Tijdens de vele reizen die ik met het vitale Dafje maak vindt er wel eens slijtage plaats en nog op tijd ontdekte ik dat er een scheur zat in de ophanging van het achtersteven zodat ik, voordat ik het onderweg zou verliezen, uit voorzorg demonteerde.
En aangezien ik, zoals bleek uit de voorgeschiedenis van deze reis, nogal ruim in de tijd zat, besloot ik, uiteraard in overleg met het thuisfront, het zaakje te laten maken bij zo ongeveer de enige DAf-dealer die Slovenië rijk is en zo kwam het dat ik rond half acht bij de garage in Medvoda stond waar het achtersteven van de trekker weer in ere werd hersteld.
Zo begon deze maandag; van de omgeving zag ik niets daar er een hardnekkige mist de omgeving grijs hield, rond tien uur vertrok ik, met een gerepareerd achterspatbord, op weg naar Kranj waar ik de goederen voor de laatste klant die ik in de kar bij me had afleverde.
Merkwaardig eigenlijk, nog niet zo lang geleden wist in niet veel van hem, maar van lieverlee kreeg hij mijn interesse, zeker wat zijn levenloop betreft en eigenlijk minder om zijn muziek, muziek, helaas, van ná Wagner. Maar zijn leven daarentegen maakt hem boeiender dan zijn composities; de man moet veel geleden hebben, zeker ook na de diverse teleurstellingen die hij beleefde in Alma, zijn echtgenote die hem overigens decennia overleefde.
Van Kranj ging het terug, weer terug naar Italië en via Palmanova en Pordenone kwam ik in Ronchedelle di Ormello aan, een klein dorpje, maar met een enorme fabriek waaruit ik lading kreeg voor een Nederlandse terugvracht.
Vanaf Postonja was de mist geweken, de zon scheen uitbundig en in een heerlijke lenteroes kabbelde ik voort over de kaarsrechte Italiaanse weg met op de achtergrond - weer- die bergen en toen ik weer eens over de brug van de Tagliamente reed keek ik en salueerde in gedachte even naar rechts: inmiddels weet men wel waarom.
Nee, hij is niet oud geworden, maar wel Rooms Katholiek, dat moest wel, wilde hij, als Jood, door de keizer geaccepteerd worden als concertmeester van het Weense nationale orkest, maar het is nooit van harte geweest. Trouwens; hij is er, ondanks zijn uitnemende klasse, ook enorm tegengewerkt.
Het plaatsje Ronchedelle lag niet ver af van Conegliano en daar snorde ik ook naartoe toen ik de kar weer vol zat, op weg naar het noorden; eerst naar Belluno en via Cortina naar Toblach dat in de merkwaardige streek Zuid-Tirol ligt, Duitssprekend Italië, nog een ervenisje van Adolf en juist hier in Toblach (of Dobiacco) verbleef de man voor wiens standbeeld ik gisteren nog enige tijd ben blijven staan: Mahler, Gustaaf Mahler die hier, even verderop links, veel van zijn composities schreef.
Het is inmiddels koud geworden, even bezocht ik Hans, een gezellig etablissement hier op loopafstand, de hemel is open, ontelbare sterren overlichten het groene Dafdak; sneeuw wordt er pas vrijdag verwacht. Om mij heen is het doodstil, ik begrijp Mahler wel: het was toen natuurlijk nóg stiller.
Hoe meer ik tot hem naderde en leerde kennen, hoe geheimzinniger hij voor mij werd en zo ontdekte ik dat mystiek niet ver weg achter hoge Alpenreuzen ligt verscholen, of wat hoog tussen de sterren zweeft, maar dat je dichtbij aantreft indien je kijkt in de ogen van een ander mens of als je een blik wordt gegunt in de ziel van andermans voorbije leven zoals Mahler die hier, nog géén honderd jaar geleden, rond heeft gelopen.
Aldus schreef ome Willem.
---