Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

dinsdag 21 oktober 2014

De dijk.

Zonnestralen, afgewisseld door zwiepende regenvlagen over groene weiden; tussen Den Oever en Zurich een majestueus blinkende lichtbol achter een wolk, indrukwekkend weerkaatsend op het enorme wateroppervlak met een lichtval dat boekdelen sprak; dan weer vredig bekoeide graslanden, afgewisseld door herfstige bossen en langgerooide akkers.

Bovenborrelende herinneringen; de tankversperring met prikkeldraad aan beide dijkzijden; het geluid van rollende wielen over betonplaten dat bij elke overgang van de ene naar de andere plaat kort achter elkaar twee keer dat maatgevende geluid liet horen, dan "één maat rust" en vervolgens weer de twee keer het door voor- en achterwielen voortgebrachte gezang; geluid dat door het latere volledig geasfalteerde wegdek voor altijd uit de oren werd gewist.

Kort na de Stevinsluizen het torentje; de sokkel met daarop een standbeeld van Ingenieur Cornelis Lely dat lange tijd eerst aan de "Hollandse kant" heeft gestaan, maar nu, bij daar, waar twee dijken zich sloten tot één, voornaam en ferm over zee uitkijkend staat; die, behalve waterbouwkundige, ook een bekwaam politicus was en na de watersnoodramp van 1916 zijn plan voor de dijk door de kamers wist te loodsen; overleed in 1929 en de afsluiting niet meer mee heeft mogen maken.
Reeds jong, erg jong kwam ik vele keren op de achterbank van een auto over de dijk; vaak naast een oude man, eentje van ver voor de dijk, op 't hoofd altijd die deukhoed zoals toen door 't manvolk nog veel gedragen werd; 't was pake, maar eigenlijk wat pake niet; mijn eerste Friese grootvader was tevens op 28 september 1908 de eerst autobezitter van Fryslân in een tijd dat er nog nauwelijks wegen waren; maar overleed nog ver vóór de dijk, rond 1923 en de man naast mij werd later de echtgenoot van mijn hertrouwde Friese grootmoeder; hij kwam uit Stiens, het Friese dorpje waar Pieter Jelle Troelstra woonde, en ook onderwijzer Matheus Hoogeveen, u weet wel; de ontwerper van 't leesplankje van aap noot mies; het was altijd gezellig met de oude "tweede" pake, hoefsmid van beroep, op de achterbank.

Kornwerderzand met z'n kazematten; het voormalige werkeiland; de vorstelijk voorname zon, langwerpige stralen die de echo van talloze herinneringen weerkaatste en daaronder het kabbelende onbegrijpelijke water waarop een lange stook licht klank aan de mijmeringen gaf; weldra was ik de dijk af en zette koers naar Sneek.

In de morgen nog de goederen die ik vrijdag te Roeselare in de kar kreeg te purmerend achtergelaten en toen door, Noord-Holland, de dijk waar kennelijk de Friezen harder aan werkten, en Fryslân; Joure, Drachten en vandaar richting Appelscha en Westerbork, door Drenthe naar het gebied van de veenkoloniën en onderweg stelde ik mezelf de vraag: "Zou er nog iemand in leven zijn die aan de dijk gewerkt heeft?". In de middag kwam ik aan in het gebied dat Prins Maurits een slordige 500 jaar geleden op de spanjaarden wist buit te maken; Ter Apelkanaal waar ik de kar vol kreeg met 24 enorme grote zakken vol laatste lettermeel vervaardigd uit de in de weide omgeving geteelde aardappelen; terwijl een grote vorklift de zakken in de oplegger plaatste, verzon ik, speelde wat met woorden rondom het product wat geladen werd, zo van; zakken z-meel tussen de bulten van een k-meel.

Het einde van de middag tot aan het begin van de avond besteedde ik aan nog een eind naar 't zuiden te snorren; koos na Venlo voor de voormalige doorgangsroute over Kessel en Neer omdat ik weer eens wilde kijken bij de knaagschuur van tante Mien; tante Mien die overigens inmiddels al een tiental jaren niet meer is, maar waar dochterlief de bedrijfsvoering heeft voortgezet; nog steeds komen er veel, voornamelijk Noord-Nederlandse, vrachtrijders; ik nam plaats aan de stamtafel waar ik al snel het Fries herkende dat voor een grappig contrast zorgde met de taal van de met zachte g sprekende bediening: rondom de klok van tienen was 't mooi geweest en maakte ik aanstalten om de stuurhut weer eens op te zoeken, en terwijl ik de klink van de deur van de uitgang naar bendeden duwde, hoorde ik nog hoe de zangstem van Huub van der Lubben zowel het Fries als de zachte G trachtte te overstemmen. Van der Lubben van De Dijk.

Aldus schreef ome Willem.
---