Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 22 december 2011

Chanoeka.

Afgelopen avond begon het, het feest van de lichtjes, Chanoeka, dat zijn oorsprong vindt een kleine twee eeuwen voor onze jaartelling toen Jehuda Maccabi, in het Grieks Judas de Makkabeër, met zijn leger de overwinning behaalde op de Griekse bezetter van Jeruzalem en dus ook de tempel weer in Joodse handen kwam, de tempel, waar een grote Menora, dat is, een grote negenarmige kandelaar, stond en die voor verlichting moest zorgen door op elke arm olie te laten branden. 

Echter was er na lang zoeken slechts één kruikje olie te vinden, net genoeg voor verlichting voor één nacht, maar het wonder vertelt dat het kruikje elke morgen weer vol bleek te zijn, weer genoeg voor één dag en zo geschiedde dit steeds weer, acht dagen lang.
Merkwaardige samenloop. Vandaag is het de derde dag dat de grootvader van mijn kinderen drie dagen is begraven, neergedaald in het rijk van de dood, zijn lichaam uitgezaaid op de dodenakker, ten ruste gelegd. Voor hoe lang? Voor altijd?

Bij het neerdalen blies één van de kleinkinderen een bazuin, een bazuin vol overwinningsklanken en dat gaf een onverklaarbaar verlangen en geloof in de toekomst. 

Tijd voor bezinning, zeker zo te middernacht.  De dood als natuurverschijnsel? Wie heeft er dan nog geloof in de toekomst?  Een onheilspellend gevoel beklemt mij en alles in mij weerhoud mij, mag niet,  want dat zou het meest onrechtvaardige zijn. Immers: het bestaan dient te worden gerechtvaardigd –maar hoe?- en geweten, gevoel, liefde, blijdschap, mooi, lelijk, een regenboog en verdriet passen niet in dat natuurlijke natuurbeeld.
Weg er mee dan, want het maakt het waardeloos! 

De dood als weegschaal? Een eeuwige, De Eeuwige wellicht, Allah, die de daden goed en kwaad weegt op een weegschaal en daar zo zijn conclusies aan verbindt? Het lijkt tenminste nog ergens op. De dood dan maar als straf, de straf van God, als venijnige represaille op het doen van enig kwaad dat elk mens doet, ik voel dat ik dichterbij kom, want kwaad doet immers elk mens, niet één uitgezonderd. Staf op zonde dus, de zonde, levensdoel missen, want zonde is immers doel missen. Toch klopt ook dat weer niet, want niemand vroeg om leven, maar als men het eenmaal heeft, wil men het ook weer niet zomaar kwijt. Doodzonde dan zo'n zondedood. De nachtelijke overpeinzing, de nachtelijke duisternis, ik huiver en ik speur in een moment de hemel af en zie Mars bij Regulus in de Leeuw staan en daarvóór, ze komt net op, Saturnus bij de Virgin, verder duizenden twinkelingen, een waar lichtfeest, eenzelfde feest dat ooit wijzen zagen en waaruit zij toen een ongedachte schat opdolven. Duizelingwekkende gedachten, een visioen, achtergedachten kraken en fluisteren de uitweg, het is bijna vier uur, kippevel. 

Een eeuwige, de Eeuwige wellicht, Eeuwig wéllicht, wie zal het zeggen? Toch hoop voor een hopeloze toestand? Geboorte, een leven, lijden, sterven, neerdalen in de dodenakker, schijnbaar einde bij bazuinklanken, lichtfeest, op weg naar de nieuwe geboorte, een kind, verborgen in doeken, tijdens Chanoeka, bij het vijfde licht! Na Jehuda Maccabi, Jehuda BeitLechem!

Eureka, het lijkt gevonden.  De weegschaal, de straf en de kandelaar, ze komen op het kruispunt samen. Het leven dan de dood, geen uittocht, maar doortocht.

Het bestaan door de Rechtvaardiger gerechtvaardigd! 

Lichtflitsen in de barre winternacht. 

Aldus schreef ome Willem.  
---