Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 30 april 2012

Hartje.

Inmiddels zitten we midden in de lente, overal bloesems, sommige al aan het uitvallen, de weiden kleuren grasgroen met paardbloemengeel en ik ben, op de dertigste april, op weg, naar hartje Europa, Tsjechië werd vandaag, nadat ik "Wagnerstad" Bayreuth was gepasseerd, de stad waar de in Venetië overleden dramaschrijver werd begraven, reeds bereikt.

Morgen, de eerste mei, een vrije dag hier, zoals in zoveel landen, de dag van de arbeid, de eerste mei. In veel lidstaten van de Unie geld dan voor vrachtverkeer een rijverbod, 24 uur lang, een beetje zinloos als je er over nadenkt, maar hier, in Tsjechië, heeft men weldenkend verstand laten zegenvieren en een rijverbod ingesteld vanaf 13.00 uur en daar is wellicht iets voor te zeggen. Mee te "leven" ook.

Aangezien ik een heel eind oostwaarts ga, weer naar Otrokovice, vertrek ik morgen lekker vroeg zodat ik nog een heel eind zal komen, ondertussen genietend, hier, in hartje Europa, van hartje lente.


Aldus schreef ome Willem.

---

zondag 29 april 2012

plaatjes afgelopen week.

Picardië, bij stille getuigen...
Picardië
Het graafmonster verlaat de oplegger.
De reclame gaat er meteen op....
Twee plaatjes van een oude "Willeme"
Regen, regen en nog eens regen, in de Morvan.
Bij een kleine knaagschuur
Drassige weiden....
Overvolle beekjes.
De grens over bij Vroonhoven.
En vrijdag nog even nieuwe remmen bij pitstop Truckland.
De Cerdon op.
Omgeving Annecy.

donderdag 26 april 2012

Overleven.

Het is Wagner zelf die het schreef, wellicht heeft hij destijds de kanteling in de tijd waargenomen als hij schrijft: "De instrumentale muziek -de negende van Beethoven bewijst het- heeft haar laarste woord gesproken; zij kan niet verder. Na Beethoven is muziek tot volstrekte onvruchtbaarheid gedoemd" waarmee hij bewees de crisissituatie van zijn tijd haarfijn te hebben aangevoeld.

Vandaag zou ik nog zes adressen laden, maar bij het eerste, in Meursault, ging het al mis, want ondanks dat de leverancier op de hoogte was dat "wij" zouden komen, bleek zijn heftruck, nodig om te laden, al enige tijd stuk te zijn. Na ruim een uur niksen ben ik er maar vandoor gegaan, naar Beaune, midden in Beaune, en daar zat de handel in een oogwenk achter in het laadruim.

Al lange tijd bestudeer ik de gezichten, het gelaat van de voorbijganger, die in de supermarkten, op de laadadressen, overal, de nieuwe tijd is er op af te lezen, vanaf het voorjaar kijken, lachen, het knippen met de ogen, ja, ook de grimassen zijn veranderd, in een oogwenk.

Inmiddels vielen nog twee klanten af, zodat mij nog ééntje restte, die in Pouilly sur Loire, toch nog een heel eind karren vanaf Beaune, dus toog ik eerst naar het oude stadje Autun en over Chateau-Chinon reed ik verder, door Saint Saulge, een lange rit dwars door de Morvan, een nogal wat ondergewaardeerde omgeving, slechts weinigen kennen de schoonheid van de streek. Zelfs vandaag, terwijl het nagenoeg onafgebroken regende, was het hier mooi, maar ja, ik houd ook van regen, van onguur, van opzwiepende regenvlagen, ik vind ze spannend.

Wagner herkende het, toen, in zijn tijd, en weinigen zullen hem zijn bijgevallen en wellicht de enige die het voor honderd procent met hem aanvoelde was Cosima, dochter van Franz List en Wagner's laatste echtgenoot.

Rivieren stroomden tjokvol door hun beddingen, in weiden en akkers stonden soms grote, drassige, waterplassen, het land heeft moeite het neergekomen water af te voeren. De klant in Pouilly zat er ook snel in en vandaar ging de reis verder, via Douzy naar Auxerre, en daarna, dit keer via Vouzieres. Even daarna, in La Chesne, bleef ik staan, at ik asperges met kaas.

