Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

zaterdag 24 november 2012

Dovend licht.

Snelwegen zijn, goed beschouwd, vreselijk. Natuurlijk, je ontkomt er niet altijd aan, maar mooi? Zelden! Niet zo heel lang geleden had Frankrijk nauwelijks snelwegen: Arras-Parijs, Parijs Versailles en Parijs-Lyon, dat was het wel zo ongeveer in de tijd dat ik hier voor het eerst kwam. Oh, ja, en Thionville-Nancy, dat stamt ook nog van voor 1970.

Men kan zich voorstellen hoe heerlijk toeven het was, de Republiek zonder al dat lelijks. Bovendien was er nauwelijks verkeer en van files wist men alleen in Parijs iets van.

Echter, wil een snelweg toch nog enigszins de term mooi verdienen, dient zij te voldoen aan een aantal voorwaarden: ze moet over één of meerdere cols gaan, ze moet belast zijn met te weinig verkeer en ook "gratis" zijn. De snelweg Beziers-Clermont-Ferrand is zo'n weg die door het meest onherbergzame berglandschap van Midden-Frankrijk slingert als een soort achtste wereldwonder, een menselijke schepping met technische hoogstanden dat bovendien in een onwaarschijnlijk kort tijdsbestek, met "Europees" geld, gebouwd is.

Wie de weg kent, weet dat hij prachtige vergezichten krijgt te zien, links en rechts oude stadjes waar na eeuwen en eeuwen definitief met de rust werd gebroken. Trouwens, de gele streek, Cantal, Aveyron en Lozère, voorheen toch bekend om zijn afgelegenheid, wordt door deze weg ontsloten en dat kan als voordeel, maar toch ook als nadeel worden beschouwd.

In de morgen wipte ik even aan bij de Bosoncours, de Routier aan de oude N-weg en de plek waar ik de avond de voor laat was gestopt. Binnengekomen ontdekte ik een volledig verbouwd en gemoderniseerd interieur. Zelfs de muren kregen totaal nieuwe wandschilderingen, het zag er gelikt uit en het is vermoedelijk de mooiste pleisterplaats voor vrachtrijders in Frankrijk.

Na de koffie vertrok ik, over één van de weinige mooie snelwegen die de wereld kent, op naar huis, jawel, via Moulins, Auxerre en Troyes; trouwe lezers kennen inmiddels de route.

Eerrst in de zon, maar tergend langzaam werd het wolkerig, eerst, na Clermont-F met sierlijke en streperige cumulliswolken en later reed ik onder een eindeloos grijze vlakte door waarachter nog net een witlichte bol te zien was, alsof ze, de zon, schuil ging achter een enorme lampenkap.


De akkers, de enorme stokbroodvelden, waren zo mooi groen, flueel groen, milder groen als kopergroene koepeltorens, indrukwekkend groen terwijl ze werden beschilderd met de glans van dovend najaarslicht en sommige randen omsiert met prachtig gevallen herfstblad. Gelukkig, niet overal blaast men dat. Blad.

Vele keren reed ik de route, maar ook deze keer was 't weer een andere weg, alles was immers weer anders; zelfs dit najaar is anders dan alle voorgaande najaren. Nooit is één najaar gelijk. Jammer dat het na Troyes alweer donker werd, maar ook dat is november, de tijd van het dovende licht en tijdens de eerste donkere uren reed ik tot voorbij Rethel, op een half uur van de Belgische grens. Inmiddels is de negen uren rust voorbij ik kan ik weer verder. Buiten is het -nog steeds- aardendonker, regen tikt op de stuurhut.
De duisternis is intenser dan gisteravond, want men doofde ook de straatlantaarn.

Aldus schreef ome Willem



---