Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 25 augustus 2011

Het harnas.

Het gebeurt nogal eens en dan is het altijd even schrikken voor de achterblijvers, maar op zich overkomt het ons allemaal. Ooit.

De weg, de lucht, de bergen, ja, zelfs de witte strepen waren zwart, maar wat wil je als je bij ontij het verhickel start, weg rijdt en onder een dikke wolkenhemel -zelfs de maanschil bleef schuil- over de Spaanse wegen gaat snorren.

Maar wel stoer, in zo'n cabine, niet dan? Waarmee zal ik het vergelijken? Een stuurhut? Je eigen rijdende woning? Een stalen ros? Ah, ja, je harnas waarmee je de strijd tegemoet treedt!

Nog in het donker onder de Pyreneeën door en bij het krieken zat ik reeds op 80 kilometers voor Toulouse en ik graaf diep in mijn herinnering toen ik hier voor het eerst kwam, liftend, toen de stad niet meer was dan een groot dorp met als enige echte verbinding slechts de N 13 van noord-west naar zuid-oost die je dwars door het centrum leidde.

Natuurlijk, er waren wel wat meer wegen, maar die verdienden die naam nauwelijks, een zeer slechte weg richting Albi, een kronkelspoor naar Castres en een iets betere weg naar Foix en Andorra en dat was het wel. Industrie was nog nauwelijks te bekennen, maar wat een verschil met nu! Rondwegen, snelwegen, parallelwegen, splitsingen, allemaal om en in reusachtige fabrieksterreinen.

Enkelen heb ik nog goed gekend ook, en opeens, zomaar weg! Enerzijds heeft het wel iets, maar toch hoop ik niet dat het mij op die manier zal overkomen.

Na Toulouse reed ik de weg op naar Castres en vandaar de Monts de Lacaune in, een bermassief dat ook voor mij onbekend terrein was. Ik slingerde eerst naar Brassac en daarna naar Lacaune waar ik een complete lading voor Nederland ophaalde.

Nu kan bij de lezer de vraag rijzen wat men daar, midden in dat natuurgebied, heeft, wat men in Nederland niet heeft en die vraag kan ik mij levendig voorstellen. Het antwoord is kort, maar absurd en verbijsterend.

Water!

Water? Ja, water!

Twintigduizend liter water, verpakt in plastic flesjes en er moet toch wel een aardige verkooptechniek achter zitten om dat als biologisch te kunnen verkopen. Misschien leef je, als je het drinkt, wel langer, dus een soort bron, zo herinner ik mij een oud Donald Duck-verhaal, de bron van de eeuwige jeugd!

Als men daarbij bedenkt dat wij regelmatig tuinaarde van Nederland naar Frankrijk vervoeren, zal het toch op den duur een keer mis moeten gaan....

Uiteraard, iedereen die aan het verkeer deel neemt, loopt een risico te verongelukken en chauffeurs lopen dit risico dus de hele dag door. "Een kleine fout, en de chauffeur komt nooit meer thuis", zong Imca.

Ook daardoor ben ik wel collega's kwijt geraakt.

Nadat het water in de kar zat, het stadje door, de bergen weer uit, slingerend naar Belmont sur Racine en daarna door, via Saint Afrique langs Roquefort, een dorpje, beroemd om zijn overheerlijke schapenkaas, onder een brugje door naar Millau waar ik aan de noordkant uiterst traag het dal van de Tarn uit kroop en daarbij aardig wat dieselolie verstookte, want ja, om die 20.000 liter water naar Nederland te verslepen, heb je zeker wel een 500 liter brandstof nodig.

Daarna kwam ik niet ver meer, twee van de drie cols op de weg naar Clermont-Ferrand over, tot bij het dorpje Aumont-Aubrac.

Zo meteen trek ik de gordijntjes weer dicht en ga ik snurken. Er zijn dan wel eens chauffeurs die niet meer wakker worden.
De volgende morgen vindt de planner het vreemd dat hij niets meer verneemt. En ook het thuisfront gaat zich na verloop van tijd ongerust maken en er gaat dan van alles door iedereen heen.
Een ongeluk? Een kidnapping, waar ik zelf ooit mee te maken kreeg, een overval? Of?

Opeens geen meeltjes meer....

Als dan na verloop van tijd, na een dag of enkele dagen, het voertuig wordt gevonden, is het wel even schrikken als de bestuurder de geest heeft gegeven. Soms staat de radio nog aan of klinken de klanken van de "laatste CD".

Tja, letterlijk.

In het harnas gestorven.


Aldus schreef ome Willem.
---