Onderweg er naartoe stopte ik een paar minuten op een aardedonkere plek om de grotendeels helder geworden lucht te aanschouwen. De blinkende morgenster, drie planeten op rij en een duidelijke Orion en een fascinerende van zuid naar noord lopende witte band. En toen, toen ontdekte ik het.
Het adres bevond zich ergens achter in 't dorp; klampte, toen ik stil stond op een rotonde en nog net genoeg doorgang kon overlaten voor het aanwassende personenverkeer, enkele voorbijracers aan waarvan er één mij de juiste route kon uitleggen. Nog net voor het verbleken van de sterren en ten koste van wat aan de wegkant aangebrachte straathindernissen kwam ik met veel hangen en wurgen bij de klant voor de deur. De baas bleek er reeds te zijn; zodoende had ik er in een paar minuten het mee te nemen paletje er in en vertrok ik weer; weer terug, tijdens de eerste ochtendspits, terug, voor een deel terug naar waar ik vandaan kwam; Brignoles, en dan richting Saint Maximin en dan naar het tweede adres: Tourves, een klant waarvoor ik een kilometer onverharde weg op moest; wederom een palet, de tweede die dag, maar ook een adres waar ik mij een blaffende buldog van 't lijf moest houden; niettegenstaande dat: reeds na enkele minuten kon ik de onverharde weg terugrijden, het blafbeest vol geluid rennend achter mij aan en weer de bewoonde wereld in. Nu op weg naar Menerbes, toch alweer ruim twee uur door land- en berglandschap dolen.
Aix-en-Provence voorbij, en dan langs Perthuis richting Cavaillon en vervolgens de Luberon naar Apt over waarna ik richting Avignon koersde, onderwijl genietend van zoveel moois en schoons: door een grijsstenen kloof kronkelend omhoog en dan een ongeëvenaard uitzicht over een thans bruingele vallei. Nog net voor de middag ontving ik nog eens twee paletten, ergens, op een achterafweggetje nabij voornoemd onbekend dorp, dertig kilometers ten oosten van Avignon.
Weer verder; nu op weg naar een adresje nét onder Ales. Toch alweer snel ruim een uur koersen, rollen, dwars door Avignon, richting Remoulins en vandaar de voortdurend met platanen omzoomde weg naar Uzes op en daar. Daar deed ik een tweede ontdekking.
Het hield verband met de eerste; lucht, adem, licht en de afwezigheid daarvan. Hoe mensen ook verzinnen: datgene wat wij lucht noemen blijkt niet te delen. Natuurlijk: wetenschappelijk kunnen we het weer uit elkaar pulken, maar, uiteindelijk, is ze ondeelbaar zoals al het eeuwige bij nadere aanschouwing ondeelbaar blijkt te zijn. De lucht, de ademtocht, ons ingeblazen waardoor we levende zielen werden; ontvangen waardoor we onze stem gebruiken kunnen; kunnen zingen, spreken, mopperen, schelden; de man uit Tarsus drukte zich nog voorzichtig uit over de mensentong; immers zonder adem, zonder lucht wordt geen enkele klank meer voortgebracht; behoudens dat, werderom, de techniek dit voortbrengt zonder lucht en tong; luidsprekers brengen klanken voort van reeds jaren geleden uitgesproken woorden, gespeelde tonen; alles zonder de randvoorwaarden; alleen de lucht is nog nodig om 't geluid naar de oren te voeren. Die ontdekking, toen ik naar de sterren keek.
Van Uzes naar Vinzenobres, net voor Ales de binnenlanden in en met oneindig veel gekronkel kwam ik aan bij het vierde adres: nog geen half paletje; een twintig doosjes. Maar ja, ook dat moet toch door iemand worden opgehaald en worden vervoerd. Snel het paletje er in en toen maar weer verder; het zou nog een aardig stuk worden; Montpelier, Beziers en Narbone voorbij en daarna op weg naar Carcassonne en lui of lezer met enig topgrafische kennis begrijpen onderhand met welk een rondrit ik bezig was.
Overnachten. Donker, de steeds wassender maan was er vroeg bij en bedacht me: ooit zongen de sterren met elkaar. Ooit spraken en zongen de sterren luidruchtig met elkaar, dus was er tussen hen lucht en adem. Maar toen dook daar het duistere licht lucifer op, ontvoerde alle lucht tussen sterren en planeten en dreef ze uit elkaar en zo werd om hen -en ons- heen een eindeloos niets gecreëerd en lijken de sterren doelloos en stil; trekken de planeten zwijgzaam hun banen; alle geluid wordt verstomt in de stilte, want. Want geen adem, geen lucht voert het verder.
