De natuur spot, lacht met ons, wij, die menen te weten datgene wat onvoorspelbaar is, steeds weer opnieuw; vermoedelijk de kilste, koudste augustusdag ooit, de dag waarop de herfst zijn intrede leek te doen: de 2.000 jaar en één dag geleden overleden keizer lacht in zijn vuistje, de dag ook, dat ooit, in 1968, aan lente een einde maakte: 20 augustus, toen de tanks van Poetin's voorganger Brezjnev Praag in reden, toen de lente niet alleen de zomer, maar ook de herfst passeerde en omsloeg in een gure winter.
Nog één, één allée-retour naar Saint-Quentin bij Lyon en aan het einde van die ronde breekt mijn vakantie aan; 't gaat dus om de laatste loodjes, thans nog een goede duizend kilometers voor de grill en deze keer snor ik oostenlijk, langs Diekirch en Metz, reis morgen via Vesoul en Lons le Saunier verder, doe het niet alleen tol- maar ook tomloos, en het laatste geeft mij de vrijheid tot het snorren over steeds wisselende wegen hetgeen het vak afwisselend maakt; 't is ook de vloek van en voor de mensheid, de overtrokken, verregaande techniek: als straks alles, maar dan ook alles, beheerst wordt door de techniek, tot in de kleinste details, zal de mens zich stierlijk vervelen, niet wetende wat nog te doen.
Die radeloosheid is reeds zichtbaar, want de moderne mens die zowat zijn hele ziel in de schoot der techniek geworpen heeft is langzamerhand niet meer dan een optelsom van zijn gedragingen geworden; verklaart dit ook niet het absurde, de waanzinnige gedragingen van een steeds grotere schare van idioten en geesteszieken in de wereld om ons heen?
Steeds meer neemt de maan af; door het uiterst slechte weer trok de kometenregen zichtloos aan ons voorbij, dikke wolken bevolken nog steeds de lucht boven het verregaande technologische Europa dat gedoemt is vooruit te gaan; boven het landschap tussen Vaihingen en Bruchsal, schitterde een dubbele regenboog.
Waar zijn ze gebleven, de acteurs van die tijd: Brezjnev, Svoboda, Alexander Dubček, Černík en Gustáv Husák, tijdens het sterven dan de lente; recht tegenover mij zie ik nog net een streep licht en de uiteengeslagen wolken kleuren rose, rood en paars; als de uitgelopen lipstick op de groevige mond van een bejaarde dame.
Aldus schreef ome Willem.
---