De hemel kleurt rood! |
Terwijl de maan nog niet wijkt..... |
Oude Mirdum |
Ten einde. Ten einde taant het jaar. Ten einde taant het jaar waarin het onrustiger is dan ooit.
Oh ja; alles lijkt rustig, alles. Alles?
In het oog van een verwoestende storm is alles rustig, stil. alsof er niets aan de hand is.
Maar wee. Wee wee! Slechts schijn wiegt alles om ons heen in slaap. Hoe vreselijk is het om in een tijd te leven waarin de "Umwertung aller Werten", omkering van alle waarden, jazeker, wat tot gevolg heeft dat alles wat voorheen van hoge waarde is geweest tot waardeloos wordt verklaard.
Tot waanzin gedreven. Nieuwe tafels worden geschreven, tafels vol krank en schim waarmee onheil wordt op- en afgeroepen. Weldra stiert het oog heen en overweldigd ons de storm. Ben ik dan een profeet? Welnee!
Al het zuchten wijst er op; wegkijken werd tot norm. Terwijl de dood en het zwart in al haar hevigheid weerkeert en verbindingen, wellicht definitief, werden verbroken, wordt er gedanst en gefeest op een zinkende Titanic.
De vrees werd vermoord, maar inmiddels kleurt de hemel reeds rood!
Waar zijn ze? De wachters van de morgen? Meesters onderdanen van slaven.
Mens, let toch op, straks, in de diepe nacht.
De middennacht. Het leven van boosdoeners is hun een kwelling. De aarde bedekt met bloed; zelfs de stormwind zal haar klacht niet overstemmen.
Immers op de markt van lust, wellust en macht verdwijnt het aanbod van alles waar maar vraag naar is.
Vandaar de nieuwe monsters.
Al gaat de storm weer even liggen; de verwoesting is enorm.
Waanzinzinnen beheersen wereldse machten die niet te stuiten lijken. Slechts lijken!
Aldus schreef ome Willem.
'T gaat voorbij, ook deze keer weer.
Hoe onwaarschijnlijk ook!
Het gaat voorbij, de stilte van deze late herfst en wie de oren spitst kan het gedonder van de naderende waterval horen; de donkere dreiging vol met on- en nimmerweer. Onderwijl kijk, fiets en wandel ik tussen de vele reeds in slaap gesusten.
Het gebrul van een waterschalmei in de verte dat nadert wordt niet opgemerkt, evenals de zich achter de horizon vast en zeker hoog in de lucht voortdrijvende grijze, ja zwarte wolken vol grimmigheid.
Is het zand, waarin de hoofden van de gesusten zich bevinden?
Ach wee! Ach wee! Hoe afschuwelijk zal hun ontwaken zijn!!
De uitputtingstoestand... Alles gaat, omdat het nergens meer over gaat.
De huidige politiek verwoest de waan van de werkelijkheid; ze is erger dan leugen, catastrofe voor vrijheid in een tijd dat wetenschap religieus begint te murmelen; zelfs onzin als waarheid proclameert. Wetenschap ontdekt niet alleen waarheden, maar verzint ze eveneens.
Stemmen van de donkere boodschap zijn volop te horen voor een ieder die ze ook wíl horen; voorafgaand aan de waterval en onheilspellende woedewolken. Deel en oordeel.
Globaal denken, globaal doen, globaal zijn, wereldregering; het organiseren van de eindgebruiker.
Wie het hoofd in het zand heeft, verlangt bedekt te zijn met heuvels en bergen.
Aldus schreef ome Willem
De uren, de
maanden, ze schreiden onverdroten voort.
Nauwelijks! Nauwelijks kan ik ze nog bijhouden. Eer de dag voorbij is
besef ik steeds opnieuw dat de feiten, waar achter ik loop, voorbij zijn.
In een
krankzinnige wereld waar het kwaad met een nog veel groter kwaad wordt
bestreden is het onprettig toeven; neerslachtigheid maakt zich voortdurend van
mij meester, temeer dat ik van de ene in de andere verbijstering val. Reeds
lang gesproken waarschuwingen werden jarenlang in de wind geslagen, genegeerd en
weggewuifd waardoor niet al te ver hier vandaan een menselijke gehaktmolen in
werking werd gezet. Zoals ooit op de
Noord-Franse heuvels waar jonge kerels die nooit de kans kregen een meisje lief
te hebben op gruwelijke wijze door een bloedpomp werden gejast; achter elke
kleikluit verscheen een schedel, een schedel van een jongeling.
En daar,
dáár, waar ooit de pestplaag van de honger, de holodomor, zijn tallozen om het
leven bracht wordt opnieuw met oosterse en westerse “hulp” een bittere
geschiedenis van honderdjaar terug herschreven.
Een diepe,
diepe afgrond nadert, we hebben het schavot van onze zelfexecutie betreden. Met
voorbedachten rade gaat de mens de eindcatastrofe tegemoet. Over deze tijd
heeft de rabbi uit Bethlehem een donkere streep getrokken. “Aporia” (luk 21:25)’
geen uitweg meer! Geen uitweg meer omdat eeuwenoude woorden vergeten werden:
overwin het kwade niet met het kwade, maar overwin het kwade door het goede.
Maar toch! Uitgestelde
teleurstelling, maar is er dan geen hoop meer?
Onrust hangt
in de lucht; er is zwaar weer op til, er is nóg zwaarder weer op til, maar
geloven doet men haast niet meer.
Vlakbij
wordt, tanend, de herfst gezien die de winter tegemoet treedt, maar tevens hoor
ik reeds de lente, het nieuwe leven dat uit het oude opkomt. Nu reeds, omdat het nieuwe jaar, 5783, Rosj
Hasjana, is aangebroken.
Wellicht het
laatste jaar?
Aldus
schreef ome Willem
Bijna, bijna halverwege, juni 2022, een half jaar en een minder dan een halve maand scheiden ons tot een volgend jaar.
Niet zo heel ver weg woedt een zinloze oorlog; een oorlog
die de één niet winnen en de ander niet verliezen kan met tot gevolg zinloos leed
voor duizenden onschuldigen terwijl deze krankzinnige onzinnigheid voortduurt met behulp
van -onder meer- Nederlands wapentuig.
Tuig dus, ingezegend door ons parlement, ja, zelfs de meest orthodoxe Kamerleden,
ja, alle christelijke partijen zegenen
de wapens; zegenen het tuig dat dood en verderf zaait.
En een omhooggevallen psychopaat roept ons toe dat het “onze
oorlog”, “onze strijd” is.
Verbijsterd staar ik in de verte, de lucht is diepblauw
gekleurd: ”Wie heeft mij wat gevraagd?” schiet er door mij heen.
NIET mijn oorlog!
Een psychopaat heeft geen enkele empathie, mededogen met de
duizenden slachtoffers, doden, gewonden en voor het leven getraumatiseerde,
vooral, kinderen.
Opeens verschijnen er grimmige beelden vanuit het niets in
de blauwe lucht; er verschijnen grijnzende mensen, gewiekste handelaren, zo te
zien. Ze slaan elkaar op de schouder en enkele slaakt een onheilspellende
juichkreet.
Hoe, weet ik niet, maar ik ken ze, of herken ze. Wapenhandelaren, met daarachter uitvinders,
bedenkers van het meest moordzuchtige en wrede tuig.
Op weg, waarheen is onduidelijk, maar ze lijken nog maar
halverwege te zijn.
Mogen ze hun luguber spel afmaken?
Aldus schreef ome Willem