De volgende morgen; ten oosten van Carcassonne: Ventenac Cabressis of zoiets; dit keer twee palatten en alweer een meewerkende klant: papieren gereed waardoor ik weer verder kon, verder met de unieke rondrit en thans pal naar 't zuiden waar ik zicht kreeg op de lange bergrug die de grens tussen Spanje en Frankrijk trekt; een eerste deel, en ik memoreerde dat een tijd terug al eens, dat ik ooit, rond 1972, liftend aflegde. Limoux-Quillan. Toen, in 't "voorjaar" van mijn kortstondig leven, nu in de herfst en deze keer snorrend tussen de mooiste herfstkleuren; herfst, die zich ook begon te manifesteren is een steeds luider huilende wind; zwiepend hoog gras, buigende bomen en meevoerend pastic, maar eerst trok ik, nabij Axat, nog de nauwe kloof door: hoge, stijle rotsen waar de oplegger nog net onderdoor kon, slingerend richting Perpignan terwijl aan de route zich nog eens twee ophaaladressen bevonden.
De harde wind had de spaarzame wolken vervormd; een prachtige zonneschijn en de ontdekking. De ontdekking dat het licht totaal anders is wanneer het door de talloze herfstbladen schijnt; zo totaal anders! Zo totaal anders als het door het herfstige leven schijnt. Het licht dat door het klimmen der jaren en 't geel van 't blad en de uitgeademde adem schijnt; opeens voelde ik het geluk van de eeuwigheid dat op 't versterven volgen kan; licht en lucht, adem en kleuren; het voor altijd verdwijnen van 't kille duister: zelfs over een onoverbrugbare diepe kloof is er alleen muziek, klank, de stem die, ja, woord dat verbinden kan.
Zijn het de eindeloze wegen; de fascinatie over de bergen; de vergezichten, de kleuren, de eenzaamheid die mij raadseltaal doen schrijven? Een eerste adres waar reeds drie keer over was getelefoneerd; helaas.
Estagel, de deuren van de "cellier" bleken toe en na veel heen en weer gebel bleek de klant wegens vakantie afwezig te zijn; twee uur voor gereden; gelaten en met een ironische glimlach en tegenwind rolde ik verder, een volgend dorpje tegemoet en nauwelijks op de kaart te vinden: wegen er naar toe spaarzaam: Calce en via een zwingende slingerweg kwam ik er aan; wederom, één palet.
Terug nu, de hoofdletters DAF voorop de truck naar 't noorden toe; een stuk verder, bezijden Beziers, nog een volgend adresje en toen; toen wederom een uurtje rollend wat onstuimige heuvels in: noordwestenlijk van Beziers, achter Murviel, achter nóg en dorpje en dan, als je niet meer verder kunt: Saint Nazaire de Ladares; aldaar laden bij een uiterst vriendelijke jonge ondernemer en na het laden, jawel, geheel terug, weer een drie kwartier en dan, tot slot, wachtte me nog een laatste adres voordat de thuisreis echt kon beginnen; achter een dorpje, Castelnau du Gers en ik kon het adres, al was ik er reeds jaren niet geweest. Een laatste drie paletten; een lange en unieke rondreis was ten einde: menig reislustige lezer of toerist die de rondrit in gedachten heeft gevolgd zal jaloers zijn: wellicht ben ik bevoorrecht. Reizen zoals deze maken er niet veel en, natuurlijk: je moet wel van autorijden houden.
Begrijpt u? Begrijpen jullie!? Over de heldere klank, de glans van de eeuwigheid kan de adem nooit uitgezongen raken; het gaat om de ster; de ster waarover de Joodse denker Franz Rosenzweig schreef: Der Stern der Erlösing.
Terug, en het Dafje sjorde de handel pal de bergen in. Nog steeds joeg valwind over de Languedoc; grimmig en vol zelfvertrouwen, angstaanjagend huilend; stem, adem, geluid, licht, zonlicht; nog steeds was het aangenaam; ondanks de wind bijna twintig graden. Edoch: dat veranderde toen ik naar boven klom en voortging over de grijze kale door schapen afgegraasde hoogvlakte voor Millau en dook, zoals meestal, naar beneden om aan de andere kant van de Tarn te komen; tien kilometer dalen, later weer acht omhoog: het Eiffeltorenhoge viaduct liet ik ook dit keer links liggen en hoewel geen harde wind meer; eenmaal terug boven gekomen reed ik miezerige mist in en werd het fris; fris en donker, maar wist het nog vol te houden tot voorbij Aumont Aubrac, Loubaresse en nog meer plaatsen met geheimzinnige namen; en tot slot: een overnachting in de Cantal.
Reizen, uren dolen, denken, wat maakt het los zoals de sterren; het licht ademt licht en laat de mooiste klanken horen, de eeuwen door.
En als lucifer gedoofd is zingen de sterren weer; hoorbaar.
Aldus schreef ome Willem.
.