Maar in gedachten snorde ik over de nevengelegen N-weg die niet meer te rijden is omdat ze over grote delen door de A vervangen werd, vooral het eerste deel. Zo sloop ik voort onder een langgerekt wolkendek dat zich in de vroegnachtelijke uren gevormt moest hebben. Nog steeds was het donker toen ik Limoges passeerde, de stad waar je destijds helemaal, zwaar klimmend en dalend, omheen moest, nu, iets meer dan twintig jaar terug in een tijd toen rotonden nauwelijks bestonden en nog vrijwel nergens een hoge, lange paal met een gele letter M te zien was.
Dan slingerde je daarna door naar Brive, nu ook dat deel de A-20: niet meer door La souterraine, helaas, niet meer door Ussel, jammer eigenlijk; met de snelweg heeft het idee plaatsgemaakt voor het werkelijke.
Het dagen begon; een rustpauze net na Brive vanwaar ik de verdwenen N-20 nam, verliet de snelweg en de streek waar oudsher de Biturgen woonden; alles krijgt z'n tijd, verdwijnt op z'n tijd, op Zijn tijd: de N-weg werd omgetoverd in een D-weg, de D 920.
Souillac naderde, passeerde aldaar een kolkende Dordogne, dan weer klimmen uit het dal, het Dafje gromde geriefelijk bij het rijden van zulk een voortreffelijke route, het weer bleef grijzig, maar toch kon ik zo hier en daar links de witte contouren van het centraal massief ontwaren; rond tien uur de lange afdaling naar Cahors, over een thans onstuimige Lot, een korte, stevige klim en dan, daarna links af, dertig kilometer, op weg naar een meloenenkweker te Montcuq, die nederlandse aarde gebruikt voor zijn producten; 't gaat wel wat eigenaardig allemaal; zo'n groot land als Frankrijk heeft Nederlandse grond nodig om Meloenen te kweken die misschien vervolgens geëxporteerd worden naar Nederland waardoor we de grond in vorm van meloenen weer terug krijgen.
Tja, is stond er maar niet te lang bij snel, ik rolde verder, of beter, eerst een stuk terug, tot aan de oude N-20 waarover ik verder voer, als een rolschip over de lange, lange bergrug, langs verloren knaagschuren, totdat, vlak voor Caussade, de afdaling begint, men zicht ontvangt over het immense dal van de Garrone, het dal met zijn millioenen fruitbomen; appels, abrikozen, peren, perziken en, uiteraard, druiven en aardbeien, al groeien de laatste twee niet aan bomen.
Een stadje, met een laatgotisch kerkje in een piepklein centrum, een lange winkelstraat met één bloemist die zestien paletten had bestelt; geen heftruck, niets. Bovendien bleek ik een dag te vroeg; alle rommel in de schuur moest nog worden opgeruimd; de straat werd door mij half geblokkeerd; een langskomende en dienstdoende gendarme plaatste twee pilonnen terwijl ik zwarte koffie en koek van de, eveneens diensdoende, winkeldame aangeboden kreeg.
Toch viel het best mee; uit het stadje werden hier en daar wat lui uit de kroeg getrommeld die tamelijk onhandig meehielpen; tot twee, drie keer toe een bijna omgevallen pallet, maar 't ging nog net goed. Of ze reeds in de olie waren, kon ik niet ruiken, daar ikzelf de dag ervoor flink aan de knof geweest was, maar de wijze van werken wees wel enigszins in die richting.
Net na drieen was ik leeg en kon ik vertrekken, Toulouse voorbij, jawel, over de autoroute Des deux mers: Bordeaux-Narbonne, gebouwd tussen 1975 en 1988, 250 kilometer lang en waardoor de aloude N-13 werd afgeschaft.
Dat is ook 't idee: het idee dat men in Frankrijk is, maar feitelijk zich op een lange, overal zichzelf herhalende snelweg bevindt; dit had net zo goed Hongarije, Polen of Spanje kunnen zijn, maar voor het idee is "men" in Frankrijk: door de snelweg is men op een idee gekomen; het werkelijke land wordt nauwelijks tot niet -meer- gezien.
Overigens; vlotte N-wegen worden, na het aanschaffen van de snelweg, vaak traag gemaakt door rotonden en andere straathinderhobbies. De voormalige oude N-13, voor vlot verkeer tussen Monteauban en Toulouse niet meer te doen; daarna gaat het wel, al is het deels feitelijk, voor zwaar transitverkeer, verboden; ik bleef des deux mers volgen tot aan het eeuwenoude Carcassonne, ging er af en reed richting Limoux, een traject wat ik ooit in een ver voor autosnelwegse tijd en met overlang haar zonder haar liftend heb afgelegd nadat ik bij een spanjaard was uitgestapt die mij tot hier een lift met een zwarte Peugeot vanuit Genève had gegeven.
Nog voor Limoux links af het water over, dan, aan de andere kant van de rivier een stukje terug, een kilometer of wat en bij een zanderig pleintje stilstaan en wachten, wachten op een wijnboer die ik even tevoren had gebeld en die met een bestelbus z'n handel brengen kwam; een oudere man, misschien wel die man die mij toen, toen ook hij jong was en meer haar, destijds, met zijn 2-CV een lift gaf tot aan Quillan; het zou zomaar kunnen, maar ik vroeg er niet naar.
Met de hand overladen, 100 doosjes die we netjes op een palet zette, en toen terug. Op de heenweg had ik gezien dat Leon nog bestond, open was: het klopte; Leon, nu 83, stond aan de toog, vertelde dat "inmiddels" zijn zoon het had overgenomen. Twintig jaar, 't was een lange tijd terug dat ik hier voor 't laats geweest was, al herinner ik mij vaag dat ik hier enkele jaren terug ook nog even langs ging: liet mijn geheugen mij in de steek?
Restaurant Routier Léon; laat op de avond peins ik me suf: zou er al een eerdere vermelding op mijn blog bestaan?
Géén idee!
Aldus schreef ome Willem.
---