Ruim honderd vijftig jaar tussen de tijdskanteling ten tijde van Wagner en die van dit voorjaar: eerst leefden de mensheid, in alle opzichten.

Daarna sloeg leven, het leven, om in een ander soort leven, ik groeide er mee op, de mensheid leefde eigenlijk niet, maar beleefde, de mensheid maakte mee en na het verstrijken van de tijd steeg de beleving, soms tot ongekende hoogten!

Bruisend beleefde men zijn tijd, gezeten op vooruitgang, voort ging het, met alles, met bijna alles. Maar dit intens beleven eiste zijn tol, het beleven maakte kwetsbaar, in die honderd vijftig jaar verdween door al dat beleven het grootste deel van de ziel, zodat uiteindelijk het lichaam met de zenuwen achter bleef.

Morgen nog het restant van de rit, waarna we weer zullen zien waar de volgende reis heen gaat.

Plost kwam de kanteling over ons, het beleven verdween, in één klap, de gezichten, wie weet, ziét het ook, de mensen, ze lopen langs, zonder leven, zonder beleven.

In de aangebroken tijd zie ik ze, lopens door de straten, zittend op het terras, fietsend op het rijwiel, aan de arbeid in de fabrieken, het leven is, na de tussenstap beleven, uitgekomen bij een louter overleven.

Aldus schreef ome Willem.


---

Bij Rumilly.

Onstuimig weer in de lucht.

De Cerdon.

Routier.

Een kleine knaagschuur aan de weg Auxerre-Chalon.

De cel.

Ze bestaan nog, maar worden eigenlijk nooit meer gebruikt. Gevolg, volledig onder het stof.

woensdag 25 april 2012

Het windhart

Een harde wind waait over het Franse land en drijft de koude naar elders, er zit verandering in de voortgedreven lucht.

Vanmorgen stond ik niet ver van waar ik nu sta, op de weg Auxerre-Beaune, de oude N 6, en een dag van noest rondrijden maakt het verschil, eerst vanmorgen vroeg reed ik in het duister langs de plek waar ik nu sta, op boogschutsafstand van Chalon sur Saône, ik kan de lichten vanhier zien.

Ik bleef de weg volgen, Tournus, de Saône over en via Cuisery snorde ik door de Bresse naar Bourg: de steek Bresse waar ik door reed is bezaait met talloze meertjes en staat bekend om zijn speciale kippen, Poulet de Bresse. Even nam ik dan een stukje snelweg, om er na twee afslagen weer snel af te gaan en reed heel ouderwets de Alpen in, of nee, eigenlijk behoren de bergen nog tot de Jura. Je ziet ze al vanaf Lyon, vanaf Macon, vanaf Bourg, en zo reed ik langs de Ain de bergen in, eerst nog vlak, de loop van de rivier volgend, en toen omhoog, de Cerdon op vanwaar je een adembenemend uitzicht hebt over het immense Rhônedal; kilometers ver was het uitzicht.

Langs een prachtig meer, Nantua, en niet lang daarna het imposante Bellegarde, een brug over, in de diepte de koninklijke Rhône, reeds eeuwenlang, ver voor het stadje, daar stromend.

Omhoog ging het weer, en weer de diepte in, Fragny, en wéér omhoog, afdalen, Rumilly, toen nog een paar kilometers, Alby sur Chéran waar de graafmachines er uit werden gereden.

Vervolgens weer terug, genietend van de vergezichten, witgepimpte bergtoppen, de bebloemde weiden, betuinde heuvels, een zwarte kraai scheerde regelmatig laag de weg over, hier en daar een loerende buizerd, stilzittend op een paal tussen het prikkeldraad. Van vroeger ken ik het nog, de fransklinkende echo's tussen de bergen, toen, toen het hier o zo stil was, gevrijwaard van snelwegen, toen de aanstaande vooruitgang nog in de lucht zat, ik krijg kippenvel als ik er aan terug denk, herinner mij dat ik hier rond '70 met een tweetakt DKW-tje (Stond dat niet voor Daar Komt Willem?) door de verleden tijd reed, ja, het lijkt of juist dié echo hier nog steeds is blijven hangen.

Rond de middag stopte ik even in een naamloos dorpje en snoof een weldadige geur van seringen op, de zon brak langzaam door, opeens begon het waaien.

