Vrijwel altijd wordt ze aan ’t begin van de partij
gespeeld en zelden niet anders dan één of twee plaatsen vooruit; de pion vanaf
e7; het veld waar de zwartspeler, min of meer, recht achter zit en vanaf daar
de stelling overziet.
Veld e7 op ’t bord; het bord met zijn vier hoeken,
één geheel maar waar het oosten nooit het westen raakt en wát het oosten of de
westzijde is wordt bepaald door het huiveringwekkende noorden en het angstaanjagende
zuiden.
Zou ik deze week vertrekken; jawel, doorgaans naar
het zuiden zuidwaarts, wordt ik in de nacht geveld door een sluipend onheil dat
men meestal foutief als virus benoemd. Niet dus, en daardoor lijkt het reizen
met een week te worden verplaatst. Wie
weet, of men mij al zo hier en daar mist; een lange tijd niet heeft
gezien. Inmiddels droom ik dagelijks
terug naar voorbije jaren; naar koude winters en vrolijke lentes; in dromen
vlieg je sneller dan door de tijd.
Wie de eerste zes Romeinse cijfers I, V, X, L, C en D optelt, komt tot het getal
DCLXVI, al eeuwen een symboolgetal voor onheil; zes keer zes is, zo weten we,
36. Wanneer alle getallen van 1 t/m 36
bij elkaar opgeteld worden, blijkt de uitkomst eender: DCLXVI en als de
voortekenen ons niet bedriegen lijkt dit jaar zo’n jaar te worden; immers
verblijft Jupiter reeds enkele maanden in de Virgo en kroont de leeuw met zijn
negen sterren reeds het hoofd; de planeten Mercurius, Mars en Venus sluipen
dichterbij; met twaalf sterren bekroond en zelfs de maan dan aan haar voeten;
tussen de slang en de raaf en niet ver van de jachthonden; nooit eerder stonden
sterren en planeten op deze wijze samen; onzichtbaar hier in ’t westen, want
dan is het dag en voor het overige laat ik het voor wat het is; straks en nu.
Veld e7; soms ontgaan mij zaken, zoals het pas
overlijden van Raymond Smullyan, de ongekende schaakpuzzelontwerper, afgelopen
6 februari en volgens Smullyan staan de witte stukken in ’t noorden en de
zwarte in ’t zuiden opgeteld, in welke richting of windstreek het bord ook
wordt geplaatst.
Daarom: het veld e7 bevindt zich ver zuidelijk,
voorbij de evenaar vanwaar men een volstrekt andere sterrenhemel boven zich
heeft. Dat maakt het spel zo onheilspellend, bijzonder en onvoorspelbaar; de
pion van e7 verzetten naar e6 of e5 veroorzaakt een wereld van verschil. Vandaag speel ik met de zwarte stukken; het
spel is net begonnen en ik wik en weeg; kijk vanaf het ultieme zuiden naar het
veld met zijn pion: doe ik e6? Of toch
e5?
Het is vroeg voorjaar; buiten kleuren gele, witte en
paarse krokussen de plantsoenen en ook het eerste rose diverse
bomen. Niets wijst nog op naderend
onheil; dan speel ik e5, toch maar e5 en veld e7 blijft verweesd achter; zonder stuk, zonder pion.
Welke tijd is het eigenlijk?
Aldus schreef ome Willem