Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 21 februari 2014

De vervolgstaat.

Na Dijon, boven Dijon, eindigde de lente, de lente die reeds tot in een regenachtig Ardèche en Lyon was doorgedrongen, ruim twee, drie weken vroeger dan gemiddeld, doorgedrongen in een winterloze winter; vanwaar, waarom, waardoor toch?

Ooit, ooit was ik een kind, groeide ik op als kind, als kleine jongen toen de verzorgingscultuur vorm kreeg; in 1963 werd de bijstandswet door het parlement gelootst terwijl de algemene Ouderdomswet in 1956, dus ook tijdens mijn leven al eerder een feit werd; sociale wetgeving waar de eerste aanzetten reeds een zestig jaar eerder werden gegeven door de duitser Otto von Bismarck.
Gisteren en een slordige duizend kilometer terug; in Vilafrance was alles in diepe rust; tegen kwart voor zeven kwamen de eerste medewerkers en aan het laaddok stond reeds een Poolse collega op lading te wachten; zeven uur beginnen heeft in het latijnse zuiden een geheel andere betekenis dan in Nederland; vier paletten bij die Pool er in schuiven en daarna tien bij mij duurde door chronische opstartproblemen minstens twee uur; even over negenen taaide ik af, zon schuin in de rug, opweg naar het noorden

Zoals gewoonlijk; er werd wetgeving op wetgeving gestapeld en er ontstond een zorg, verzorgingsmaatschappij waar niet alleen de kanslozen gebruik van maakten, maar steeds meer luiaards en parasieten, lui die misbruik maakten van de uitdeelregels; er kwamen voorbeelden te over van. Al vroeg in mijn loopbaan kreeg ik tijdens vakantiewerk iemand mee die zwart bijwerkte en tevens een uitkering genoot. Het is zo erg geweest dat bijna elke gedetineerde op de één of andere manier wel een uitkering had waarvan hij, na vrijlating, (en hoe langer hij had gezeten, hoe groter de somme gelds) lustig feest ging vieren. Of die knaap, die buschauffeur, ziek bij het gemeentevervoer, aan 't werk, zwart, elders in de transport; ja: zelfs leerde ik iemand kennen met rugklachten ziek thuis "zat" en als verhuizer lekker zwart aan 't werk was.

Nog was het niet gedaan; enkele uren gaans wachtte mij nog drie adressen en 't was alsof ik droomde, zeker toen ik terug in Frankrijk keerde; tegen de twintig graden, wegbermen met gele en witte bloemen, alles, werkelijk alles leek in voorjaarsbloei te staan, zo geheel anders als op de heenweg en het was alsof de hoge temperatuur de winter nu definitief om zeep had geholpen en de celstrekking van de flora ernstig had bevorderd; in de verte nog de sneeuwwitte bergtoppen die de grens vormen tussen Spanje en Frankrijk, tussen de kale wijnstokken overdadig witte bloemstroken en rond twee uur kwam ik te Saint Felix de Lodèz waar ik nog een paar paletten voor achter in de kar ophaalde.

Dat ging overigens vlotter dan verwacht zodat ik ruim op tijd een voorlaatste klant oppikte ik Méze, stadje niet ver van de middellandse zee en bekend om zijn mosselen, oesters en picpoul de pinet, een witte wijn met in de verte een specifiek citroensmaakje dat erg goed past bij het eten van vorengenoemde schaaldieren.

Onbegrijpelijk dat toenmalige werkgevers dit op zeker moment gewoon, acceptabel, vonden; wanneer er iemand wat van zei, werd er met verontwaardigde ogen naar hen gekeken; de verzorgingsstaat schoot door en kweekte een leger van kleptomanen; velen konden de luxedruk niet weerstaan en lieten zich knuffelen. En het duurde lang, te lang voordat de politiek dit in ging zien; er kwamen maatregelen om de fraude tegen te gaan, maatregelen die het begin van het einde van de verzorgingsstaat zouden worden.

Drie uur had ik nog over; ik vertrok, kwam langs Montpellier, heldere lucht, Nimes kwam in zicht, en niet alleen Nimes; tijdens een lange afdaling zag ik bij de klaterheldere lucht de ongeveer honderd kilometer verder gelegen karakteristieke top van de Mont Ventoux, eenzaam en voornaam, als een witgekroonde oud vorstin met wandelstok. Niet erg veel later kwam ik aan bij een alleraardigst knaagschuurtje tussen Bagnols en Pont Saint Esprit, bij een echtpaar dat er niet uitziet maar bijzonder goed kan koken; maar in deze omgeving pas ik altijd op met brood waar onlangs nog een boek over verscheen.

En terwijl de zorg en verzorging steeds meer, beetje bij beetje en wetje bij wetje werd afgebroken, verscheen het nummer; en met het nummer de camera en de kompjoeter. Ja. Er waren nog protesten toen rond 1975 alle Nederlanders werden genummerd, met een nummer dat later sofinummer werd genoemd, maar nog weer later, bij de invoering van het burgerservicenummer protesteerde niemand meer. En inmiddels werden en worden overal camera's opgehangen. Nergens voelt men zich meer onbespied.