Stormen zelfs, ik vreesde bijna om te slaan toen ik van Châtillon la Palud naar Châtillon sur Chalaronne reisde, maar ik ging onverstoorbaar verder, de brug bij Belleville over en niet lang daarna stond ik te laden in La Maison Blanc, het bleef maar waaien.

19 palleten, en toen ging ik weer, Macon, Tournus, en niet lang daarna kwam ik aan waar ik nu sta, de wind neemt iets af en heeft inmiddels de kou verdreven, buiten voelt het bijna warm aan.
Die geheimzinnige wind, waarvan niemand weet vanwaar zij komt en nog minder weet naar waar zij toe op weg is, maar ditmaal heeft de wind wel een warm hart.

Aldus schreef ome Willem.
---

Avallon.

Morvan.

Heerlijk!

dinsdag 24 april 2012

De driezet.

Kan een tweezet wel eens het hoofd breken, nog erger is het vaak met een driezet en soms kan het dagen duren voordat het begint te dagen, vooral als er nogal wat "materiaal" op het bord staat. Dus: wit zet, zwart zet, wit en zwart zetten nog eens en dan zet wit, wat zwart ook speelt, mat.

Al snel was ik gelost in Grandvillers zodat ik naar de volgende klant kon rijden die zich voorbij Parijs bevond, vlak bij Brie en derhalve besloot ik zo goed als mogelijk drukte te vermeiden, eerst naar Beauvais waar de hoogste gotische Kathedraal ter wereld staat, en toen naar Clermont en Creil vanwaar ik via Ermenonville naar de woonplaats van Joop, Joop Zoetemelk, Meaux, waar hij een hotel runt, snorde. Vandaar nog even verder en nog net voor de middag had ik Savigny le Temple, bezijden Melun, er uit.

Zelfs een vrij eenvoudige driezet is voor een beginneling reeds een opgave waar hij of zij, soms na uren, niet uit komt en sommige overstijgen, wat moeilijkheidsgraad betreft, de kubus van Rubic die per slot van rekening in hoogstens twintig draaiingen in de juiste stand kan worden gebracht.

Vanuit Savigny weer Parijs door omdat er in Villepinte een graafmachine moest worden opgehaald, dus voor de tweede keer de drukte door, en het regende, dus dat beloofde wat, maar dit keer brak het weer het woord, het werd droog en kon, tegen verwachting in, goed opschieten.

Onderweg luisterde ik regelmatig naar de radio, het gevallen kabinet, het zwarte pietenspel en de kaartendans zijn weer begonnen, men rolt over elkaar heen, de problemen lijken ernstig, de miljarden vliegen ons om de oren.

Met enige listigheid en improvisatie reden we, de verlader en ik, de graafmachine achter in de kar waarna ik vertrok, nu wederom Parijs door en het had er deze keer veel van een niet al te moeilijke driezet, waarvan de slotzet het moeilijkste was, weg, want ik dreigde vast te komen staan, maar nog net kon ik er af om via via de weg naar Sens op te komen. Sens, genoemd naar het Keltische volkje de Senonen die hier ooit, in een ver verleden, neerstreken en later hier de eerste, dus nu oudste, gotische kathedraal bouwden, Sens, het noordelijkste stadje in Bourgondië.

Misschien komt het, omdat ik als één van de weinigen nog klompen draag, maar ik kon het er op aanvoelen dat de euro geen lang leven was beschoren, het trekt ons steeds in een dieper en dieper moeras, omgeven door uiterst giftige valutagassen.

Een prachtige route vulde de rest van de dag, door het schitterende dal van de Yonne naar Auxerre en vandaar verder langs de Cure, naar Avallon, eigenlijk gewoon de voormalige "N"-weg 6, Saulieu en net even na Arnay le Duc vond ik het welletjes.

Voor een hersentraining waag ik mij aan een driezet, ééntje, waar ik gisteren aan begon maar waar ik niet uit kwam terwijl ik er de hele dag over piekerde, want er moest toch een oplossing zijn. Na een uurtje zag ik het, opeens, precies net zoals je het dier of voorwerp vanuit een vrijwel nietszeggende kleurenkaart ziet opdoemen, ach, hoe heet zo'n kaart ook al weer.

