Eveneens reeds in Romeinse tijden een Alpenovergang; de Splügenpas; rond 1880 eveneens voor toenmalige verkeer in gebruik genomen en vanaf het stadje Chiavenna 1800 meter klimmen, regelmatig meer dan elf procent; een route met talloze bochten, tunneltjes, Italiaanse tornantes; smal en schitterend: eindigend op ruim tweeduizend meter; ook voor de geoefende fietsende klimmer een welhaast krankzinnige uitdaging, zeker rondom het middaguur en bij dik dertig graden Celsius; tussen de twee passen nog tien kilometer door het Achterrijndal.
Daarvoor, in de morgen, met en door hem al jaren geleden getemde Julier over; tesamen een afstand van een slordige 140 kilometer met -dus- drie bergen van buitencategorische aard in de tas; tussen Julier en Splügen nog de Maloja af, alsmaar dalen, ruim dertig kilometers en ik, ik braaf volgend met het voertuig; zelfs met de auto al 'n uitdaging.
De dag erop, gisteren dus, in een zo'n beetje hoogst gelegen zwembad van Europa een rustdag ingelast; geheel in stijl, met uitzicht op Klosters, zicht op het stijgende dal dat naar Davos voert; uitzicht vanaf 1500 meter.
De avond viel; een voor middenacht achter een bergketen schuilgaande maanschil, dezelfde bergketen waarachter weerlichtflitsen van hemel naar aarde gezonden werden; in 't zuiden zich steeds verder opstapelende stapelwolken en de nacht wederom warm, zwoel, zomers terwijl onder aan de berghelling hoorbaar een voortkabbelend bergriviertje, de hele nacht, hier, verstoken van nagenoeg alle "nieuws" en beslommering; en toch: wankel evenwicht; men betaald hier met Franken die steeds duurder worden en van hoge bergen is het zwaar tuimelen; enerzijds alsook anderzijds. Eén voordeel; de benzine is nog steeds een stuk goedkoper dan in Nederland; geen kwartjes van Kok hier.
Aldus schreef ome Willem.
. ome Willem de Schaker