Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 22 juli 2016

De jaarringen

Tien, vijftien, twintig, dertig; ik tel verder, zo secuur mogelijk. Vijftig, zestig, tachtig en dan nog ben ik er niet. Ze zijn dik en rond, sommigen zo dik, dat, indien er dun plakje van wordt afgesneden, het gemakkelijk de grootte van een schaakbord heeft.

En op zo'n schaakbord bevindt zich veld f2, wellicht het meest aangevallen veld door de zwarte stukken. 'T is 't vakje schuin voor de koning en dat alleen, in aanvang, door de witte koning "verdedigd" wordt en ziet zwart kans om daar met goed spel op 't juiste moment en met 't juiste stuk in te slaan, is het spel soms in een vroeg stadium afgelopen; kortom; elke schaker kijkt altijd goed uit naar een gevreesde aanval op veld f2.

Tien, sommigen wel twaalf meter lang, schat ik en dan realiseer ik me: velen zijn ouder dan ikzelf ben. Daar liggen ze, langs stammen, gekapt, en klaar voor bewerking tot timmerhout. Een reis door heuvelachtig bosgebied bracht me hier, de westelijke Morvan, niet ver van de Loire.

Vanuit Nimes, noordwaarts, langs Bagnols sur Seize en 't oude nougatstadje Montelimar, Lyon voorbij en in de heuvels bezijden Belleville had ik een paar adresjes op te halen; alsmede in de stad van de fotouitvinder Niepce die vermoedelijk wel met oogknipperend zou hebben gekeken naar de huidige digicamera. En nadat ik aldaar een paletje had geladen, snorde ik van oost naar west, dwars door voornoemde Morvan, Autun, Chateau-Chinon en dan over op de kaart aangegeven als geel weggetje noord-westwaarts, door doodstille en piepkleine dorpjes.

Is er een mirakeleus verband tussen f2 en a2, of f2 en c2?; naarstig graaf ik verder op zoek naar de ontraveling van 't vlakgeheim, maar ik weet dat ik pas begonnen ben; elk veld moet opnieuw bekeken worden en als een argeoloog ga ik door; al inspecteur Barton in Hitchcock's number seventeen, op zoek naar de verdwenen sleutel; veld f2 blijft menig zwarte speler inspireren; zeker nog voor een witte rokade.

Met nog twee resterende minuten op de klok snor ik door Murlin, aan onooglijk dorpje en plots ontwaar ik een enorme terrein met drie evenzo enorme stapels stammen van oude tot zeer oude bomen, leeftijdgenoten en nog ouderen. Op het terrein plaats genoeg voor de truck en ik kies de plek uit tot overnachting. Als ik even later rondom de truck wandel, ontdek ik voor mij een negentiende eeuwse broodoven, een zogenaamde publieke broodbakoven waar de dorpsbewoners gezamenlijk hun broden bakten; een oud kerkje en een oud, verlaten huis midden in het groene woud schilderde de zaak verder af. Dan loop ik naar de stammen; door het tellen van de jaarringen ontdek ik hoe oud ze zijn, hoe oud de boom is geworden voordat ze werd geveld; de boom, de levende boom, gekapt, leeft straks verder; als meubelstuk, of als huizennok, als houten vloer, of wellicht nog jaren als bint in een gerestaureerde oude kerk en met gepaste eerbied loop ik langs de enorme stapel, kom onder de indruk van zoveel majesteit.

Het leven bestaat immers niet uit de dingen die men ziet, maar juist in de dingen die men niet ziet en niet, of nauwelijks, te doorgronden zijn; zoals verborgen in de eeuwoude stam of veld f2; of willekeurig welk ander veld.

Aldus schreef ome Willem.
.