Na een diepe nachtrust op een uiterst donkere parkeerplaats snorde ik rond zes uur door het stadje van het pain maudit, vervloekte brood, Pont Saint Esprit waar rond 1950 zowat de hele bevolking ziek werd na het eten van het brood van de plaatselijke boulangerie en waarvan de oorzaak nooit werd opgehelderd, maar nog niet zolang geleden (2008) verscheen een boek van iemand die het komplot de wereld in schreef dat destijds de CIA er verantwoordelijk voor was en op deze wijze de drugs LSD uitgeprobeerd had op de arme bevolking om zo de uitwerking ervan te bestuderen; acht mensen stierven en tientallen werden opgenomen in psychiatrische inrichtingen; maar of dat komplot op waarheid berust? Toch kocht ik er maar even geen brood, reed verder, door Saint Just naar Saint Marcel, Saint Marcel d' Ardèche voor mijn laatste paletje deze week.

Maar ook door eigen oorzaak; de meeneemtelefoon, door komjoetertechnieken en alles wat men aan sporen op het wereldwijde net achterlaat, worden wij bespied, gevolgt, en wellicht, geïnterpreteerd; wie slechts één enkele keer het woord Al Khaida in zijn of haar meelbericht zet en de verenigde staten van Amerika binnentreed kan rekenen op een "warme" ontvangst; elke keer als het woord valt, wordt het er door programma's uitgefilterd en de schrijver ervan gelokaliseerd, gedistilleerd en "kalt gesteld" zoals de diepvriesfiguur in Van Duijns gelijknamige boek.

Inmiddels was het aan 't regenen; de wijnboer leek een helderziende want hij stond met de pallet op de tractor reeds te wachten, net achter het stadje, in de richting van Bidon, toch ook een stadje met een merkwaardige naam en ik kan me voorstellen dat juist daar altijd erg dorstige mensen wonen.

Maar ondanks de regen ook hier een reeds doorgebroken lentebloei, voorjaarsbloei; prachtig pronkende kersengaarden die zich genesteld hadden tussen de nog kale druiven. Na een wijle vertrok ik verder; vrijdag, en nog steeds in de Ardèche. Het was al laat genoeg. En tijdens mijn reis door het Rhônedal overzag ik het ragfijne, eerste groen aan de vroegbladige loofbomen, benevens steeds meer rose, geel en wit; er vielen gaten in het wolkendek en de regen hield van tijd tot tijd op en dan, opeens, toen ik op de weg na Dijon verder naar 't noorden kwam, zag ik haar.

Koestert u geen illusies; volgen omdat we niets te verbergen hebben; volgen voor onze veiligheid. Volgen, geheel argeloos? Argeloos is diegene, die meent gevolgt te worden zonder bijbedoeling. Volgen om fraude te bestrijden; de afbraak ging gepaard met een nog veel ergere opbouw; ik gruw, ik iis, ik ril; volgen om te weten. Maar weten, wat, waarvoor, waartoe en waarom eigenlijk? Volgsystemen in auto's en trucks, volgsystemen om te volgen; gruwel en onheil!

Daar zag ik haar, de regenboog, die fascinerende kleurenboog die bij mij de rust weer deed keren, vandaag, juist vandaag, op de zoveelste sterfdag van Baruch, de man door zijn eigen volk verstoten en als een zelf gekozen balling door het leven ging; niet 33, maar 44 jaar werd hij maar vandaag nog voor ons van groot belang. De regenboog! Onderschat de boog niet, de waarheidsboog die wel gezien wordt, maar tot Wie men nooit geheel kan naderen. En inmiddels; friesgroene weiden, groene akkers met snijbiet in hoogglans: de aarde wijt zich wederom aan de haar opgedragen taak en laat opspruiten; voedsel, bloemen en reukwerk.

En inmiddels dramt de volgmens door; zoals de zorgcultuur buiten haar oevers trad, zo thans de volgmaatschappij; een grimmig vooruitzicht kwelt mijn oog, mijn ziel, mijn geest; we zijn er niet ver meer vanaf; slechts drie letter; en ik voorspel; nu! Spoedig zal het geschieden!

Even verder nog; helaas, mijn beroep wordt gekweld door tijd, een tijdgeest beheerst het voertuig; het zijn de "prachtige" vruchten van het steeds meer afgrijselijke verenigde Europa; gisteravond zag ik de televisiebeelden nog, beelden uit Kiev! Even voor Vitry wist ik een rustige overnachtingsplek; voor mijn veiligheid.

Mijn veiligheid? Liever had ik één, twee uur verder gereden, maar de rijtijd belet, de tijdgeest belet, een geest die ik niet weerstaan mag, maar; wel vannacht om drie uur de weg weer op; Dát is nog eens veilig!

Bespioneerd, gevolgd, en ik voorspel, nogmaals. De tijd is niet ver meer en er komen andere ogen, ogen die ons niet kennen, maar wel volgen. Dan wordt volgen geen volgen meer, maar vervolgen.

Baruch zag verder dan hij ooit vermoedde; de huidige staat ontkent haar opdracht; beelden zoals in Kiev zijn dichterbij dan men veronderstelt!! In Berlijn, Parijs en Amsterdam.

Van zorgstaat en volgmaatschappij naar de vervolgstaat. Niet ver meer. Niet ver meer.

En ik ga niet naar Amerika. Nooit!

Aldus schreef ome Willem.



---