Het lukte me voor de file Lille door te komen, in stortregen en voormorgenlijk duister en toch al druk op de weg, veel vrachtverkeer, vijf, zes uur in de morgen. Ook de wegwerkzaamheden ter hoogte van Deinze, geboorteoord van Lamoraal, die op latere leeftijd, tesamen met Graaf van Horne, lafhartig door de Spanjaarden en op bevel van Hertog Alfa op het marktplein van Brussel werd onthoofd, kon ik net voor de echte drukte passeren terwijl het maar bleef regenen waardoor elke voertuig een enorme waterwolk achter zich meevoerde.
Pas nadat ik de tunnel onder de Westerschelde door was begon het eerste krieken en zocht naar sterke koffie, wellicht dat het etablissement in 's-Heerhendrikskindren open was, maar nee, daar was alles nog donker en ik rolde voort, de Zeelandbrug naar Schouwen-Duiveland over waar aan beide zijden het water glad en mysterieus in miezerregen te rusten lag; weldra was ik in Zierikzee waar ik een moment het voertuig stalde en ik rijwielend op zoek ging tot in het oude stadje maar waar, behoudens slechts één warme bakker en een sigarenman, niets rond het achtste morgenuur open bleek en weer koffieloos verder ging.
Weer verder, links af, langs vreemde namen als Schuddebeurs, twee delen van de Deltawerken over, tussen voornoemd eiland en Goeree en die naar de Hoekse Waard, langs Renesse, Oudorp en Hellevoetsluis, en Zwarte Waal, Heen- en Geervliet en zo kwam ik in de lopende morgen aan te Spijkenisse waar ik een driekwart lading voor achter in de kar kreeg.
En om het laatste kwart te vullen reed ik door naar Amsterdam waar ik net na de middag aankwam, de oplegger aflaadde en weer vertrok, wederom in tegengestelde richting, zij het, gelijk de magiërs uit het oosten, wel een andere weg; nergens kruisde ik de heenweg die via Den Haag liep, want via Utrecht en Antwerpen stoomde ik verder op naar Bruxelles waar plotseling druilerige regen plaats maakte voor riante zonneschijn dat de reuzenbollen van het atomium prachtig deed glinsteren en verder, toen ik langs Woutersbrakel reisde, zag ik boven de in de zon badende groene helling een mystieke sfeer zweven waardoor de reis een geheimzinnig tintje kreeg; rond zevenen en na het onderweg nog even kort op het stuur knappen van een uiltje bereikte ik Charleroi waar ik parkeerde op, zoals ik reeds schreef, een plein dat niemand kent. Er volgde nog even een kort bezoek aan de vervallen stad waar overal en veel hekken staan om gesloten winkels langs de belabberde straten terwijl midden door de stad reeds in de jaren 50 van de vorige eeuw een rondweg op hoge palen alles alleen maar somberder maakt; tegen het schemeren was ik weer terug bij de stuurhut en genoot nog even na van een bijzondere zonsondergang over de grimmige stad die opkomende wolken rozig kleurde.
Het was weer mooi geweest voor vandaag en alles werd stil om mij heen en ik bleef achter, midden in de stad, in volstrekte eenzaamheid, teruggetrokken achter de kloosterdeuren van het groene voertuig; op het plekje dat niemand kent.
Aldus schreef ome Willem.
---