Er zijn meerdere wegen die naar zuiden lopen; voor de twee losbestemmingen deze week keus genoeg; in ieder geval meed ik Parijs; zette in gedachten twee trajecten uit; het eerste deel vertrouwd, bekend; Breda-Antwerpen-Brussel-Charleroi, allemaal voor de grootste drukte. Philipville, daar begon het te dagen en ik had nog even, talmde met de keus uit twee; globaal, Reims-Moulins-Brive of Reims-Melun-Vierzon-Brive, ik had nog een paar uur de tijd.
Grijze lucht, maar waar is de winter? De dag naderd, de dag van het ogenblik; waarom, waarom toch, is er geen winter? Een geheimzinnige vrees benauwd mij; voelbaar, alsof 't van ver van de leoniden wordt meegevoerd; er staan dingen te gebeuren, onheilspellend, maar 't klopt: twee jaar na de plotselinge kanteling in de tijd. Eigenlijk altijd twee jaar er na!
Koffie op de grens, dan verder; op de weg naar Rethel een glorende horizon; het einde naderde, het einde van het reuzenwolkenkleed en hoe verder ik kwam, hoe meer de zon doorbrak; het opschietende winterkoren met glans versierde; Riemen baadde in de zon, Riemen, zoals de trouwe lezer weet, het Vlaams voor Reims; inmiddels had ik de keus gemaakt en zette de voorkant van de grill richting Parijs.
Zo is het verloop; men leeft in een tijdspanne; in zo'n spanne zijn kantelingen die bijna niemand opmerkt; twee jaar daarna de gevolgen met dit keer de onwinterse winter als voorbode; niets zal 't kunnen stoppen. Niets!
Het is een mogelijkheid; een eind voordat Parijs in zicht komt, links af naar 't zuiden, de N 36 op naar Melun, dwars door de stad en dan richting Fontainebleau alwaar je dan op de vroegoude weg Parijs-Auxerre terecht komt, een oude driebaans met in 't midden een kamikazestrook; zoals de vroegere Hemweg in Amsterdam en de Haarlemmerweg.
Het vrolijke, optimistische geluid van Mozart's hoornconcert vulde de stuurhut, maar misschien had ik er goed aan gedaan om naar het derde deel van Dmitri Sjostakovitsj' Babi Jar te luisteren; niets lijkt er op te wijzen, en toch: ik zag het, zag het aan het hout!
Montargis, waar je vroeger dwars door kwam, liet ik links liggen, vervolgde de voormalige N-weg die zich kort daarna splitst: links naar Moulins, rechts naar Bourges en precies op die splitsing, als je rechts noch links gaat, maar recht door, een oude, authentieke knaagschuur, bij de meeste beroepsgenoten wel bekend, maar 't was nog geen schranstijd terwijl ook de rijtijd nog niet op was.
Bij Fontainebleau, en tussen Montargis en Bourges, alsmede de weg naar Vierzon, wegen met aan weerskanten bos, loofbos, thans kaal, bladloos, stammen bedekt met witte doodskleuren. Diep in 't dode hout schuilt leven, maar onzichtbaar in februari; azuurblauw was de lucht en het zonlicht drong door het kale hout; het asfalt kleurde daardoor twee soorten zwart, zebra-achtig, gestreept, maar dan zonder wit; bij Gien stak ik de een overvolle Loire over, en verder snorde ik; prachtig zonnig weer, en toch: een sfeer die tegen het onaangename aanhing.
Nog is de tijd niet rijp, alles gaat zijn gang. Nog niet rijp, nee, wánt alles gaat nietsvermoedend zijn gewone gang; de laatste bostocht voordat ik te Vierzon aankwam; het kale, bladloze hout vertelde en ik trachtte te verstaan; tussen het motorgebrom door hoorde ik de herhaling van onhoorbare woorden en-sof, en-sof; de eeuwigzingende bossen, langs miljoenen stammen waaruit een toverfluit gesneden kan worden.
Even ontspannen; Vierzon bezocht ik met de fiets, genoot van de zonnestralen en een kolkende Cher die ganzen en eenden in ijltempo op haar golven meevoer; langs de oever kale bomen en in het nabijgelegen park alweer kaal hout, nu roepend, uitroepend kaalhout: triomf! Iets klopt, en toch weer niet; vijftien graden in februari is ongewoon; klemmende zorg. De schrik slaat mij om 't hart!
Terug klauter ik het laaggelegen stadje uit; de daken blinken; het koperen kruis bovenop het kerkje uit de twaalfde eeuw schittert in de zon.
Aldus schreef ome Willem.
---