Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 23 februari 2017

De zet

Het wakkert aan; een straffe wind steekt op over de velden; niets ontziend blaast ze tussen de nog kale takken door. De wurggreep!


Ontvoerd!  Ontvoerd werd Europa door wereldvreemden; maar ook zij ontkomen niet.  Het is tenslotte veld c7, het veld van derde zwarte pion, hooggeducht! Wie kan haar weerstaan als deze zich in 't strijdgewoel begeeft? 


De pion op c-7; één van de tweeëndertig medeklinkers. Tweeëndertig medeklinkers, en dat is de oorzaak dat elke partij anders kan zijn; anders is: Trek van het a-b-c- de klinkers af en je houdt er nauwelijks de twintig letters over waarmee al eeuwen lang boeken en brieven worden geschreven; nooit één eender als een vorig boek; nimmer een eendere brief.  Met medeklinkers heeft men de mogelijkheid zoveel combinaties te maken dat aan de hoeveelheid geen einde komt; dat maakt het woord eeuwigdurend, oneindig en, in zekere zin, nooit in zijn geheel te vatten. Het Woord is nooit absoluut te kennen.


Hoe temeer geldt dit dan voor 't schaakspel: waar de tweeëndertig medeklinkers nog eens aangevuld worden met vierenzestig velden die, wanneer de wind zich over 't bord laat horen en zich roert tussen de gezette stukken, met stil geluid gaan klinken; een klankbord met medeklinkende stukken; een wemelend samenspel waardoor het oneindige wordt overschreden; nooit is men uitgeschaakt!   


Onrustig is de tijd, verward is de stelling: eurofielen hebben Europa gekaapt en in hun handen ligt het desastreuse lot: te laat, het is reeds te laat, de storm steekt op en vlagen regen striemen de ruiten; sponningen trillen als nooit tevoren.  Weer buig ik mij over 't bord en loer naar de pion c7: kan ik haar straffeloos slaan?   Maar neen; wees voorzichtig! Dit keer niet en dan overweeg ik een ander plan. 


Versmaad wordt het, de schuld, Grieks, Spaans, Frans!  Alles wordt geofferd op het euroaltaar; een chaos wordt eerst in het niets bereikt: niets over het alles, maar op c7 slaan durf ik, nu nog, niet en speel een zet op de koningsvleugel. Tussendoor zwerf ik in een gordijn van gedachten over bergachtige wegen, de velen die ooit berollde; zomer's, in de winter en in de getijden daartussen.


Schaakverwarring alom, en spraakverwarring, maar dat is 't zelfde: gegoochel met stukken of woorden.


Dan, dán: ik was gewaarschuwd! Meegevoerd in de tegenwind, met een onzichtbaar krachtige hand wordt de pion vanaf veld c7 vooruitgeschoven en vorkt mijn toren en loper, mijn loper op de zwarte velden: Kan dat?  Ja, dat kan!


Gedesillusioneerd staar ik naar de stelling, naar de c7 pion die nu op c5 staat.  Vier, vijf, zes minuten; een kwartier.  Dan veer ik op, zie mijn kans schoon want de zet hief het bestrijken van b- en d6 op.  Een torenzet met schaak; of toch de loper?  In een ooghoek zie ik hoe kale takken buigen; het gaat er hevig aan toe.


Ongrijpbaar is ze, van alle elementen nog het minst: wie hield ooit de storm vast? Ze voert woorden, muziek, geluiden, al het onzichtbare wordt door het onzienlijke voortgedreven.


Tussen de stukken door giert het; een subtiele bries trolt zich over de velden en beroert stukken; hoogsfere klanken doemen op alsof  iemand  vol overgave met weemoed een harp tokkelt: muziek in de stelling en buiten, voort zwiept het over 't grasland, luidruchtiger dan de storm over Damme; in de verte hoor ik een lachende wolf huilen.


Tracht de tijd nogmaals te kantelen? Nog twintig dagen en we weten meer;  of juist niet. Te keren is ze zeker niet.  Gezet is gezet!



Aldus schreef ome Willem