Lyon, daar wil men vanaf zeven uur nogal eens in de rij staan, dus is het een stilzwijgend advies zo mogelijk deze stad vóór dat uur achter je te laten en dat kon met een verkortte nachtrust, overigens wel binnen het Europese wettelijke kader.
Eerst als een eenzame cowboy over de totaal verlaten N-weg, door in diepe rust verkerende dorpjes, en vanaf Loriol snelweg, door duister heen, soms flarden van mist en tussen kwart na zes en kwart voor zeven via Saint Genis de Laval, Chapenost en Franceville in alle rust Lyon westelijk gepasseerd.
Zo kwam ik aan in de Beaujelaisstreek, Belleville sur Sâone en daaromheen langs een paar adressen. Inmiddels liet het licht zich ook weer van de goede kant zien, een stralende dag, wat heiig, dat wel, maar aangenaam. Alzo reed ik tussen de bladerloze Gamaystruiken door naar het eerste adres in Saint Jean d' Ardieres, een adres waar ik wel vaker kom en waar altijd wat lekkers onder de kurk te vinden is, zelf om acht uur 's-morgens.
Na daar lading te hebben opgepikt naar een volgend adres, midden in Morgon, Vilée Morgon, een dorpje uiterst beroemd om de van ouds hoogstaande wijnkwaliteit en enkele boeren maken er nog steeds iets geweldigs van.
Het is hier, de bakermat van de terugkeer, van enkele wijnboeren die zich verenigde in de Bende Zonder Zwafel, die, min of meer, onder leiding van de onlangs overleden Marcel la Pierre vanaf de jaren tachtig begon om, nadat wijn steeds meer verontreinigd werd met steeds weer nieuwere en vernuftige additatieven, wijn weer te maken zonder al die troep er in.
Men was reeds zover van het originele wijnmaken afgeweken dat de kennis daaromtrent volkomen verloren was gegaan en dat heeft er toe geleid dat de eerste twee jaar het wijnmaken zonder rommel er in volkomen mislukte. Maar daarna kreeg men het steeds meer, hernieuwd, onder de knie en zodoende kreeg men wijn van hoogstaande kwaliteit zonder inmenging met troep.
Schoorvoetend gaan, zei het traag, steeds meer wijnmakers over tot het bereiden van drinkbare wijn zonder troep, gelukkig maar. In Morgon haalde ik een paletje op bij een nogal weerbarstige boer die overigens al van meet af mee doet met zuivere wijn maken, ene meneer Breton, wilde zwarte haren, erg warrig, vuurschietende donkere ogen en bijzonder aardig, meer artiest dan fermier, en nadat ik rond negen uur drie of vier van zijn producten had moeten keuren snorde ik weer verder, hikkend en slingerend over kronkelige "land"-wegen, eerst nog langs La Chapelle, aan de N-7, maar daarna de -wijn-bergen in, naar het onogenlijke dorpje Vauxrenard, een adresje waar ik wel eens eerder was geweest, midden in de bergen van de Beaujelais, een weg en naartoe net vrachtwagenbreed, heuvel op, heuvel af, links, rechts, vergezichten, prachtige vogels, vooral roofvogels; net voor het dorp een enorme opwiekende arend.
En die bergen, dat zegt wel weer wat: hoe hoger op de heuvel of de berg de struiken staan, hoe, in het algemeen, beter de kwaliteit van de wijn daardoor kan worden. De "Grand Cru" komt bijna altijd van heuvel- en bergtoppen, daaronder de iets mindere "Primier Cru" en dat komt doordat het regenwater het eerst vanuit de toppen naar onder toe wegzakt waardoor de wortels van de druivenstruiken die op die top staan dieper moeten groeien, in de grond afdalen moeten om het voedselniveau te bereiken en dieper de grond in betekend, doorgaans, meer karakter in het sap en de schil van de druif, dus, na verwerking, betere wijn. Doorgaans, want het gaat niet altijd op.
Ook in Vauxrenard een zwavelvrije wijnboer die daarnaast ook zijn product niet filtert: ik waagde het er op om er een paar "Windmolens" te kopen; kenners weten wat ik bedoel.
Nadien kocht ik in Macon bij een fruitboer veel en lekker fruit, benevens bij een bakker gezond bruin vijgenbrood en vertrok richting Nederland, Tournus, Chalon, Arnay, Saulieu, het begon donker te worden, alweer donker en de streek werd steeds stiller, verlatener ook.
Montbard, en daarna Chatilion sur Seine, wat ik altijd al een wat vreemde naam gevonden heb, want, vertaald zou dit dus Monster aan de Seine zijn, Monster, niet als vreselijk mens of dier, maar als bewijs of steekproef.
Steeds stiller werd het, en tussen Bar sur Aube en Chatilion sur Seine wist in een afgelegen parkeerplaats waar in binnen de uren kon komen, een plek, ver weg van de grote weg, eentje, bij wijze van spreken, voorbij de laatste steg, onder een duizendensterrenhemel.
Tomaten, kiwi's, overheerlijke mandarijnen en vijgenbrood met tahinapasta, een uit sesam verkregen product dat met verse knoflook niet te versmaden is en natuurlijk is het weer veenbessentijd, besjes die overal doorheen lekker zijn. En zo deed ik mij in de stuurhut als een brave bruine beer tegoed aan allerlei lekkers, intussen genietend van de volkomen stilte om mij heen; in de omgeving was alleen mijn smakken hoorbaar.
De morgenstond was donker, en dikke mist, dus draaide ik me nog even om. Inmiddels brak de dag reeds aan en drijft de mist wat op. Kom, we gaan maar weer eens. Op naar het noorden.
Aldus schreef ome Willem.
---