Rond deze tijd speelt mijn leven zich voor een niet onaanzienlijk deel in het donker af, van vijf tot even na zeven uur zag ik niet veel van de omgeving, wel de immense lichtzee vanuit een hoogte, Riom en Clermont-Ferrand dewelke ik naderde vanover een stuk snelweg dat kilometers lang recht op de agglomeratie afdaalt en daardoor de naam snelweg met verfe verdient: immers, met zoveel grote massa zou het voertuig bij niet afremmen onverantwoorde snelheden kunnen bereiken: ik temde de DAF tot rond de honderd.
Altijd? Nee, want tien eeuwen geleden besloten ze om onbekende reden(en) elke een eigen leven te leiden, maar dat scheiden werd een droefgeestig lijden: de wereld werd er anders door, de mens werd erdoor gewijzigd: hoe gelukkig was zij nog toen ze nog samen waren!
Het hemelwater gutste naar beneden en terwijl in het westen vanachter een gindse bergkam de regenwolken lichtgekeurd grijsden, hobbelde ik het terrein van Michelin binnen, de fabriek van de bekende banden, opgericht, ruim honderd jaar terug, door de twee broers Edouard en Andre en in Clermond-Ferrand zijn diverse fabrieken: ik moest in die in de stad zelf zijn, de oudste van het concern, wat te zien is aan de ver-voor-de oorlogse bouw van de loodsen, ouderwets met zogenaamde zadeldaken en tegen één ervan zette ik de achterkant van de oplegger neer waardoor het lossen mogelijk werd.
Aanvankelijk ging het nog best goed tussen de twee, diverse keren raakten zij elkaar, waren niet helemaal los van elkaar, ja, zijn het nog steeds niet, maar het komt en kwam de kwaliteit niet ten goede: de één werd een verdoving, de ander een banaliteit voor en van de mensheid.
Tijdens het lossen bestudeerde ik de oude loodsen, genoot van de oude stijl, maar rond achten was het er uit en kon ik verder: een strook van 300 kilometer stil snelweg, de A-75, slingerend door het dunbevolkste deel van Frankrijk, door de Cantal, Lozère en Aveyron, en op het einde door de Auvergne om dan uit te komen tussen Beziers en Montpellier aan de Middellandse Zee.
Het begon onschuldig, het ontstaan van muziek dat zich losworstelde van het woord, de eerste tonale klanken van Notker de Stotteraar en Guido van Arezzo en later, Monteverdi, Vivaldi, Händel en Bach die de klanken, los van Het Woord, hun eigen soevereiniteit gaven: de scheiding was compleet.
Toch kon ik het niet laten, even een kijkje nemen bij de spoorbrug, de Pont Garabiet, het studieproject van Gustaaf Eifel en net voor de middag, toen ik afdaalde naar Millau om daar tijdens de rusttijd een kijkje te nemen. Van lieverlee werd de omgeving anders, anders gekleurd, van de meer rode- naar steeds meer groen-bruinere herfstkleuren. Nog voor twee uur was ik in Poussan bij de tweede klant , er stond een aardige bries die fris aanvoelde, maar toch altijd aangenamer dan de twee graden van daarvoor uit het hooggebergte.
Aanvankelijk hadden de klanken nog een zalvende werking, de riepen op tot terugkeer tot de stem, De Stem van het Woord, die stem die niet zonder klank is en het eigenaardige is dat muziek een vorm is zonder inhoud en het woord, goed en verstandig gesproken, inhoud heeft en geeft zonder vorm terwijl beiden, ik schreef het ooit eerder, het onzichtbare deel van het leven zijn: zelfs deze woorden die men leest zijn, als men ze hoort, niet zichtbaar!
Niet ver van het losadres had ik een eerste ophaler, vlak bij Montpellier, in Saint Jean de Vedas en die zat er in rap tempo in zodat ik doorging naar de voorlaatste losklant te Vendargues, net aan de andere kant van Montpellier: helaas, net rond spitsuur en ook nog ergens een deviation, zodat ik kostbare file-tijd vermorste maar niettegenstaande dat, ik raakte het nog op de valreep kwijt.
Zoals muzieknoten op een notenbalk De Muziek zelf niet zijn, zo zijn letters en woorden niet Het Woord zelf; beiden geniet men door het gehoor zolang ze te genieten zijn.
Nog een half uurtje, meer had ik niet en met die wetenschap koetelde ik de weg op naar Ales, door smalle dorpjes terwijl het reeds donker werd. Zo kwam ik aan in Sommieres, een oud verstingsstadje, met een brug uit de tijd van ver vóór de muziek, uit de tijd van Tiberias, een stadje waar ik een rustplaats vond.
Maar de muziek raakte zijn zalvende werking kwijt, zoals het woord zich liet verworden en afgleed tot antiwoord, gekwebbel, platvloers gepraat en redeneren.
Het woord heeft het al in zich, het redeneren, de rede eren, zodanig, dat de mensheid ontzield raakte en als een soortement zenuwenbundel overbleef, een bundel "prikkels" dat overal op reageerd zoals een kompjoeter op toetsen van een toetsenbord en daarnaast werd de muziek van zalving verdoving, verdoving voor de zielloze zenuwenmens die ver verwijderd van de werkelijkheid voortstrompeld.
Alleen in de sjoel wordt het Woord nog gezongen.
Aldus schreef ome Willem.
---