Inmiddels buigen 150 kamerleden zich over hun eigen driezet, maar ze zien aan de oplossing voorbij, men roept de ene naar de andere zet maar geen van die leiden tot de goede oplossing, maar, zoals in bijna elke driezet, de meest onwaarschijnlijke beslissingen zullen het probleem werkelijk oplossen, maar doordat de politiek zich vrijwillig door de Unie liet ketenen kan men de gespeelde zetten niet meer keren en is er geen oplossing meer voorhanden, een onopgeloste, ja heilloze driezet, Unie, Euro, Armoe. Je moet wel erg veel van het drama houden wil men hier mee verder gaan.

Het failliet, niet alleen van de Euro, maar ook van de democratie.

Morgen ga ik verder, de alpen in om de graafmachine af te leveren. Die gaat daar dan bergen verzetten.

Aldus schreef ome Willem.
---

Picardië

Hondenweer, met aan de horizon enige opklaring.

De tweezet.

Lange, rechte wegen strekken zich uit over de glooiende heuvels van Picardië, soms hier en daar, bijna plotseling, verscholen in een dal, een stadje, zoals Poix de Picardië, ja, ook Amiëns ligt in een dal temidden van glooiingen.

Mat in twee zetten, dus wit zet, zwart zet en vervolgens geeft wit mat op "zijn" tweede zet, er zijn talloze van deze twee-zetten gecomponeerd en ze zijn bijzonder aardig om op te lossen.

Een wisselvallige dag, Veghel, Weert en Venlo kwamen op mijn pad, een wisselvallige dag, zeker wat het weer betreft, af en toe zon, maar vooral "hier" meer regen dan "daar" en vooral erg fris.

Sam Loyd, om er maar ééntje te noemen, was zo'n componist, hij maakte er nogal wat, sommigen zo mooi dat ze nauwelijks te ontwarren zijn en één van zijn problemen heeft mij ooit enkele avonden gekost.

Na venlo was het laad- en loswerk achter de rug en ik vertrok, via de geboortestad van Cesar Frank (die overigens een hele rits namen voor zijn naam had die mij helaas allemaal zijn ontschoten), Luik, en die, hoewel bekend als Franse componist, van oorsprong een Nederlander was omdat Luik juist in die periode Nederlands was.

Dwars door de Borinage, de streek waar Vincent van Gogh voordat hij zich op verven ging toeleggen nog als Aalmoezenier onder mijnwerkers heeft gediend, kwam ik, via Mons, langs Valenciennes en Cambrai, deze laatste voorheen Kamerijk geheten en beide steden liggen aan de bovenloop van de Schelde en zijn sinds de Vrede van Nijmegen, rond 1680, definitief Frans geworden. Cambrai, onder andere bekend van de snoepjes, snoepjes die voor komen in het (strip)boek "De Ronde van Gallië" van Asterix en Obelix

Jammer, eigenlijk, want tweezetten al prijsvraag verloren hun populariteit omdat ze met de computer eenvoudig zijn op te lossen, maar ik verkies zelf, met eigen brein, achter het geheim te komen en volgens de oude Professor voorkomt dat dementie; zelf is hij daar, met 101 jaar en scherpe geest, een levend bewijs van.

Vanaf Cambrai rijd je, als je naar het zuidwesten gaat, zo Picardië binnen, streek met zowaar een eigen taal, met lange, rechte wegen, ik reed via Bapaume en Albert naar de stad waar Jules Verne na het schrijven van, onder meer, Hector Savadac, 20.000 mijlen onder zee, reis om de wereld in 80 dagen, de kinderen van Kapitein Grand, Michaël Strogoff, koerier van de Tsaar en nog vele andere, voor toen, sience fiction verhalen en die ik allen, en enkelen soms meerdere keren, heb gelezen, overleed. In de weide omgeving leeft zijn naam voort: een enorme brug, een industrieterrein, het draagt zijn naam, hier, in Amiëns.

De regen klettert maar door, een tegenligger van formaat zoeft langs met in zijn kielzog een enorme wolk opgezweept water waar ik dan doorheen duik; even is het zicht door de voorruit weg, even maar, gelukkig, telkens weer als een collega tegenligt.

