De dagen vlogen; de reis was net zo snel voorbij:
een bijzondere reis met een uitstap naar het voorjaar dat weldra ook zijn
intrede in onze streken zal doen; voorjaar 2017 in aantocht, maar tijdens mijn
verblijf afgelopen week aan de zuidkant van Frankrijk reeds volop aan de gang.
Maar dan; veld g7. Zijn er overeenkomsten? De groep bestond eerst uit zes, later uit
zeven toen ook Canada mee ging doen en zo ontstond de Groep van 7, de G7,
vernoemd, om onbegrijpelijke redenen, naar veld g7. Vraag me niet waarom!
Eerst vertrok ik maandag in zuidelijke richting,
over de aloude paden, via Brussel en Charleville-Mezieres; trouwe lezers
kennen, kénnen inmiddels de weg en die dag kwam ik tot even buiten Saint-Dizier
en vond een kalme rustplaats langs de oever van de Marne.
Op veld g7 staat een pion; en voor zwart is het
meestal niet raadzaam deze pion naar
voren te schuiven tenzij op die plek niet lang nadat deze pion één veld naar
voren werd geschoven een loper plaatsneemt. In die zin wellicht een
overeenkomt: weet de zwartspeler zijn pion op g7 te handhaven; dan zal ze
strategisch sterk blijken, soms tot ver na het middenspel zoals inmiddels de
landen die de G7 vormen zich eveneens lange tijd weten te handhaven.
De volgende dag bracht mij via Dijon, Lyon en
Valance tot aan de voet van de Mont-Ventoux en in de vroege avonduren trapte ik
een uurtje door het oude stadje Carpentras, het stadje waar de oudste synagoge
van Frankrijk te vinden is. Reeds onderweg
nam ik overrijke en weldadige bloesems van fruitbomen waar; vol van pracht en
schoonheid en ook in Carpentras bleef het tot ver in de avond goed toeven
zonder jas.
Naast veld f7 is ook g7 gevoelig voor een witte
aanval; zeker na een zwarte rokade en doorgaans doet een zwartspeler er goed
aan veld g7 goed tegen aanvallen te beschermen. Vandaar dat, bij sommige
speelwijzen, het veld in bezit wordt genomen door een iets sterkere loper.
Woensdag, wederom aangenaam, strakblauwe lucht,
warm, ruim boven de twintig terijl ik, nadat ik gelost had in Carpentras, via
Cavaillon over de Durance naar Saint-Remy snorde om nog een restant uit de
oplegger achter te laten. Juist ja: het
Saint-Remy van Vincent. Vandaar trok ik
verder, meer naar ’t noordwesten en nabij Bagnols sur Seize reed ik het ruige
binnenland in om een eerste paletje op te halen; vandaar rolde ik verder naar
het ruim een uur oostelijk gelegen Valreas: verdom was ik in het zich van de
Oude Dame, de Mont-Ventoux waar de nog ietwat witte sneeuwtop als een kroon vorstelijk
tegen het azuurblauw van de heldere lucht afstak; rond de middag reed ik
wederom Carpentras én Cavaillon voorbij, op weg naar een dorpje net voorbij Aix
en Provence, Puyloubiers, aan de voet van de Luberon en of dat niet genoeg was: tijdens de
avondspits wist ik tot aan het stadje Le Luc te komen waar ik wederom onder een
prachtige sterrenhemel van een aangename rust genoot.
Nog dromend van de karakteristieke schaduwen die de golvende
zon over de wanden van de Luberon trok
dacht ik terug aan dat veld, veld g7, dat ook dikwijls zijn schaduw vooruit
werpt. Een pion die in een partij zijn schaduw vooruit weet te werpen is reeds
sterk: een pion van veld g7 die zijn schaduw vooruit weet de werpen is
doorgaans dubbel zo sterk en ze is als een boom die stevig staat, maar
plotseling, als bij toverslag, de stelling opeens doet oplichten. Vraag, vráág
me niet waarom!
Dan die donderdag; nadat ik Le Luc met weer wat goederen
verliet kon ik even, omdat ik eerst nog een uurtje op de laatste vracht moest
wachten, het stadje Brignoles bezoeken. Wederom
onder een blauwe, wolkenloze hemel terwijl rondom mij alle voorjaarbloemen
rijkelijk hun kleuren lieten zien: aangenaam en rustgevend; op het oude
stadspleintje dronk ik een ouderwetse petit-café tegen een moderne prijs. Daarna
keerde ik terug en met de verkregen lading aanvaarde ik de terugreis: wederom
een schitterende terugreis, via Rians naar Sisteron en vandaar, over de Col de
Croix Haute naar Grenoble en ik realiseerde me: dit kon wel eens de laatste
keer zijn; nog meer: ik dacht aan de eerste keer dat ik met mijn DKW-tje de col
overkwam: 1971, 45 jaar geleden; ik vulde mijn ogen en oren met de indrukken
uit de omgeving: het zit er bijna zeker in: dit, dít was de laatste keer. Geen vragen, geen waaromvraag.
De rest bleek routine: ik overnachtte in het
noordelijk gelegen Vesoul en nam waar dat ik het voorjaar weer uit reed: in
Luxemburg kwam ik even het voertuig uit; de koude deed mij licht huiveren en de
takken rondom mij hadden allen nog een winterse houding.
Alsof de pion vanaf veld g7 nog gespeeld moest
worden. Blijkbaar blijft het, vooralsnog, bij de G7; de Russen hebben even gepoogd
de pion naar g8 te verzetten; de Russen, juist de Russen moeten toch weten dat
een pion nooit een veld achteruit kan worden gezet! Veld g7 en het voorjaar; veld
g7 en de Col de Croix-Haute: één keer veld g7 verlaten en ze keert en nooit
weer. Wat overblijft zijn de mijmeringen van nog voordat Valéry Giscard d’Estaing
de eerste zes, en later Gerald Ford de zeven bij elkaar riep terwijl de waaromvraag blijft. Het waarom van veld en de g7.
Aldus schreef ome Willem