onheilspellende
juichkreet.
Hoe, weet ik niet, maar ik ken ze, of herken ze. Wapenhandelaren, met daarachter uitvinders,
bedenkers van het meest moordzuchtige en wrede tuig.
Op weg, waarheen is onduidelijk, maar ze lijken nog maar
halverwege te zijn.
Mogen ze hun luguber spel afmaken?
Aldus schreef ome Willem