Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 6 november 2013

Twee korte reisjes



Eerst naar België
Grensovergang bij Lommel

de weg van Wavre naar Leuven

Op weg naar Nederland

Dezelfde weg, nu IN Nederland

Herst in de Achterhoek




Duitsland

Grensovergang Wyler, oude "bloemengrens", Duitse kant

en dit is er over van de Nederlandse kant

Brug over de Waal bij Nijmegen

tegenwoordig aardig rustig


Vriend Herman

De dag begon, de dag begon, zoals zo vaak, zoals elke dag een nieuw begin erkent, wegvliedende duisternis, wijkend voor het dagende licht; nooit één enkele onderbreking, een altoosdurende wederkeer.

Alphen, Alphen aan de Rijn, aan de oude Rijn, aldaar begon voor voor mij de dag, de vijfde november, guur, winderig, ja, bijna naargeestig herfstweer en het laadadres bevond zich in de buurt van het Avifauna, het oude vogelpark van het uit de kluiten gewassen dorp in het groene hart in een wat saaie omgeving en behoudens het vogelpark heb ik altijd weinig aanlokkelijks aan Alphen kunnen ontdekken.

Snel laden, dat wel, doorgaans hardwerkende, vriendelijke lui van weinig woorden en veel daden en recht voor zijn raap; de bubs zat er ook zo in, twintig paletten voor Dortmund, dus ik had nog ruimte over die ik in Amsterdam, op de "zaak", verder met goederen bezette met nog drie adressen: Wuppertal, Terborg en Groenlo; rond elf uur vertrok ik naar het oosten, het nabije oosten dit keer.

Het is niet de eerste keer, het zal niet de laatste keer zijn dat de dag nietsvermoedend begint en dan, in een oogwenk, is alles anders, sta je aan de rand van een afgrijselijke diepte, staar je in een bodemloze ravijn van tomeloze zinloosheid, van afschuwelijke wreedheid, zoals bij een ernstig ongeluk, een droefe mare van ernstige ziekte; opeens blijkt de mens niet veel meer dan nietig en hangt zij slechts aan een dunne spinnendraad.

Via Apeldoorn, Deventer, Lochem en Ruurlo vond ik mijn weg naar Groenlo, het stadje dat tijdens de Tachtigejarige Oorlog onder leiding van de Italiaanse krijgsheer in Spaanse dienst, Spinola, werd belegerd en ingenomen, Spinola die bij vriend en vijand veel respect afdwong, zoveel, dat zelfs onze eigen Prins Mauritz hem de op één na beste strateeg noemde.

Vandaar langs Varsselveld, dorpje bekend om het verzet in de Tweede Wereldoorlog tegen de Duitsers, waar de gezusters Jolink Joden hielpen onderduiken, een plaats boden voor verzetstrijders, ook toen waren er tijden, dagen, waarin alles op zijn kop ging; op 14 februari 1944 werden ze "opgepakt" en, uiteindelijk, afgevoerd en vermoord in Ravensbrück. Minnie, de oudste, stierf reeds eind '44, Gertine twee maanden voor de bevrijding.


Toen naar Terborg waar een gepensioneerde achterhoeker de spullen in ontvangst nam; ik stond nu vlak bij onze oostgrens, een luttel aantal kilometers en na enkele kilometers overschreed ik haar, over een smalle weg, bij Ahorn terwijl het sombere regenweer reeds de hele dag de overhand had en het aanwassende bermblad weekte, vertroebelde; steeds meer bomen verkalen, tot na het laatste blad en hoewel ik ze niet zag; ver weg, boven de wolken ademde een boos en kwaad gesternte.

De middag vorderde, ik had slaap en ging voor een uur languit; Dortmund zou ik toch niet meer lossen en juist hier, op de grensstreek, had ik geen telefonisch bereik. Was het beschikking van hogerhand? Na een goed uur en uitgeslapen toog ik verder, de snelweg op naar Oberhausen en het was druk, te druk, regenachtig, het asfalt glinsterde naargeestig, guur, onheilspellend, en in een veeg ogenblik kwam het bericht door waardoor ik naast de eentonige weg geen struikgewas, maar gruweldiepten zag opdoemen, mijn gemoed ontstemde, verwarde terstond en de vraag rees, steeg tot aan het onbenaderbare en terwijl ik voortging op de donkere weg werd ik stilgezet.

