Wat heeft ze destijds bezig gehouden? Een liedje,
een “song”, thans vijftig jaar geleden, er over maken in een kennelijk onbewust
weten dat twee van hen dit nimmer zouden bereiken. Welja, het was alreeds in hun gezamenlijke
eindtijd en eigenlijk hebben ze, zelfs in menselijk tijdsdenken, slecht kort
bestaan: niet eens één decennia en daarna was alles voorbij.
De afgelopen week wel een erg dolende reis die
eigenlijk begon vanaf de Belgische enclave in Nederland, Baarle Hertog-Baarle Nassau.
Vandaar snorde ik via Arras, Amiens en Evreux naar Argentan en de volgende dag
verder naar Le Mans en Angers, maar toen volgde een heel geslinger: voor wie
het interessant vindt: Saint Lambert du Lattay, Faye d’Anjou, dan via Baugé d’Anjou,
Noyant en Château la Valliére over de D 766 naar Blois en de dag daarna naar
Monthou sur Cher en weer naar ’t westen, naar Montlouis sur Loire waarna de
reis verder ging langs Tours naar Cravant les Côteaux om daarna als een
draaiende en labiele luchtstroom de kar te keren en via Loches, Montresor, Nouans
en Salles sur Cher aan te komen in Romerantin en vandaar verder via Salbris en
Henrichemont over Sancerre naar Pouilly sur Loire en, of dat nog niet mooi
genoeg was, nog verder naar ’t oosten, tot aan Decize waarna de thuisreis werd
aanvaard en ik via Saint Saulges en Auxerre, Troyes, Reims en Rethel
uiteindelijk donderdagavond de Zeeuws-Vlaamse grens wist te bereiken.
Zo’n dolend traject lijkt me zeldzaam voor een toren
vanaf veld a8, want veld a8, daar zijn we inmiddels aangekomen. Een laatste rij
rest mij nog, het zeven en vijftigste veld, één van de vier is dat niet eens
geworden; niet geworden omdat in 1980 in New York dat schot klonk waarmee zijn
leven werd beroof door een lezer van The Catcher in the Rye: nog voor de
aankomt op een eerste veld van de drie laatste volle rijen. Droef kijk ik om mij heen terwijl in
gedachten het oude liedje door mijn hoofd gonst: Vera, Chuck en Dave zouden
nooit op één van die knieën zitten en ik verbaas me: nog steeds kan ik met
zwart mijn toren zien staan op a8 waarmee hij de pion die ervoor staat de
helpende hand biedt.
Middelburg, dat ook nog, en daarna via Neeltje Jans
terug naar Amsterdam; en wederom: opgehaalde vracht er uit en een nieuwe er in,
zo gaat dat. Weer dolen door een steeds meer bloeiend voorjaar, wit, roze en
geel terwijl het weer zich van zijn beste kant heeft laten zien: dagen komen,
dagen gaan, gelijk vracht over zwart
asfalt héén en weer gezeuld wordt; de toren op a8, die immers altijd op zijn
hoede moet zijn voor een dreigend gevaar vanuit de diagonaal h1; edoch zal ze
nimmer door de h2-pion geslagen kunnen worden,
en, nu we toch bij de laatste rij zijn gekomen: kunnen beide partijen acht keer
hun pionnen tot dame promoveren zodat het bord vol staat met ten minste 18 dames
en twee koningen? Ja, dat kan, en het lukte mij in 64 zetten
waarbij de eindstand wit: Kg4, Lg2, en de dames op c1, c3, b5, a6, a7, d7, a8,
c8 en e8 staan en zwart: Kg8, Lf8, Pc6 en zijn dames op a, b, f, g, en h1 heeft
staan, alsmede a2, a3, a5 en d8 en waarbij meteen een serieus probleem is
ontstaan: wie wint er indien wit aan zet is
(is zwart aan zet is het mat in één).
Inmiddels is de pion voor de toren
op a8 al velden vooruit geschoven en schuift de toren van voor naar achter en
van links naar rechts over het bord; misschien wel een gelijkwaardig dolend
avontuur zoals ik afgelopen week.
Wie
weet.
Maar nog steeds weet ik het
antwoord niet; weliswaar was de pensioenleeftijd destijds op het eiland wat ten
westen van Nederland ligt gelijk aan het aantal vakjes op ’t bord, maar dat
heeft geen antwoord in zich. Hebben ze er een notie over gehad? Welnee; dat kan
ik me nauwelijks indenken: hadden de vier jongens uit Liverpool tijdens dát
liedje het schaakspel beheerst –zelfs al ware het in geringe mate- dan hadden
ze muziek geschreven, gezongen en gespeeld op een veel hoger niveau; dan had je
wel over play chess op the Isle of Wight gezongen en het niet bij een bottle of
wine gelaten.
Aldus schreef ome Willem