Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 28 maart 2012

Het kwaadgezicht.

Al enkele dagen zien we
Jupiter en Venus naast de maan in de ram staan terwijl Mars, een stuk meer naar het oosten, in de leeuw rondwaart, een bijzondere verschijning, heeft het ons iets te zeggen?

De laatste dagen zien we de bomen langzaamaan groenen, afgelopen week, tijdens mijn reis naar Midden-Frankrijk, zag ik steeds meer duiding, het voorjaar deed zijn intocht, maar het meest en mooist zag ik het hier, bij ons, in Nederland, ja, vlak bij mijn huis. Vanaf de morgenstond vogelgekwetter, kennen zij goed en kwaad?

Ondanks al het prille mooie begin begon de week met een einde, een levenseinde, een laatste rustplaats en terwijl ik over de dodenakker liep zag ik namen, tal van namen, en veel namen zeiden mij iets, soms meer dan iets, ja, enkelen zelfs veel; vele gedachten schoten door mijn hoofd, want hoe moest ik het rijmen: het sterven, de dood en de dodenakker enerzijds en het mooie groen, de eerste bloemen, het ontluikende leven, de vogelzang, anderzijds, het bestaan lijkt een onontwarbaar raadsel.

Om het te duiden dacht ik in termen van goed en kwaad, vreugde en verdriet, mooi en lelijk en van lieverlee begon ik het kwaad en de dood een gezicht te geven, een huivergezicht met angstgrijns.

Na de laatste eer ging ik naar huis waar het leven met al zijn besognes gewoon weer verder ging, het leven dendert onvertraagt door, lijkt wel, en in de avond, nadat de vogels hun liederen staakten, staarde ik naar een indrukwekkende sterrenhemel.

De gedachten over het gezicht lieten mij niet meer los, het gezicht van het kwaad, wat is dat toch? Wie is dat toch?

In de er op volgende dag had ik afgesproken met iemand die ik ruim dertig jaar niet meer had gezien, een klasgenoot van de lagere school en we banjerden een tijdlang om in onze oude buurt; de Platanenweg, de Grensstraat, een bijzondere middag, we deelden een schat van jeugdherinneringen, herinneringen van vóór de mobiel, van vóór de P.C., oude herinneringen dus.

De zon scheen, alles voelde aangenaam, de geur van een roze Japanse kers overweldigde mij, een zwerfkat liep over een vervallen schuurdak, haar prooi, een zielig vogeltje, was het leven niet meer zeker, ze sprong en dra had ze het diertje, onwillekeurig dacht ik aan de dag ervoor, wat zit het leven toch vol tegenstrijd, vol strijd.

Strijd tegen kwaad, kwaad met een gezicht, de hermandad is er dagelijks mee bezig, maar ook het lijdende kwaad en met name het kwaad, het lijden, dat leidt naar het einde, althans het aardse einde, het einde hier.

Later, in de avonduren, was ik op de club te vinden, de schaakclub waar ik de strijd streed op de 64 velden, schaken, een metafoor voor de strijd tegen het kwaad dat, zo het geen remise wordt, het verlies van de ander tot gevolg heeft waarbij de speler die de partij wint, wint van het kwaad, want het kwaad staat aan de kant van het onderspit. Maar hoe valt dat dan te rijmen met gisteren, heeft daar het kwaad niet het leven, het goed, overweldigd?

Een schaakpartij heeft vele zetten en na elke zet een andere stelling, soms ziet het er afgrijselijk uit, de strijd tussen twee uitersten neemt soms bizarre vormen aan, maar de beste met de meest goede zetten zal na een lange lijdensweg de overwinnaar zijn.

Het ontluikende leven, in de wei de eerste lammeren, eerst de wilgen, daarna de berken en tot slot ook de eiken, ze geven dra hun groen weer, het leven vernieuwt zich keer op keer, jaar in jaar uit, het goede stijgt weer op.

Er waren woorden, krachtige woorden, woorden van verwachting, van troost, maar ook van hoop en van een reikhalzend uitkijken naar een overwinning, een overwinning op het levenseinde.

Met de dood ziet men het kwaad in zijn ultiemste gezicht, het kwaad lijkt gewonnen, maar niets is minder waar.

De kanteling van de tijd is begonnen, merkwaardige planetenstanden doen mij verbijsterd naar de nachtelijke hemel loeren; de jachthonden cirkelen naast de grote beer en ook Saturnus laat zich zien, nog voor de morgenstond komen slang en kreeft uit het oosten, ik zie wazige vergezichten met uitgebannen, ontmaskerd kwaad, geen gezicht meer, kon ik maar inzoomen, maar ze zijn onduidelijk, en ver, vooral ver, in het holst van de nacht!

Lijden, sterven, dood, ze zijn nog niet het einde van de partij.

Nog niet.

Na de dood het schaakmat.

Aldus schreef ome Willem.


---