Geen genoegen aan het onbehagen, wat zinledig reed ik tot aan de klant in Dortmund-Brackel waar men nog tot 22.00 uur bleek te lossen, sterker nog, volgens de "gegevens". bleek ik een afspraak te hebben gehad om 15.00 uur, ein "Termin" waar ik niets van wist; rond acht uur stond alleen Wuppertal er nog in naar deswelks plaats ik reed, vlak bij het dorpje Elberfeld waar ooit, twee eeuwen van hier, mijn voornatale vriend Herman woonde; ik vond er een parkeerplek en trok de gordijnen dicht; aan eten had ik geen behoefte.

Nee, geen voedsel, daarvoor was geen plaats, was de diepte te diep, monstergruwels klommen tegen de stekelwanden op en grinnikten ritmeloos, ongehoord en vals op hele noten, een duizel beving mij, de zinloosheid. Die diepste eenzaamheid waarin iemand kan verkeren, opeens, terwijl niemand, althans geen mens, raad weet en helpen kan; alle antwoorden verijlden over Wuppertal, meegenomen door de stormwind; Wuppertal met zijn Swebebahn.

Alleen vriend Herman vond woorden; zin over de onzin, kon vele -niet alle- raadsels ontwarren, van vraag- uitroeptekens maken.

Aldus schreef ome Willem.
---

dinsdag 5 november 2013

De naaldhakken.

De regen geselde, maar ik trapte onverdroten door naar mijn wachtende Dafje waar ik deels, aan één kant, kletsnat, aankwam; in de verte, hoog in de lucht, mopperde Donar nog wat na, Donar, die de avond ervoor nog met een naaldvormige wig boven het oude Dorestad een wolk kliefde die voor een ravage zorgde.

Nog nooit had ik haar gezien en ik had geen idee, geen idee hoe ze er uit zou zien. Trouwens, ik zocht ook niet, zeker niet intensief, verzette mij zelfs; had de Rabbie niet geleerd: "wie reeds kijkt, begeert, heeft reeds, in zijn hart, gepleegt"?

Een eerste klant in Boxtel, daarna een tweede, in een plaats, of twee eigenlijk, twee namen omdat ene Napoleon in al zijn wijsheid het noodzakelijk vond ze samen te voegen; het is zo gebleven, Son en Breugel en ik bracht er water, drie palets water; wat een mens al niet vervoeren kan.

Was ze oud? Zeker wel! Onsterfelijk leek ze, meer dan tweeduizend jaar, in ieder geval. Vol rimpels, vermoedelijk, dus, steunend op een rotting, kromgebogen door de tijd, voortslepend door de jaren en door de eeuwen grijs, dus grijs, wellicht.

Een volgende klant zat langs het kanaal, de Zuid-Willemsvaart in Weert, Limburg, Peel, maar ook geboortegrond van het Nederlandse lied, stad waar Hoes, Johnny Hoes geboren werd en nadat ik die (die klant dus) er uit had, rolde ik met het groene Dafje naar één van de acht Kempense Heerlijkheden, de Heerlijkheid Eersel, dat samen met nog andere zeven ....sel(s) deze acht vormen; ik loste er drie paletten en ging daarna op weg naar de laatste klant, een stuk verder, in Franstalig gebied, opzij van Charleroi.

Regen, winderig herfstweer, op de weg naar Helchteren zwingden de bladeren volop naar beneden, ontrukten zich aan booms gezag, kozen de vrijheid die roemloos eindigde in de berm, middenberm of rijbaan, veelal roerloos, soms opgeschrikt door de werveling van het voortrazende verkeer en een enkele een tijdlang meegenomen, plakkend tegen de voorruit.

Maar ik wist ook niet waar ze woonde, huisde; had ze wel een huis, na zoveel jaren een aards huis, of verbleef ze, na al die troosteloze eeuwen, waarin ze genoegen nam met een zesde plaats, aldaar waar niemand haar oudheid waarnam? Zou haar trots haar genoopt hebben zich voorgoed te verbergen zodat ze alleen in naam nog voortbestond?