Aan het eind van de dag komt een waterig zonnetje door, langs de weg borden met geschiedenis, borden die aangeven waar precies tijdens de "grande guerre" het "front" was, zomer 1916, en ik bedenk, elk bordje staat garant voor duizenden doden, hier, langs de Somme.

'T is koud, kil en winderig, de regen stort weer neer, de stuurhut schudt, onder windgeraas, heen en weer, maar ik merk het niet eens. ik kijk naar een paar tweezetten en weet ze, soms na langdurig zoeken, op te lossen. Rond een uur of twee en diverse problemen verder besef ik, dat ik slaap heb.

Aldus schreef ome Willem.
---

zondag 22 april 2012

Een kleine impressie van de afgelopen week.

Alzonne, prachtige omgeving. Op de achtergrond besneeuwde Pyreneeën.
In de buurt van Cannes-et-Clairan waar de druiven reeds uitlopen.
En in Narbonne zijn ze al wat verder.
Paardenbloemen, een iets ander geel.
Knoltonde.
Landschap nabij Troyes.
Le Pompidou
Nimes.
Gezicht op Rodez
Sneeuw bij Saint-Jacques-des-Blats.
Typisch Frans, Villemoustaussou.
Waddinxveen, zo zie je de brug niet vaak.
Zaterdag kwam ik Bert Denver tegen, die een liedje voor een kleine ukkepuk zong.

zaterdag 21 april 2012

Nimes.

Een kleine impressie van deze mooie stad. Zeker op het einde, als ik langs de eeuwenoude arena fiets.

vrijdag 20 april 2012

Boom.

Oude weg Brussel-Antwerpen.

De onnul.

De weg klom nog wat hoger, om eerst nog even af te dalen, Aurillac, een tamelijk afgelegen. Franse stad waar ooit een monnik woonde die later, als Paus Silvester de Tweede, nog lange tijd voorkwam dat het getal nul gebruikt mocht worden.

Nul immers, was het niets, dat mocht, dat kón helemaal niet!

Na Aurillac ging het weer omhoog en in gedachten verzonken ging ik verder, het begon te sneeuwen, aldenaars te sneeuwen, de weg nagenoeg onbegaanbaar, ik woog en dacht over hetgeen Silvester de Tweede heeft willen vermijden.

Rond het jaar duizend, toen er, net als dit jaar, ook een tijdskanteling plaatsvond, precieser, enkele decennia daarna, werden voor het eerst, vanuit de Arabische wereld, getallen ingevoerd, afzonderlijk, zonder gebruik van, zoals voorheen, van letters. Abstracte getallen, waarmee de eerste aanzet werd gegeven tot de vanaf toen opstomende techniek.

Eindelijk kwam de tunnel in zicht en het werd tijd ook, een zucht van opluchting, na twee kilometer was ik aan gene zijde waar de weg ook besneeuwd was, maar er was geen neerslag meer.

En toen ik hoog op de top van een berg een spierwitte Maria met in haar linkerarm het Kindeke zag, wist ik dat ik Murat binnenreed, het stadje waar ik nog wat spullen zou ophalen, twaalf ton mineralen, maar ik was niet meteen aan de beurt.

Hersenspook noch nevelpraat is het, de door mij waargenomen omwenteling, toen ik geladen was en terug reed merkte ik het weer, de gele velden, anders geel dan voorheen, de bekende weg terug, maar anders, Moulins, Auxerre enzovoorts, veel regen, stortregens soms, en dan weer even zon, Beethoven, klavierconcert, het eerste, meevoerende mijn denkzenuwen op de wandeltocht naar onontgonnen weiden, aan de andere kant hoorde ik onbestemde klanken, onstuimige tonen die mij nieuwsgierig maakten, ik wilde die kant opgaan,maar zag, dat de weg er naar toe onbegaanbaar was, en toch, ik werd gedreven, wellicht door een geheimzinnig noodlot, ik schreeuwde!

Nog nooit, of toch, de klanken, ik kende ze van héél vroeger, kende ze van toen ik nog een kind was, de raadselklank, de ondertoon, nooit hoorde ik ze, ooit, één keer meer,
een weemoedklank, dan alleen die ene keer, diep, in het holst van een nacht, die éne nacht, die achternacht.

