Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 31 maart 2016

De keten

Sneeuw op de Elzas, sneeuw op de rug van het Zwarte Woud; de laatste sneeuw, zoals elk jaar in maart.

Zoals elk jaar in maart, maar toch steeds weer anders; de afwisseling van de regelmaat; doolde ik vorige week in de Anjou rond, deze week, een week die een werkdag minder telt, snel ik voort tussen de twee voornoemde bergruggen.

De achterliggende dag was vol van neerslag; een eindeloos wolkendek voorzag de onderliggende bewoners en reizigers van ruim voldoende regenwater terwijl ik voortging en ergens in de driehoek Heilbron, Karlsruhe en Stuttgart mijn eerste klant van nieuwe goederen voorzag; op weg naar Offenburg viel 't langzaamaan droog; het grijze dek brak en ik genoot weer van prachtige formaties en flarden; uiteengeregende wolken die verspreid en in allerlei soorten rond de ruggen van beide bergformaties dreven; als de vermoeide kudden wilde- en hartebeesten in een Zuid-Afrikaanse savanne, uiteengeslagen door hongerige en brullende leeuwen.

Een voorlaatste adresje aan de Franse kant van de Rijn; daarna volgde een reis langs haar, een nieuwe oversteek en dan dwars door de Breisgau naar Freiburg, de stad die, gelijktijdig met de inval in Nederland, per vergissing op dezelfde tiende mei door de eigen duitse Luftwaffe werd gebombardeerd. Wat dat betreft zijn Duitsers toch al geen erg logistieke helden; rond 1940 werden grote groepen Joden vanuit Zuid-West Duitsland (van ongeveer Heidelberg tot Freiburg) versleept naar het meer dan duizend kilometer verderop gelegen Franse Gurs, nabij Pau, aan de voet van de Pyreneeën waar zij hun gevangenschap deelden met politiek veroordeelden en gevangenen uit de Spaanse burgeroorlog.
Pas rond de zomer van 1944 werden de meesten wederom versleept, over duizenden kilometers waar behalve de gevangen, ook spoorwegpersoneel en "bewakers" bij betrokken waren en wie zichzelf bewust maakt over wát voor reis, toén, terwijl het schimmenrijk op instorten stond, kan niet om 't absurde heen: de "reis", nu met bestemming Auswitch en over hun lot weigert mijn toetsenbord thans verder te schrijven; het moge verondersteld bekend te zijn.

Nooit zal ik 't begrijpen, nauwelijks geloven; en 't is ook ongelofelijk als ik de stad met haar voorname torens aanschouwde en vervolgens naar boven reed, richting Titisee en aldaar afboog naar 't zuiden, over de nog besneeuwde hoogten snorde en inmiddels in zonnig weer; vanaf grote hoogte ontwaarde ik een horizon met een schitterende witte keten, ver, ver weg. Van oost naar west een ononderbroken rij van Alpentoppen, alleen te zien bij droge lucht; 't ontnam korte tijd mijn adem en tijdens de afdaling verzonk de keten achter de lager gelegen bergen waartussen de Rijn zich wurmt; rond het avonduur kwam in te Waldshut aan.

Die avond keerde ik in gedachten terug naar 't contrast; naar de ontsteltenis waarin de generatie voor mij leefde in hetzelfde gebied dat ik tijdens een ontluikend voorjaar bezoek; twee dialogen en slechts tijd dat verschil maakt.

Dezelfde streek, dezelfde stad, daartussen een hoge, onneembare keten die toen en heden in tweeen splijt; een keten zo hoog en ver als de adembenemende Alpentoppen.

Aldus schreef ome Willem.


.