Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 7 mei 2018

Negen op zeven

Ergens in Wenen, in de Hongarijesteeg, op een winteravond, net na het nieuwe jaar, kwam de negende gereed en enkele maanden later, toen reeds alles in een weelderige bloesem stond, werd het voor het eerst in zijn geheel uitgevoerd; de meester zelf heeft er nooit iets van gehoord.

Twaalf jaren had het geduurd; een periode dat de grote meester door zorgen met betrekking tot zijn neefje Karl gekweld werd, twaalf jaren waarin er niet erg veel van zijn hand op notenschrift verscheen.

Maar dan, op die prachtige zevende mei van het jaar 1824 klonken in het theater aan de Kärtnerpoort voor 't eerst de ongelofelijke strofen van de negende, en meteen de laatste symfonie die niet langer in klanken bleef opgesloten.

Zoals zovele andere...

Als Jupiter en Saturnus aan de zuidhemel hun loop hebben en ook de Spica helderder is dan ooit; Spica in de Virgo; ook toen, in 1824 was de maan te laat.

Ondertussen; thans honderd jaren terug, deden de eerste geruchten van griep de ronde; een griepje dat plotseling de Grote Oorlog een beslissende wending zou geven. Ook toen, op de zevende mei, stonden Jupiter en Saturnus aan de zuidhemel en héél vroeg in de morgen de te late maan in de Steenbok.

Het bleef niet bij klanken: na drie intense zielsvervoeringen begint het vierde, laatste deel met vier, vijf keer ode aan de klanken, maar dan klinkt daar de mensenstem: Nee, Néé, niet deze tonen, het moet verder, hoger, dieper!

De ganse schare hield de adem in; een plotseling besluit; de grote meester trad de klankenwereld tegemoet, zette zich schrap tegen de toonmassa en riep het uit: "Vrienden, niet deze tonen, maar laten wij naar grotere luisteren!" terwijl uit de verte een eerste, zacht accoord naderbij zweefde; arzelend, bedeesd, een toverslag. Heel zijn leven had hij er naar gezocht!
En dan: "Vreugde", en de muziekstromen zwelden aan en lieten zich aan banden leggen, schikten zich naar Schillers dichtwoorden.

Bevrijdend, naar een land van licht, een blik in het rijk van de ziel; geen sterveling heeft ooit zo schoon de sluier opgeheven: "Vreugde", sinds eeuwen zoekt de mens en heeft de bange vraag: waar?

Ongenaakbaar, de paukgedaver, hoorngeschal en trompetgeschetter, klankweelde van de koren.  De negende op de zevende!

Tussen toen en nu de oorlogsgruwen.

Door het loof van de jonge bladen ruist het woord, de wind fluistert het, de weidebloem doet het ontluiken en schenkt het aan de voorbijkomende vlinder, "Vreugde", ook dit jaar weer; op de zevende mei.

Aldus schreef ome Willem.