Maar nu: ik werd nieuwsgierig en bevreesd, het klavierconcert was afgelopen en de negende, de négende, begon, ik zette het tweede deel, de paukenslagen, op, volumeknop op maximum, de genezijdeklank hoorde ik niet meer en reed verder. Rond zeven uur bereikte ik sommesous en licht bevend zette ik het toestel stil, het slotkoor zong "Seid Umschlungen. Millionen! Diesen Kuss der ganzen Welt".

De regen stroomt langs de ruiten naar beneden, alles is grijs om mij heen, het was ten tijde van Silvester de Tweede, de komst van het uurwerk waardoor de tijden, als bij toverdlag, anders werden, tijd, het van de Eeuwige gegevene tot het voor de mens beschikbare tijd. De techniek, uitgewerkt, ze maakt plaats, plaats voor het vergezicht, delen draaien links om, rechts om, tegelijkertijd.

Nullen zijn énen en énen zijn nullen geworden. De nullijn doorbroken, afgeschaft, vernietigd! De intocht van de onnul Wie onthult het raadsel?

Hoorde de eeuwenoude monnik uit Aurillac hetzelfde?

Aldus schreef ome Willem.
---

woensdag 18 april 2012

Het onbegrijpen.

Alle gedachten zijn zonnestralen die in het individu tot gekleurd leven wordt om daarna te verdwijnen in het ogenblik die als regendruppels verder vloeien in een oneindige stroom der dingen.

Regenachtig was de dag, op enkele uren na, zoals vanmorgen toen ik de opkomst van de zon beleefde op de weg van Sigean naar Port-Leucate, even de zee zien, onstuimig, het woei er flink op los, verder, Le Bacarés, Perpignan en toen naar het stadje van Dali, Figuras, waar ik de eerst acht paletten in de kar kreeg en toen weer terug Frankrijk weer in, want de tweede klant bevond zich in Narbonne-Plage.

Waar komen ze vandaan, die gedachten? Uit het niets, soms? Of toch uit een iets. En waar gaan ze heen? Ach, het niets. Is dat niet het vreselijkste iets, om zich daar aan vast te klampen, ontloken doelloos? Is het mogelijk, een Fata Morgana zonder Fata?

Het volgende doel was Villemoustaussou, een hele mond vol, ja, net boven Carcassonne en op weg daar naar toe, via Lezignan-Corbières en Capendu, keek ik links naar de besneeuwde toppen van de Pyreneeën die prachtig beschenen werden door het zonlicht dat hier en daar door de half-bewolkte hemel kliefde en rechts van mij keek ik op tegen het Centraal Massief waarboven donkergrijze wolken gemeen tegen mij grijnsden.

Wat is verstandiger, wat geloofwaardiger, eeuwige geest of eeuwige stof, de stof riep en dwong de geest, of, de geest de stof?

Vanaf Carcassonne snorde ik recht op de gemene grijns af en weldra, vanaf Castres, reed ik in de regen die niet meer ophield, slingerend kwam ik aan in Albi en verder ging het, via Baragueville naar het pittoreske en indrukwekkende Rodez waarvan de enorme kathedraal hoog boven de stad uit torend.

Tijdens het traag vallen van de avond koetelde ik nog in stromende regen via Decazeville naar Maurs waarna ik de hoogte in ging, het Massief op richting Aurillac en even daarvoor, in Saint Mamet la Salvetat, was het bijna donker en bleef ik staan.

Is het dan: de grond van alle leven is grondloos, of; de eerste grond van het leven is een verheven geest welke wij vermoeden, zoeken, liefhebben, maar niet begrijpen, althans niet met behulp van natuur- schei- en redeneerkunde.

De gedachte aan beide gevallen is eeuwigheid, beide een geloofsstelling omdat eeuwigheid zich bewijzen noch begrijpen, en daarnaast niet verklaren laat.

Toch?

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 17 april 2012

Gezicht.

In de middag keek in naar de voorbijschrijdende menigte, keek, naar de gezichten, naar hoe ze er uit zagen, haastige heren, de parmantige dames, de voorbijhuppelende kinderen.

