Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zondag 6 januari 2013

De Wekker

Stelt u zich voor: er gaat een gerucht dat er iemand in de omgeving leeft die doden tot leven opwekt, hoe zou men zich voelen? Blij? Of juist uitermate ongemakkelijk? Wie weet treft men dan weer iemand aan van wie men liever had dat hij of zij dood was, dood bleef, in dit geval. Rusteloos schuivelt men op zijn stoel heen en weer.

Al spoedig was ik op weg en passeerde San Giorgio di Nogaro en sloeg bij Cervignano del Friuli links af, op weg naar Gorizia waar mij weer eens een adembenemend uitzicht vergunt werd op de enorme hoge en mooie sneeuwwitte Alpen terwijl ik wist dat voor die Alpen zich het stroomgebied van de Tagliamento, Brenta en Piave ligt, een enorme vlakte waar steden liggen als Pordenone en Conegliano, een vlakte waar in de buurt van eerstgenoemde rivier een Fortuin begraven ligt, slachtoffer van onheuse bejegeningen, van mediahetze.

6 januari, driekoningen, een bij uitstek Roomse feestdag, dan wordt gedacht aan drie wijzen die een ster zagen die hen naar het broodhuis voerden en afgezien die wijzen vermoedelijk geen koningen waren en er nergens sprake is van drie (dus zouden het er ook twee of meer dan drie kunnen zijn geweest) staat wel vast dat rond het begin van onze jaartelling tot drie (hier dus wel drie!) keer twee dwaalsterren, Jupiter en Saturnus, samenvielen en dit drie keer in èèn jaar gebeuren, zo vertellen mij astronomen, kwam ooit slechts èèn keer voor en zal nimmermeer voorkomen. Dit gegeven heeft een bijzonder aspect.

Nog voor elf uur nam ik afscheid van Italië en sloop onverdacht Slovenië in waar het leek of iedereen was thuis gebleven: het was stil op de weg, uiterst stil, maar ja, zo zaterdags voor Driekoningen; wellicht was men zich aan het bezinnen. Zo kwam ik langs Poštonia en nog voor de middag vond ik een parkeerplek in het voormalige Laibach, het tegenwoordige Ljubljana, net aan de uitvalsweg van de voormalige autoput, een weg van Ljubljana tot aan de Griekse grens waarbij men ooit door Zagreb, Beograd, Niš en Skopje kwam, een brede tweebaansweg die driebaans functioneerde; brutaal haalden men met tegenliggers in en wilde je opschieten, diende je je als een ware wegpiraat te misdragen, brutaal, lef, daar ging het om en het was tevens Tito's oplossing om van de echte verkeerspiraten af te komen, want op zeker moment kwam een bruut een even zo grote bruut als inhalende tegenligger tegen en was men in één klap van twee wegmisbruikers verlost en als herinnering liet men de geklapte voertuigen jaren in de berm achter.

Die zogenoemde wijzen namen de eerste conjunctie waar, Saturnus die achter Jupiter schoof, een gebeurtenis van slechts enkele uren, maar wel een gebeurtenis waardoor ze een lange reis ondernamen, op weg naar het westen, op weg naar de gewesten van de ondergaande zon en zonder verdere aanwijzing, de conjunctie was alweer een tijd geleden, geen ster meer te zien dan alleen de gebruikelijke.

Het was nog fris, de morgen, maar met mijn rode unoxwantjes aan trotseerde ik de koude en fietste naar het centrum van de eeuwenoude stad om er, na een reeks van vele jaren, weer eens poolshoogte te nemen, wellicht vond ik er een schaakcafé of een handelaar in oude munten. Al snel werd het warmer, rond een uur of twee stak opeens een tijdlang een stevige bries uit het zuiden op die warme wind aanvoerde; plotseling leek het voorjaar, het werd over de zestien graden; niet alleen de wantjes, ook de jas ging onder de snelbinders.

Tsjonge, eindelijk, na weken, maanden wellicht, op weg te zijn geweest komen die wijzen aan in de streek waar Quirinius landvoogd over was en waar een enigszins achterdochtig heerschap dat luisterde naar de naam Herodes als koning heerste. Dat mannetje was dermate achterdochtig dat hij enkele eigen zonen, die troonopvolger zouden kunnen worden, vakkundig uit de weg had geruimd. Stel je voor, zeg! Komen daar opeens een paar vreemdelingen op kamelen voorrijden en vragen dan of hij, Herodes, soms weet waar kort tevoren, zo lazen zij uit de ster, een koningskind was geboren.
"Een kind geboren? Wat? Een koningskind? Nau ja, zeg! Nee toch? hoor 's effe, ik heb er net een paar uit de weg geruimd!" zal de wreedaard gebriest hebben. De argeloze vreemdelingen zullen wel even geschrokken zijn van die reactie, maar toch, via andere geleerden verkregen zij verdere informatie: ze behoefden niet al te ver meer te reizen: sta je hoog op één van de heuvels van ירושלים zie je reeds בית הלחם liggen en juist toen ze weer op weg gingen vond op dát moment weer een conjunctie van de twee planeten plaats. Al die tijd hadden ze gereisd zonder enige verdere aanwijzing: ze moesten dan toch wel erg zeker van hun zaak geweest zijn.

De hele middag toefde ik in de Sloweense hoofdstad, kwam over de vele bruggen die over de kleine rivier Ljubljanska liggen; op één van de pleinen speelde een vioolvirtuoos magnifieke muziek: Mozart, Bach, Vivaldi en Brahms hoorde ik voorbij komen, soms begeleid door een keyboard en er omheen een grote groep van Slowenen met triestverlangende gezichtsuitdrukkingen.
In het noorden van de oude stad was markt, groente, fruit, schoenen, alles en ik kocht een stukje schapenkaas van een boer uit Bošec en een paar keer kwam ik aan de praat met autochtonen, die, samen met de stad, een trieste indruk maakten, de pleinen, de oude stadsmuren ademde leed uit, de oude stad waar Schubert graag concertmeester wilde worden, maar door een slechte referentie van zijn leermeeste salieri ging zijn verlangen in rook op.
Beethoven, Mozart en Haydn hebben hier hun muziek ten gehore gebracht, en veel later, ook Gustaaf Mahler waar ik langs de oever van de rivier, midden in de stad, nog een standbeeld zag staan.

600 jaar viel de stad onder de Habsburgers en pas na de Eerste Wereldoorlog keerde het weer terug in Slavische handen, viel het onder het Servische koninkrijk terwijl het later, na wo-II, door maarschalk Tito bij Zuid-Slavië werd ingelijfd.

Later op de avond, toen ik terugfietste naar het Dafje, dacht ik nog even aan het aanstaande driekoningen, aan Herodes en ik herinnerde mij wat woorden van Oscar Wilde die hij schreef in verband met genoemde despoot.

Van het koningskind dat de wijzen zochten en, volgens de traditie, op 6 januari vonden, kwam jaren later bij Herodes het gerucht ter ore dat Hij doden had opgwekt en juist voor Herodes, die net Zijn neef had laten onthoofden, was dat niet erg welkom.
"Waar is hij" roept de despoot tegen zijn bedienden in het stuk van Wilde "waar is hij, zoek hem op en zeg dat hij daarmee moet ophouden! Ik wil niet dat Hij daarmee doorgaat!" waarop zijn bedienden, gevreesd voor zijn tomeloze wreedheid, antwoorden: "Oh koning, Hij is overal, maar laat zich moeilijk vinden".

Aldus schreef ome Willem.
---