Terug, in de middag terug, reed ik over Genappe en Wavre en daarna rechtstreeks naar Leuven en daarmee meed ik het ondoordringbare fileroute Brussel-Antwerpen-Breda, at een hapje net na Poppel, in de Barrière, net op de grens en onder Valkenswaard; even brak het wolkendek, de zon, eventjes, maar niet voor lang want omringende wolken wisten het gat te dichten en niet veel later, onderweg naar de Veluwe, stortte de regen zich vrijmoedig uit over de asfaltvlakte, de weiden, de bossen, het Land van Maas en Waal.

Terug uit, vanouds her, Romaanse streken, teruggekomen in Germaanse oorden en opeens, in een flits, zag ik haar en hoewel ik niet wist wie zij was herkende ik haar direct, haar donkere overjas gesloten tegen zwiepende regen en daaronder nog net de rand van haar diepgroene robe terwijl de neonverlichting van het tankstation aan aangezicht omfloersde en haar haar paarsrood kleurde: ze bleek allerminst grijs; ik trachtte mijn blik, nog voordat ik mijn oog zou uitrukken, te mijden, maar het waren de wolkenklievende hoge hakken, de schoenen, waardoor ik zag. Foei! Ik keek naar haar eeuwenbenen.

Nooit geweten dat Freya op naaldhakken liep.

Aldus schreef ome Willem.

---

zaterdag 2 november 2013

De wekelijks terugkerende rubriek

Geplukt van Der Rudymauer.





Van links naar rechts: Mutti, Oma, Carla en Chris van Zurel

Buytelaar, LB 76
Eicher

Fransen

Met een Hanomag

LB 110, Roelofsen, later de ROTRA

Ongeluk

Van de Bend

Vleesboer

Zurel, met nog een "lage" Ford

De afgelopen week.

Enkele plaatjes, dit keer wat uitgebreid weer het noorden, steeds weer anders, en dan even het zuid-westen.


Vanaf Chalons sur Marne, links, dat gele, mosterdzaad

urenlang over de immense velden

waar ik nog steeds van geniet

hier voorbij Troyes




zulk prachtig groen wintergraan



dan... een lekke band

de dader....

ná Auxerre



De andere dag, mist voorbij Cahors, het is reeds 11 uur!


de Lot

opeens helder, opweg naar Marmande


La Réole

La Réole

Nabij Libourne

Dordogne, wolken spiegelen zich in haar water..

Medelotgenoot.  Ook een lekke band

op weg naar Angolême

waar de avond valt

Naar La Rochelle

Hééérlijk


Een echte Franse truck


vrijdag 1 november 2013

De race

Van west naar oost, de grens van west naar oost loopt steeds zuidelijker; hoe oostelijker je op gelijke hoogte in Frankrijk bent, hoe eerder nader je de noordgrens; La Rochelle bevindt zich aan de westkant, aan de Atlantische kust twee uur rijden vanaf Aigre.

Het is ook die enorme groene hoek die ik mij herinner; Frankrijk was in de Boschatlas altijd groengekleurd en op school had ik er ééntje uit eind jaren 'vijftig met daarin Frankrijk Rechts op de kaart, en aan de onderkant, door het groen bruin de bergen getekend en verder hier en daar wat andere krabbels, zoals die twee lange rivieren, Loire en Seine. Maar daar aan de linkerkant; één groen vlak, met slechts één enkele lijn, een geheimzinnig vlak, onbekend want ik kon niemand die er ooit kwam. Toen niet, en nu eigenlijk ook niet en daar midden in die vlakte slechts een kleine zwarte stip getekend. Zomaar, niet eens aan die ene lijn die de weg tussen Poitiers en Bordeaux voorstelde, die ene stip, verdwaald op de kaart en met daarnaast in zulke kleine letters zodat ik die nu zonder bril, en zelfs met één bril, nauwelijks zou kunnen lezen, Cognac en met deze Boschatlasherinnering spoedde ik mij in een prachtige ochtendzon voort, door velden met herfstkleurige Ugni-blanc, dorre maisvelden en keurig geploegde akkers, diepblauwe lucht en dwars door kleine dorpjes met soms wel erg smalle straatjes, via Matha en St-Jean en zo kwam ik aan in La Rochelle, net voor elven en een aardig stel jongelui zorgden ervoor dat ik nog voor twaalf uur kon vertrekken.