Een dag met tegenstelling, vanaf het vertrek, bij zonopkomst, fris, zelfs koud, min drie en naarmate ik zuidelijker trok, daalde de thermometer ondanks dat er een overdadige zon was. April, midden april, en toen ik, bij Massiac, hoger dan 800 meter kwam, sneeuw, en zeker niet weinig. Zo had ik, toen ik boven op de col de la Fageole was, een adembenemend uitzicht over het besneeuwde berglandschap dat in de Aprilzon er sprookjesachtig uitzag.

Vroeger, jaren geleden, keek ik ook naar voorbijgangers, misschien niet zo intensief als vandaag, maar ik trachtte de oude herinnering op te diepen en stelde mij, met een ernstig gezicht, de vraag: "Is er verschil, en zo ja, wat is het verschil met toen"?

Na die eerste, hoge col nam de sneeuw wat af, ik meende dat het ergste wel voorbij zou zijn, maar toen ik van Saint-Chély over de D 806 naar Mende snorde, werd het snel steeds kouder, min zeven en min acht werd even aangetikt, en ook de weg werd nagenoeg onbegaanbaar vanwege enkele centimeters sneeuw en hier en daar was de weg soms net een ijsbaan zodat ik enigszins nagelbijtend voortging en opgelucht ademhaalde toen ik de Can de la Roche over was en afdaalde naar Mende. Enkele kilometers voor het eeuwenoude stadje was nergens meer sneeuw, en aangekomen keek ik terug en op de bergen in; niets dat er op wees hoe onherbergzaam de toestand even verderop was; de bergen geven niet zomaar hun geheimen prijs.


Lang geleden, toen ik lang geleden keek naar voorbijgangers, keek ik naar geklede dame's, nette heren in soms driedelig pak, enkelen nog met een hoed, een deukhoed, weinig blauw, gezichten, onbedrukt, bruisend, verwachtingsvol en uitkijkend naar een nieuwe tijd, het oude was voorbij gegaan, het nieuwe net enkele decennia begonnen, het kon niet op en dat zag je, dat zág je op de gezichten.

Toch waagde ik het er op, vanaf Mende over de Col de Montmirat wat probleemloos verliep, en toen, omdat ik ruim in de tijd zat, vanaf Florac over de Col de Faïsses, Col de Solpétières en toen over de Corniche des Cévennes, een weg over een enorme hoogte, met krankzinnig mooie vergezichten, vergezichten die stoutste dromen overtroffen, het onmogelijke bleek toch mogelijk en na ruim een uur kwam ik, na een zinderende afdaling via Le Pompidou en de col de L' Exil, aan in Anduze.

De tegenstelling tussen heren en heren was groot, toen, enerzijds dus de net gekleden, anderzijds de langharige hippie-outfit, vaak gekleed in indiase kuchhasjkledij terwijl degelijk gerokte vrouwen contrasteerden met de geminirokte bakvissen met uitdagende vooruitstrevendheid; t' was soms geen gezicht.


Achteraf had ik nauwelijks meer tijd nodig gehad indien ik gewoon de gebruikelijke N 106 had gevolgd zodat ik alsnog rond éénen in Nimes aan kwam en ik te horen kreeg dat het vóór half vijf niets zou worden en dus nam ik de fiets en sjeesde met gezwinde spoed naar het oude centrum, kwam langs de eeuwenoude arena en in één van de oude straatjes, vol langsslenterend publiek, koesterde ik op een wat verlopen terras een kleine versnapering en keek, keek!

Keek en vergeleek, vergeleek met toen, de gezichten, de mensen, de dames en heren, ze kijken, nu, bedrukt, teken van de bezorgdheid van de onzekere andere, nieuwe, tijd, men kijkt apathisch, gefrustreerd soms, en iedereen, bijna iedereen, is eender gekleed, het verschil tussen beide sexen lostte in de loop der jaren bijna helemaal op. Onzijdig, zo zag ik vandaag de voorbijgangers, de meesten in blauw spijkergoed, deernis overviel mij, tegen half vier fietste ik terug.

Ruim achttien graden en niets dat herinnerde aan de besneeuwde bergen van vanmorgen, ruim naar zessen waren de goederen er uit en kon binnen de tijd Narbonne nog bereiken, Croix-Sud, dat kon ik nog van weleer, toen hier nog de "douane" zat en het hier stampvol stond met Franse en Nederlandse trucks.

