Ook daarvóór was 't niet bepaald warm te noemen; een laatste winterse stuiptrekking hield echt voorjaarsweer tegen; nabij Lyon, waar ik in de morgen vertrok, had het zelfs een paar graden gevroren terwijl een vreemde, ietwat onwerkelijke sfeer over de streek lag.
Indien men Goethe's Faust enigszins wil begrijpen, of Mac Bath van Shakespierre, komt men niet veel zoveel verder met allerlei onderzoekingen naar de historische Faust of Mac Bath; evenmin komt men verder indien men beide grote denkers zelf tracht te analyseren; men komt nauwelijks een stap dichterbij.
Een sfeer gelijk een vreemde stelling op 't bord; twee witte lopers op zwarte velden. Twee zwarte lopers op de witte en beide nog enkele pionnen; de reis voerde mij langs de oude kerncentrale van Bugey, even langs een kolkende Rhône terwijl de vier enorme kokers van de centrale mij aan vier pionnen op het bord met de vreemde stelling deed denken.
Omhoog, de oude "Italië-route" op in het besef dat ik vermoedelijk nog één van de laatste ben die de weg, beroepsmatig, nog als zodanig heeft gekend. De snelweg van Pont 'd Ain naar Nantua ging open in 1985; dus moet je boven de vijftig zijn wil je de oude situatie nog kennen; laat staan regelmatig hebben afgelegd; omhoog dus, de Cherdon op en ik nam mij voor de snelweg geheel te vermijden. Wel zag ik haar, bij Maillat en daarna, bij Nantua, hoog boven mij; angstwekkend hoog, ja, ongewoon, onnatuurlijk hoog.
Inmiddels snelde ik voort over de nagenoeg verlaten route, navi-vrij vermoedelijk en ik passeerde een zonnig Bellegarde, u weet wel, het stadje dat zo ongeveer als eerste Franse plek het voorrecht genoot van de aldaar in de buurt opgewekte elektriciteit; het stadje dat als eerste te maken kreeg met de lichtvervuiling.
Zo denderde ik verder; langs Fragny en La Balme om niet veel later van de schoonheid van het prachtige meer van Annecy en haar omringende bergen te genieten; het meer dat voor een groot deel gevoed wordt door een ondergrondse bron; ondergronds, zoals tegenwoordig ook vele waarheden maar ondergronds blijven omdat de heersende mening steeds meer als waarheid de waarheid tracht te annexeren. Misschien was 't wel de enige waarheid die de nazi-leider Goebbels heeft voortgebracht: "Wanneer je de leugen maar genoeg herhaalt, wordt het vanzelf een keer waarheid".
Aan de zuidkant van het meer liet ik een deel van de lading achter en het was reeds middag. Nogmaals; een onwerkelijke sfeer lag over de Haut-Savoie, over 't meer; en hoog, hoog in de bergen zag ik een stormwind die de aanwezige sneeuw in grote stofwolken opjoeg en verplaatste; witte dagdemonen deden hun best uiterst vervelend te zijn.
Verder snorde ik; langs de meest lelijke plaats in de Alpen, Albertville, met daarnaast een streek geheel geofferd aan de wintersport waardoor een schitterden deel van de Alpen geschonden werd; schaamteloos heeft men de handen uitgestrekt en de meeste schoonheid vermoord ten koste van pistes en stadions; kon ik er met de ogen dicht voorbij snellen, ik deed het.
Inmiddels bespeurde ik de eerste tekenen van een omwenteling; alsof iemand met een wit potlood traag de intens blauwe lucht betekende en meer zuidwaarts ontwaarde ik opkomend grijs. Zelf was ik tussen een deel van de Epine en de Beldonna beland; een klein dorpje tussen La Rochette en Pontcharra waar ik een laatste deel van de lading achterliet; snel, in minder dan twee uur, had er hoog in de lucht een metamorfose plaatsgevonden. Op weg naar Chambery, en later, terug naar Lyon, reisde ik onder steeds dikker wordend grijs waaruit, net voor laatstgenoemde stad, ijskoude neerslag daalde.
Wellicht had ik de omwenteling aangevoeld; het onbestemde in de sfeer herkend en terwijl ik in gedachten de Rhône volgde die ik even voorbij Mezieu overstak, werden mij weer de vier enorme torens van de centrale indachtig; de vier enorme kokers, 't hadden net zogoed de vier lopers in die vrijwel onmogelijke stelling kunnen zijn.
Intussen denderde ik voort, plensregens trotserend. Hoe je het ook wendt of keert: het voorjaar is toch in aantocht; reeds zag ik 't eerste zachtgele groen op de hangende takken van treurwilgen.
Ergens, aan de voet van de bergen van de Beaujolais, stalde ik het gevaarte. De regen was voorbij en de dag maakte plaats voor 't invallende duister. Van Faust was niets te bekennen, maar zoals zoveel indrukwekkende, ja, soms fascinerende zaken: het mag dan in aanvang alles schitterend lijken: het zal ons verraden in de allerdiepste consequenties.
Teveel onregelmatige zetten, gesjoemel met de klok en nieuwe spelregels: aanraken is geen spelen meer; de negenenzestigste dag van 't schrikkeljaar 1916, de dag waarop Duitsland aan Portugal de oorlog verklaarde terwijl rond Verdun jonge jongens dagelijks hun leven in de loopgraven achterlieten; toen al, ook toen al beheerste de leugen als ware het waarheid.
De spiegels die ons worden voorgehouden geven nauwelijks zicht op wat achter ons plaatsvindt en tevens bellemeren ze ons uitzicht. Als waarheid reeds een vergissing is, wat moet dan een als waarheid voorgestelde leugen wel niet zijn!
Mooi zijn de bergen; ik zie de contouren door 't donker heen; streel de wijngaarden met gedachten, wijngaarden waar elk jaar water weer wijn wordt.
Alles wat groot is, is meer dan de optelsom der delen.
Aldus schreef ome Willem.
.