Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 17 december 2014

Boekloos

Inmiddels is het lichtfeest begonnen; Chanoeka en tijdens het avondeten verlangde ik naar latkes, als toetje, maar helaas, ze stonden niet op de menulijst; ik had ze er ook niet verwacht.

Midden in de nacht was ik vertrokken; mijn ogen priemden lange tijd door de duisternis; door dunne, spookachtige mistflarden, alsof brutale honden de weg overstaken. Vanuit Poix was 't doodstil en het eerste uur kwam ik nauwelijks iemand tegen. Hoog in de lucht werd het grijs allengs minder; een vale maanschil liet zich regelmatig zuidoostelijk zien; zowaar, en ik verbeeldde me er zelfs een knobbelig neusje aan te zien zoals zovaak kinderen het tekenen; de maan, een gezicht, ze leeft!

De Talmoed kent twee gebruiken van de kandelaar; eerst één, en vervolgens het ontsteken van elke volgende kaars; totdat ze alle acht branden. Minder bekend is dat de alle kaarsen op de kandelaar op de eerste dag worden aangestoken en dat er vervolgens elke volgende dag eentje wordt gedoofd; dit jaar loopt het Channeke, dat dit keer het middelpunt vormt tussen vier bloedmanen, merkwaardig genoeg zonder tussenkomst van een andere dag, na het ontsteken van de laatste kaars, danwel na het doven van de laatste, geruisloos over in de nacht waar Het Licht het licht zag; 24 december de laatste dag van Chanoeka, 25 december zal 't wederom kerst zijn.

Lang bleef het donker: in Marseille, Gournay en Bray, Les Andelys, toen ik over de hoogte naar Evreux snorde: alles hulde zich in 't donker, maar wel kwam 't verkeer op gang. Zo rolde ik door. Tot even na Verneuil, op de weg naar Alençon waar ik bij een kale grijsaard een kop koffie met een traditionele pain chocolat bestelde en er intens van genoot, genoot ook van het oeverloze gebabbel van wat Franse bouwvakkers die gehuld in reflecterende hesjes luidruchtig en al hangend hun ontbijt verorberden naast enkele treurig kijkende Franse chauffeurs waar het opzien tegen de vele komende kilometers vanaf te lezen was.

Ook het woord kende zijn perioden; eeuwen lang leidde de mens een voornamelijk sprekende en luisterende cultuur; het woord bleef voor de meesten verborgen voor 't oog; de tijd van de orale cultuur en alles werd overgeleverd door het woord, gesproken woord, vertellingen verhalen, sagen, legenden, sprookjes, fabels, mythes en anekdoten. Weliswaar bestond reeds het geschreven woord, maar dat was voor de meesten ontoegankelijk en voorbehouden aan slechts enkelingen.

Inmiddels deed het daglicht zijn intrede; majesteitelijk, zoals eigenlijk altijd en hoewel het tot na Mayenne nog wat nevelig bleef, begon op de weg naar Ernée de zon zich weldadig uit te gieten over de groene glooiingen, getekend met verspreid staande kale bomen; Vitre kwam in zicht.

Na Chanoeka duurde het nog vele eeuwen toen aan de orale woordcultuur een einde kwam; het vervaardigen van boeken ging evenzo schoksgewijs als na 1950 het landschap bedekt werd met voertuigen; het was de uitvinding van de goudsmit Gutenberg rondom 1440 en de daarop volgende ontwikkeling van de boekdrukkunst; reeds veertig jaar later vroeg een drukkerij te Firenze evenveel geld voor 1000 boeken als voorheen voor één door een klerk handgeschreven boek moest kosten. De plotselinge explosie van het eens zo zeldzame boek werd toegeschreven aan een hogere macht; toen Johann Fust, degene die de drukkerij van de failliete Gutenberg had overgenomen, met een grote lading boeken in de koets Parijs wilde binnenrijden, werd hij nog dezelfde dag door gendarmes de stad uitgejaagd op verdenking van samenspanning met de duivel. Aan het einde van de vijftiende eeuw waren reeds meer dan twaalf miljoen boeken van de diverse drukpersen gerold; nissen, bestemd voor het hardop lezen van het zeldzame boek, werden afgebroken en grote zalen, waarin mensen naast elkaar zwijgend lazen, werden geopend. "Dezelfde stilte, afzondering en houding die vroeger toegeschreven werd aan een geestelijke toewijding", scheef Einstein eeuwen later "vinden we thans terug bij het lezen van zowel hoogstaande literatuur alswel bij roddelbladen en andere bedenkelijke geschriften".

Van Vitré over Sel- en Bain de Bretange; ik bevond me aan het begin van de Franse landengte, de enorme Franse neus van een kleine vierhonderd kilometer lengte en die omringt wordt door het schuim van de onstuimige golven van de Atlantische Oceaan. Vandaar snorde ik recht naar 't zuiden, naar Nantes, de stad die, toen ik er veertig jaar terug kwam, nog in kinderschoenen stond, maar tegenwoordig eigenlijk een te grote broek aan heeft; druk, té druk, met een ontzaggelijke rondweg dat als een stevige broekriem de stad omgord.

En in de loop van jaren, eeuwen zelfs, werd het boek steeds algemener, evenals het lezen en hoewel de orale cultuur nooit helemaal verdween, werd door het boek het deels wel vervangen en uitgebreid, verdeeld in mondeling en schriftelijk; tweeledig, maar woord bleef woord; al had ze in de vorm van boek een algemeen gezicht gekregen. Wie zich de moeite neemt de verandering, de omwenteling en de kanteling van die tijd voor te stellen begrijpt, voelt, proeft wellicht wat het na zeshonderd jaar betekend dat het einde van 't boek naderd, naderd door de onomkeerbare verschuiving van 't boek naar 't beeld.

En wat een gehannes weer; lossen zou ik er. Om drie uur. Maar volgens die Franse Pigums had ik er al om vijf uur in de morgen moeten staan. En dus nam het belcircus weer een aanvang; belletje naar Nederland, vandaar naar elders, dan weer naar een ander elders, enz. etc., en iedereen weer terugbellen (het mag allemaal wat kosten. Welaan, in telefoonland heerst de orale cultuur nog oppermachtig) om er tot slot achter te komen dat de bestelde goederen toch maar gewoon gelost konden worden; rond half vijf snorde ik er weg; op zoek naar een aangename overnachtingsplek die ik vond, even verder, op de weg naar Ancenies, aan de oude weg Angers-Nantes, vanwaar is destijds een toen veel kleiner Nantes binnenreed.

Ooit verving de tractor het paard; ook daar was een moment: pas in 1965 deden de boeren meer werk met tractoren dan met het traditionele paard. 1966 was het eerste jaar met meer tractoren dan (werk)paarden. 'T is de kanteling die ik waarnam: het boek; elk uur verschijnt er nog een boek, maar 't neemt af, zienderogen. Veel tankstations verkopen al geen "bladen" meer, haar einde naderd en van lieverlee treedt de mensheid, ter ere van het beeld, het beeldverhaal en de beeldcultuur, een boekloos tijdperk binnen.
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden vanaf mijn BlackBerry®-toestel