Maar de uitbater van de routier keek somber, zijn gezicht stond op onweer, op nimmerweer, want de eens zo bloeiende knaagschuur bleek erg verlopen. Hooguit dertig procent van de tafeltjes was bezet en het voer dat werd geserveerd was de naam van eten niet waardig. In het donker verliet ik het oord van vergane glorie, zelfs mijn gezicht werd er wankelmoedig van.

Aldus schreef ome Willem.
---

Nimes.

Arena uit het jaar 100.

Servières.

Afzien!

Saint-Mary-le-Plain.

De winter keert even weer!

Noppen.

Al spoedig reed ik over de eindeloze Franse vlakten, overal schoten de gewassen de grond uit en met name na Troyes reed ik tussen in mozaïk gezaaide geelgenopte koolzaadvelden door en voorbij Auxerre leek het soms net of ik over een van gele en groene vakjes voorzien dambord snorde.


Vandaag probeerde ik het weer om de muziek van Hector, Hector Berlioz, te waarderen, maar ook deze keer mislukte, gelijk eerdere pogingen, het weer, want zijn composities zijn dermate chaotisch dat deze bij mij wrevel oproept, zoiets als de wrede ondergang van Hector in de Ilias: Hector die, uit wraak, door Achilles -die hem te pakken kreeg- drie keer achter zijn strijdwagen om de stad Troje heen sleurde en zo de dood vond, dát soort ruwe chaosbeelden roept de muziek van Berlioz bij mij op, huivermuziek, vol met dissonanten, ze nopen mij tot afkeer.

Door en langs bekende dorpjes ging het weer, het Belgische Couvin, langs Clamency, door Auxon waar over de weg drempels, bestaande uit een twee rijen overdwars aangebrachte gele kunstof doppen, werden aangebracht en die het voertuig en zijn kar ernstig deed schudden.

De zon deed zijn werk, althans, in de cabine, want, zodra buiten gekomen, ervaarde ik een snijdende wind, van warmte was dan, ondanks de overweldigende zonnestralen, opeens niet veel te merken terwijl de straffe wind jonge, groene, net opkomende haver eenzijdig deed wuiven. Het stralende zonlicht zorgde er in samenspel met de wind voor dat er een zilveren glans over de groene velden kwam te liggen, alsof er een enorme kudde zilvervisjes, voortgedreven door mysterieuze motieven, één kant op aan het zwemmen was.

Franse componisten, Debussy, Ravel, Dukas of Saint Saëns, om er slechts enkelen te noemen, hebben mij nauwelijks kunnen bekoren, op een enkele compositie na dan, maar ook dan kom ik niet tot een middelmatige waardering, maar ja, dat kán eigenlijk ook niet anders, want het meeste is van ná.

Grimmig, de tijd, dit nieuwe era, dat net begon, begint onstuimig, fris, zuur en guur, hoe zal het verder gaan?

Gelukkig, rond de avond kwam ik aan, even voorbij de stad die lange tijd zetel was van de hertogen van Bourbon, Moulins, bij een culinaire gelegenheid van niet te versmaden niveau, tevens een plek waar de nacht kon worden doorgebracht.

Culinair, iets waar de Fransen wél goed in zijn en binnen kreeg ik, na een voorgerecht en naast rijst, een bescheiden, maar goed uitziend, en naar later bleek ook goed smakend, stukje rundvlees voorgeschoteld en aan de serie kleine ronde indrukken kon je zien dat het gegrild was.

Nadien wandelde ik terug naar het Dafje, het licht was geweken en boven mij had zich in de maanloze nacht een diep-kobaltblauwe deken ontrold, alsof ik onder een enorme grote fluwelen deken liep waarop ontelbare knopen, grote en kleine zilveren noppen, werden aangebracht.

Aldus schreef ome Willem.
---

zaterdag 14 april 2012

Indrukken van de afgelopen week.





de weg bij Vráž










In de buurt van Zlechov





České Budějovice











Lange,




en lange wegen,






soms uiterst lang, en ook erg stil.










Drahonice










Katovice








Vanuit Oostenrijk weer op weg naar Tsjechië.






Er daar sneeuwde het zelfs!!






In de buurt van Schrems.







Op de weg naar Přeštice










Přeštice










Strakonice







Strakonice, de lange pijp van nabij.











Žinkovy







Žinkovy









De weg Apeldoorn-Barneveld.