Tevoren rolde ik eerst nog het duister door, een kil landschap rond het vriespunt en na Lons verkoos ik de chemin chêvre, het geitenpad; links een tunneltje door en dan op weg naar het stadje waar de ontdekker van de "steen van Rosette')", de officier Pierre Bouchard, werd geboren en natuurlijk weet de lezer dan meteen dat ik gisteren door Orgelet snorde, en daarna door Arinthod en Thorette, de brug van de Ain over om vervolgens tijdens de morgenschemering via Izenore aan te komen in Montreal waar ik lading in de kar ontving voor Turijn.
De zon kwam op, was sterk, maar niet sterk genoeg de kou te verdrijven, het bleef, althans in de morgenuren, kil en ijl, de lucht gortdroog, bij het uitademen nog steeds wolken en rond half tien vertrok ik in oostelijke richting, langs het strategisch gelegen Bellegarde, het stadje aan de Rhône, ooit de eerste plek in Frankrijk dat werd voorzien van elektriciteit eenvoudigweg omdat er de eerste waterkrachtcentrale werd gebouwd en ook een knooppunt voor de rond 1850 aangelegde spoorlijn tussen Parijs en Genève.
Voorlopig snorde ik de "oude" weg af, passeerde zo een geheimzinnig diepe kloof waardoor de Rhône klieft, daarna schoot ik even de snelweg op, opweg naar de lange onderdoorgang, op weg, naar later bleek, het mooie weer: de laatste kilometers naar Chamonix verliepen trouwens nog killer: mist, guur en vooral, koud.
In Italië werd ik vrolijk, goedgemutst, alsof ik een nevenwereld betrad en, eigenlijk, deed ik dat ook, een wereld aan gene zijde, gene zijde van de Alpen, paradijsherinneringen borrelden op, overal bloei, uitspruitend groen, warme kleuren waarbij men direct goesting in ijs, italiaans ijs uiteraard, krijgt. Net na de middag stond ik alweer te lossen en terwijl de kar door buffelende italianen werd leeggereden verpoosde ik mij een tijdje in de zon: pal en recht in de zon, met gesloten ogen liet ik mijn gezicht verwarmen, tintelingen, ik snoof de eerste, welriekende geuren: was het de Oleander?
Het ging voorspoedig, ten zuiden van Turijn had ik het retouradres, nog voor vijf uur had ik ook dat er in, zodat ik de terugreis aanvaardde: op weg in tegengestelde richting, Aosta, waar het rond zeven uur nog stralend en zestien graden was.
Vanaf de douaneparkeerplaats fietste ik het stadje in, een tochtje waarvoor je enigszins moet klimmen en in de avondschemering, terwijl de zon achter de keten verdween, doolde ik zo een uurtje door de omgeving om ten slotte, even na achten en bijna donker, aan te komen in Rossopomodoro voor een kunstig bereidde veggiemaaltijd, spaghetti al (rosso)pomodoro en insalate met pecorinoformaggio (schapenkaas).
Half tien, het was donker toen ik weer terugkwam bij de groene snurkhut, maar niet eens, ondanks de open hemel, koud; borg de fiets op en kroop de hut in: niet alleen mijn gezicht tintelde nog na van de zon, ook de kuiten, van de eerste "berg"-rit.
Enneh... de jas hoeft in Italië niet meer aan. Voorlopig althans.
Aldus schreef ome Willem.
'). Voor de cultuurbarbaren onder ons: "de steen van Rosette" werd in 1799 bij Rosette, het huidige El Rashid, gevonden door Franse genietropen in Egypte waarvan Bouchard officier was en waar in drie geschriften eenzelfde verhaal stond geschreven, in hiërogliefen''), het demotisch, (egyptische, volksschrift) en het grieks en vormde de sleutel voor de "vertaling" van voornoemde hiërogliefen.
Ps: de steen is te zien in het Brits museum te Londen.
'') Voor de barbaren onder de cultuurbarbaren: hiërogliefen is de naam van het zogeheten beeldschrift dat de oude Egyptenaren duizenden jaren geleden gebruikten om uitdrukking te geven aan het (overigens altijd) onzichtbare woord en enkele voorbeelden zijn te vinden in het beeldverhaal van de schrijver Hergé (pseudoniem van Rémi George, R G, dus Hergé), de Sigaren van de Farao.
---