Nog acht uur over en ik kon kiezen; moest kiezen om voor tien uur de avond het land uit te zijn. Wie erover nadenkt begrijpt de stupiditeit; een "feestdag" leidt in Frankrijk tot rijverbod voor vrachtverkeer dat om tien uur in de avond ervoor ingaat. In mijn geval; racen tegen de klok met het dilemma; verkeersveiligheid versus tijdsdruk, hoe dom kan men zijn, met name als men weet dat er na tienen en aan het begin van de volgende dag de wegen er verlaten bij liggen.
Maar ik vertrok, niet recht omhoog, over saumur of zo, want dan zou de noordgrens nog ver zijn, maar na het raadplegen van de kaart toch maar eerst richting Niort, Poitiers en Tours, over een betrekkelijk saaie weg waarop na Niort ook nog tol geheven werd en onderwijl ontwikkelde ik mijn plannen die ik daarna, al rijdend, ontvouwde.

Parijs was het probleem, Parijs waar ik rond de spits aan zou komen en net de avond voor zo'n vrije dag hebben die Fransen, en speciaal de Parijzenaars, de gewoonte om met zijn allen tegelijk zich al rijdend voort te gaan bewegen hetgeen dan al spoedig stagneert omdat door het te grote verkeersaanbod opeens niemand meer vooruit kan en rijden als je haast hebt door een dergelijke stad is schier onmogelijk, dus bezon ik eerst op de route Chartres-Ramboullet, via de westkant, maar toch wisselde ik dat plan voor een ander alternatief; na Orleans sloeg ik af naar het noordoosten, door een landelijke omgeving en op het ogenblik dat de zon langzaam onderging en terwijl het land in greep kwam van de duisternis snorde ik langs Mallesherbes, de weg op naar Fontainebleau.

Onderweg was ik nog even gestopt voor de wettelijke drie kwartier bij een routier en waar de bediening aan de vooravond van Allerheiligen gekleed was in gekleurde, spookachtige kledij en zo langzamerhand wordt hier in Frankrijk Allerheiligen, een religieuze feestdag waarbij men in het katholicisme vol piëteit de gestorven geliefden herdenkt, de graven bezoekt en van bloemen voorziet, ingewisseld voor een occult, spookachtig Halloween, vol abergeloof en ridiculiteit, ronddansend in pompoenen, ingegeven door draculeuze horrorfilms en een doodshoofdcultus en waar oude Keltische gebruiken uit oeroude genen weer opborrelen in een steeds meer zich van tweeduizend jaar oude waarde losscheurende cultuur terwijl niemand meer schijnt te weten dat Halloween gewoon Al Halow's Eve, Allerheiligen, betekend.

Het ging steeds meer spannen; ik moest mij inhouden veel risico te nemen en in Melun was het even smoordruk, maar toch viel het me alles mee toen ik na een kwartier en de zoveelste rotonde de weg naar Meaux op draaide en met nog enkele file- en drukteontwijkende kunstgrepen kwam ik even voor negen uur in Soissons terecht met nog een klein uur rijtijd over terwijl mij nog een kleine tachtig kilometer restte.
Aan de zuidkant vertoont de grens naar het zuiden toe een uitstulping, België steekt daar Frankrijk in en in dat stuk zou ik veilig zijn. Laon kwam in zicht, en tussen Marle en Vervins overschreed ik de rijtijd, maar ik snelde door; ik kon een glimlach niet onderdrukken toen ik Hesdin links van mij zag, de lange laatste kilometers door het doodstille bos reed. Twee minuten voor tien kwam in in België aan, met twintig minuten teveel op de klok.

En nu maar duimen dat ik de komende vier weken geen controle krijg. En misschien met een beetje Keltisch maargeloof; ik klets die agenten toch wel om.

Aldus schreef ome Willem.
---