Oude paden.... |
Fort Bitche |
Leuke oude voertuigen...... |
Het meer, in de verte de sneeuwtoppen |
Lekke band, dat overkomt je wel eens |
Mooie schildering boven de ingang... |
De dame.... |
Het meer vanaf La Vue des alpes |
La douche France |
Wat ik zoal onderweg meemaak en waar ik aan denk
In de avond mijmer ik terug; blik ik in gedachten terug naar de vorige week toen we over het rimpelloze water heen keken naar enorme bergen; witgetopt.
Zonnig, voorjaarsweer! Een heerlijk moment terwijl we langs het langwerpige meer over de fietspaden reden met, uiteraard, rijwielen die we van huis meegenomen hadden.
Al langere tijd hoor ik om mij heen regelmatig de opmerking dat er, ergens "boven" ons iemanden of één iemand aan "de touwtjes trekt" waardoor datgene geschied wat er thans aan het gebeuren is; dat de mensheid steeds meer aan controle onderworpen wordt omdat democratische regeringsleiders zich ondemocratisch ontpoppen en zich als marionetten gedragen.
En al langere tijd "herken" ik dat, op zich genomen, wel, maar zie ook dat diegenen die dat vermoeden het weliswaar een beetje bij het rechte eind hebben, edoch niet helemaal.
Een fietstocht tussen Neuchâtel en Yverdon kent enkele korte, soms venijnige hellingen, echte kuitenbijters, althans, voor ons, want, zo zal de lezer reeds opgemerkt hebben; ik was niet alleen.
De slordige zestig kilometer naar Yverdon, in het Duits gesierd met de naam Ifferten -maar dat weet bijna niemand meer- werd door ons in zonnig weer, in een tijdspanne van een uur of vijf afgelegd en intussen werden we in de gaten gehouden door grote witte reuzen aan gene zijde van het meer.
In de avond, in het stadje Neuchâtel, is het druk; tamelijk veel jongeren veroorloven zich een versnapering; het lijkt even kalm, net zo rimpelloos als het meer die dag, maar, waar je ook fietst, loopt, ja, of bent, is er tensie, spanning. Alsof de mensen, de massa, langs een dodelijk diepe afgrond loopt maar weigert naar beneden te staren, de afgrond in.
Die geruchten over marionetten: de vraag: wie trekt er aan de touwtjes?
Aan het einde van de week keren we terug; uiteraard zonder snelweg maar dolend door een groot deel van het Franse land. Het is nog mogelijk; zoiets van "nu kan het nog". Waarom? Waarom die onbewuste vraag?
Tijdens het fietsen kwamen we veel jongeren tegen, jongeren die er steeds meer een zombieser uiterlijk vertonen. Onheil licht op de loer, of, zoals ooit werd uitgeroepen; "Er komen dagen des kwaads"; eigenlijk, de dagen komen onder invloed van kwaad gesternte.
Maart 2020, machten van de duisternis teisterden de wereld, twee volle jaren van manipulatie en adembenemende dictatuur en even is de "wind" gaan liggen. Voor hoelang? Met welk doel? Waardoor?
Is het niet de Weerhouder; wordt de aarde, wordt ons nog tijd gegund?
De winter is voorbij; de avonden zijn weer langer geworden, maar de steeds meer briesende zal zich meer en meer laten gelden; wild om zich heen slaan omdat hij weet dat zijn tijd steeds korter wordt.
Het is stil om mij heen; buiten regent het en de druppels laten cirkels achter op het water dat op het schuurdak staat.
Het is niet een iemand en het zijn niet de ze. Het is de leugenaar van het begin die de zielen vergiftigd, die met bijgeloof zijn volgelingen verdooft en zelfs voorbijgangers op het verkeerde been weet te zetten. Het gaat buiten ons, ons mensen, om. De vijand van alle eeuwen die zich als vriend voordoet. Dáár de touwtjes, mensen. Trap er niet in!
Aldus schreef ome Willem.
Even naar Frankrijk; zomaar even......
De -oude- grens bij Ghyvelde. De douane is nog "te zien". Daarnaast een grasperk waar voorheen de laatste chauffeurscafé stond. |
Hoge hekken, in de haven van Calais, tegen indringers |
Tussen Calais en Boulogne sûr mer. Engeland is dit keer héél vaag te zien.... |
Stadhuis van Calais |
Cassel, een heuvel (200 m.) in de vlakte van de Guldensporen. |
"Franse" molen nabij Steenvoorde... |
De laatste
dag van de kortste maand. 2023, en te midden van het oog van een ongekende
storm.
Althans: zo voelt
het.
Gedane zaken
nemen geen keer; ongedane trouwens ook niet….
Stevige oorlogstaal
dringt door tot duizenden oren; de mensheid speelt met vuur, betreedt het
schavot van zijn zelfvernietiging.
Oorlogshitsers;
meer en meer militair machtsvertoon terwijl dezelfde oproepers voor méér en méér
buiten schot blijven.
Schoften
zijn het, die er geen enkel probleem mee hebben dat duizenden en duizenden
sneuvelen, Oekraïners, Russen, huurlingen.
Lafbekken!
De oude,
beproefde bloedpomp staat weer aan; in de bossen, de velden en de heuvels, niet
ver van Babi Yar, niet ver van de Dnjepr.
Is dan deze
dagen Het Oordeel? De Eeuwige wraak van wat destijds, toen honderdduizend keer
één van het oude volk werd omgebracht?
Nog één
enkele nacht en dan begint de nacht naar maart.
Slechts pas maart…. En dan…
Lente, zomer herfst.
Op 6 november
1943, bijna tachtig jaar geleden, werd Kiev door de Russen bevrijd…. Ja, door de Russen.
