Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 25 november 2013

Snurfloos.

Als olifanten. Net, even naast de routier staan we in een bijna afgesloten kring naast elkaar, als olifanten, allen met de koplampen naar het midden van de cirkel toe, links een smalle uitweg, de enige, en boven ons een open sterrenhemel zodat snijdende koude neerdaalt; in bijna alle cabines zorgt een zachtbrommende standkachel voor aangename warmte, maar verder is het stil, stil en donker om mij heen.

' T is veel kouder dan donderdag, toen ik uit Kulmbach vertrok, de trouwe lezer herinnert het zich nog wel; pallets met, onder meer, Roemeens drukwerk voor Nederland en dat bleek te kloppen; een Nederlands bedrijf dat de boel in Tsjechië laat drukken en de boel in eigen hand wil houden; vanuit Nederland vindt het drukwerk zijn verspreiding verder naar elders.

Vandaag vertrok ik weer, weer naar een andere windstreek, de zoveelste keer; zou ik nog weten hoeveel? Net, alsof ik er weer terugkeer, langs bomen, de meesten kaalgeworden, die mij reeds jaren kennen en tot elkaar zeggen: "Kijk, daar issie weer!" en soms raak ik vertwijfeld als ik denk aan vervlogen tijden, aan destijds, toen, vijf, tien, twintig en nog meerdere jaren her, toen ik hier ook al langskwam en mij afvroeg hoe het er over twintig, tien jaar, nu dus, uit zou zien; tijd is een merkwaardig gegeven.

Voor mij reisden hier mensen die ik nooit gekend heb, en ooit zullen hier mensen komen die ik nooit zal kennen en tussen deze beide mensen kom ik mensen tegen, één keer, soms meerdere keren, talloze malen of af en toe, vriend en vijand, van alles wat.

Charleroi, Rocroi en Vitry, ik passeerde het weer, Dijon, Beaune, en bij het invallen van de schemer reisde ik tot net even voor Macon; zette de oude nestordaf in de rij tussen medelotgenoten en begaf me naar de nevengelegen knaagschuur waar een besnorde oudgediende van ver over de zestig uit diverse flessen de aan de bar hangenden gretig van versnapering voorzag. Zelf had ik mijn keus laten vallen op een flesje Perier, dorstlesser bij uitstek en tussen de sterke verhalen door verorberde ik een matig menu, voorafgegaan door een œuf-mayonaise en ter afsluiting het immer wederkerende kaasplateau.

Door een rookgordijn van buitenstaande rokers snel ik door de gure kilte naar het voertuig; binnen, in de stuurhut, aangenaam warm; het kacheltje heeft goed zijn werk gedaan. Even, nog even, voordat ik het gordijn dicht trek, kijk ik inspecterend de kring rond, zie de rustende reuzen, zie ze als slapende olifanten.

Snurfloos snurkend.

Aldus schreef ome Willem.
---