Da paradijselijke Thyreense kust vol geuren van Oleander, Thijm en Lavendel; rose, rode en witte boemen en in de avond een rode, ondergaande zon. Een geschokt verleden en overal opdoemende pijn; de last van 't leven dat zo zijn tragische kanten kent; een afscheid, vertrokken, langs Livorno waar we afscheid namen van een zinderend zeegezicht en spoedig daarna over de passo de Cisa: drukkend weer, en Parma kwam in zicht.
Terugdenkend aan de zwerver te Siena, de rokende zwerver die we een aalmoes gaven; liefdadigheid. Of? Of was 't meer? Dwars door de Po-vlakte, langs Cremona, de stad waar de beroemde vioolbouwers Stradivari en Amati geboren werden, alsook de componist Monteverdi en, minder fraai, de tiran Varus die in het jaar vier, na de dood van Herodes de Grote, uiterst bloedig een Joodse opstand neersloeg; we snorden door een wereld van lange geschiedenis, stopten even na Bergamo voor een eenvoudige maaltijd; het werd steeds broeieriger.
Opgesloten zitten we, in een systeem boordevol onrechtvaardigheden; wie ken nog eerlijkheid, trouw en achting? Zonder al te veel ophef wordt de spanning tot een ondraaglijk niveau opgevoerd; we reisden verder, via Lecco langs het Lago di Como, één van de diepste meren; zwarte, grimmig zwarte wolken gluurden ons van over de immens hoge bergen aan; smoorheet; Chiavenna, even tijd voor wat boodschappen in een enorme winkel met klimaatbeheersing.
Honderdduizenden; en we draaien ons hoofd er voor weg. Ja, we doen alsof er niets aan de hand is terwijl enorme bedragen smelten; miljarden aan steun verdwijnen in althoos niets en we, ik incluis, laten het, gevangenen van de tijd als we zijn, allemaal gebeuren; nooit voelde de mens zich machtelozer terwijl we verzinken in een droesem van zelfgenoegzaamheid en inmiddels stapelen de onmogelijkheden zich op, spoedend naar Aporia! Honderdduizenden vluchtelingen, en aan de voet van de Maloja braken de zwarte wolken; hoog geducht, klaterend geluid, stem uit de eeuwigheid; weerlicht en bliksem.
Drie, zelfs vier passages, enorme passages, waarvan drie boven de tweeduizend meter. Aangekomen in een dorpje op de weg naar Landquart nabij Davos; we hadden de Majola en de Julier gehad, maar binnen 24 uur volgden voor mij nog de Albula en Flüela terwijl ik de bergentemmer begeleidde.
Misschien, toch ja! Misschien geeft het hoop, verwachting: het onmogelijke mogelijk; lijden als factor in deze wereld; zuchten, en niet alleen vanwege het hete weer in de dalen. Zernez, innerlijke worsteling, de doodsbedreiging, de drie wegen: de Ofen-, Flüela of Bernina; krankzinnig! De zwaarste van de drie, bedwongen; hoog boven de wolken, zicht op de sterren die zich niet vertoonden.
Terug in Davos, waar bij het vallen van de avond de eerste religieuzen van het Oude Volk zich weer lieten zien; onbekommerd rondwandelend. Waag de sprong, waag! Even luister ik naar het geluid van de kabbelende beek onderaan de berg; verder is 't stil, muisstil.
Overwinning!
Onzekerheid mag dan knagen; diegene die vergeeft, lijdt, lijdt altijd! Ook na de sprong in 't onzekere.
Aldus schreef ome Willem.
. ome Willem de Schaker