Aldus schreef
ome Willem
Ten einde. Ten einde taant het jaar. Ten einde taant het jaar waarin het onrustiger is dan ooit.
Oh ja; alles lijkt rustig, alles. Alles?
In het oog van een verwoestende storm is alles rustig, stil. alsof er niets aan de hand is.
Maar wee. Wee wee! Slechts schijn wiegt alles om ons heen in slaap. Hoe vreselijk is het om in een tijd te leven waarin de "Umwertung aller Werten", omkering van alle waarden, jazeker, wat tot gevolg heeft dat alles wat voorheen van hoge waarde is geweest tot waardeloos wordt verklaard.
Tot waanzin gedreven. Nieuwe tafels worden geschreven, tafels vol krank en schim waarmee onheil wordt op- en afgeroepen. Weldra stiert het oog heen en overweldigd ons de storm. Ben ik dan een profeet? Welnee!
Al het zuchten wijst er op; wegkijken werd tot norm. Terwijl de dood en het zwart in al haar hevigheid weerkeert en verbindingen, wellicht definitief, werden verbroken, wordt er gedanst en gefeest op een zinkende Titanic.
De vrees werd vermoord, maar inmiddels kleurt de hemel reeds rood!
Waar zijn ze? De wachters van de morgen? Meesters onderdanen van slaven.
Mens, let toch op, straks, in de diepe nacht.
De middennacht. Het leven van boosdoeners is hun een kwelling. De aarde bedekt met bloed; zelfs de stormwind zal haar klacht niet overstemmen.
Immers op de markt van lust, wellust en macht verdwijnt het aanbod van alles waar maar vraag naar is.
Vandaar de nieuwe monsters.
Al gaat de storm weer even liggen; de verwoesting is enorm.
Waanzinzinnen beheersen wereldse machten die niet te stuiten lijken. Slechts lijken!
Aldus schreef ome Willem.
'T gaat voorbij, ook deze keer weer.
Hoe onwaarschijnlijk ook!
Het gaat voorbij, de stilte van deze late herfst en wie de oren spitst kan het gedonder van de naderende waterval horen; de donkere dreiging vol met on- en nimmerweer. Onderwijl kijk, fiets en wandel ik tussen de vele reeds in slaap gesusten.
Het gebrul van een waterschalmei in de verte dat nadert wordt niet opgemerkt, evenals de zich achter de horizon vast en zeker hoog in de lucht voortdrijvende grijze, ja zwarte wolken vol grimmigheid.
Is het zand, waarin de hoofden van de gesusten zich bevinden?
Ach wee! Ach wee! Hoe afschuwelijk zal hun ontwaken zijn!!
De uitputtingstoestand... Alles gaat, omdat het nergens meer over gaat.
De huidige politiek verwoest de waan van de werkelijkheid; ze is erger dan leugen, catastrofe voor vrijheid in een tijd dat wetenschap religieus begint te murmelen; zelfs onzin als waarheid proclameert. Wetenschap ontdekt niet alleen waarheden, maar verzint ze eveneens.
Stemmen van de donkere boodschap zijn volop te horen voor een ieder die ze ook wíl horen; voorafgaand aan de waterval en onheilspellende woedewolken. Deel en oordeel.
Globaal denken, globaal doen, globaal zijn, wereldregering; het organiseren van de eindgebruiker.
Wie het hoofd in het zand heeft, verlangt bedekt te zijn met heuvels en bergen.
Aldus schreef ome Willem
De uren, de
maanden, ze schreiden onverdroten voort.
Nauwelijks! Nauwelijks kan ik ze nog bijhouden. Eer de dag voorbij is
besef ik steeds opnieuw dat de feiten, waar achter ik loop, voorbij zijn.
In een
krankzinnige wereld waar het kwaad met een nog veel groter kwaad wordt
bestreden is het onprettig toeven; neerslachtigheid maakt zich voortdurend van
mij meester, temeer dat ik van de ene in de andere verbijstering val. Reeds
lang gesproken waarschuwingen werden jarenlang in de wind geslagen, genegeerd en
weggewuifd waardoor niet al te ver hier vandaan een menselijke gehaktmolen in
werking werd gezet. Zoals ooit op de
Noord-Franse heuvels waar jonge kerels die nooit de kans kregen een meisje lief
te hebben op gruwelijke wijze door een bloedpomp werden gejast; achter elke
kleikluit verscheen een schedel, een schedel van een jongeling.
En daar,
dáár, waar ooit de pestplaag van de honger, de holodomor, zijn tallozen om het
leven bracht wordt opnieuw met oosterse en westerse “hulp” een bittere
geschiedenis van honderdjaar terug herschreven.
Een diepe,
diepe afgrond nadert, we hebben het schavot van onze zelfexecutie betreden. Met
voorbedachten rade gaat de mens de eindcatastrofe tegemoet. Over deze tijd
heeft de rabbi uit Bethlehem een donkere streep getrokken. “Aporia” (luk 21:25)’
geen uitweg meer! Geen uitweg meer omdat eeuwenoude woorden vergeten werden:
overwin het kwade niet met het kwade, maar overwin het kwade door het goede.
Maar toch! Uitgestelde
teleurstelling, maar is er dan geen hoop meer?
Onrust hangt
in de lucht; er is zwaar weer op til, er is nóg zwaarder weer op til, maar
geloven doet men haast niet meer.
Vlakbij
wordt, tanend, de herfst gezien die de winter tegemoet treedt, maar tevens hoor
ik reeds de lente, het nieuwe leven dat uit het oude opkomt. Nu reeds, omdat het nieuwe jaar, 5783, Rosj
Hasjana, is aangebroken.
Wellicht het
laatste jaar?
Aldus
schreef ome Willem