Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 2 juli 2015

De klankenschilder

Een volle maan doet de sterren verbleken; werpt een spookachtig licht over de wijngaarden waar ik tussen sta en het is stil; zelfs de krekels hebben voor de rust gekozen.

Zes adressen, en om bij de eerste te komen had ik nog wel een paar uur werk, slingerend tussen bergen door; Mazemet en Saint Pons, en dan via een klein colletje van de derde categorie naar Saint-Chinan en daar ergens achter in de bergen, een klein dorpje aan de Orb het eerste adres, gevolgd, even later, door een tweede in Vendres, even buiten Beziers en voor de middag nóg eentje, te Saint Bauzille de la Sylve, een dorpje waar de meeste lezers nooit van hoorden; het lag ook verstopt tussen krekelgezang, achter weer een ander dorpje en alleen te bereiken via een smal weggetje; het adres zelf lag daar weer achter verscholen; ergens aan het einde van een nauwelijks begaanbare weg; zo'n weg dat nogal wat stof doet opwaaien.

Duidelijk minder warm dan de dag ervoor, maar met rond de dertig zeker geen winterweer; in de morgen zag ik dat de lucht vanuit het westen volgestroomd was met dikke donderkoppen, maar weil ik naar het oosten snelde waren die, nadat ik in de Langedoc aankwam, nergens meer te zien. Wederom, zeker in de middag, geen wolk meer te bespeuren; op weg naar de vierde klant, net even ten oosten van Avignon; dat was toch ook weer bijna twee uur rollen en aldaar even wachten, luisterend naar immer voortgaande zang van die beestjes die, als je er naar op zoek gaat nooit kint vinden.

Alsof de ronde nog niet groot genoeg is: een volgende klant bevond zich halverwege Aix en Provence en Toulon, wederom een anderhalf uur verder, dwars door Avignon, dan even de snelweg op waar het steeds drukker werd; rond half vijf stond ik voor de enorme oprijlaan; telefonisch overleg met de klant leerde mij dat ik vooral niet de betrokken laan op te rijden; ik bleef staan op een niet al te brede weg en blokkeerde zo eenzijdig het op gang gekomen woon-werkverkeer dat bij toerbeurt van het nog vrije baanvak gebruik moest maken: in de verte kwam reeds een eerste palet, bestemd voor in de oplegger, met een tractor aanbrommen en overstemde daarmee de krekels die de omringende struiken als concertzaal hadden uitgekozen; ik opende de achterdeuren. Een vluchtige kennismaking en dan de pallet er in. Terwijl ik de eerste palet op de juiste plek neerzette, haalde de fermier een tweede op en na een tien minuten was hij, samen met de documenten en de andere palet, weergekeerd; de tijd drong, maar er restte mij nog een laatste in deze streek, eentje, nog net in de Var, en ook nog aan één van de twee oude N-zevens. Vanaf Aix en P. had in voorsnelwegse tijden de reiziger een keuze uit twee hoofdwegen zijn reis naar het oosten voort te zetten: de route over Trets, de eigenlijke N-weg, of een drie kilometer noordelijke weg, de zogenaamde N-7b van weleer. Twee wegen die na twintig kilometer, net even voor Brignoles, weer samen kwamen en aan de meest zuidelijke bevond voor mij zich het laatste laadadres die dag; een adres, wederom aan het einde van een stoffig sintelpad, verscholen tussen hoge bomen die temidden van een enorme wijngaard stonden; een prachtige boerderij zonder koeien en na het laden besloot ik, in overleg met de autochtone bewoner, er te blijven staan.

Met de fiets keerde ik terug naar het iets verder gelegen Trets, een oud stadje gelegen aan de oude Romeinse Via Aurelia; er naar toe was eenvoudig, bijna zonder te hoeven trappen rolde ik er op het stalen ros binnen; bezocht de uiterst smalle straatjes achter een oude stadspoort en at er snel wat tussen neus en lippen door; ontdekte dat er in 't stadje rond 1600 een slachting tussen Rooms-Katholieken en Protestanten had plaatsgevonden en fietste rond half negen weer terug; nu volop op de pedalen, langzaam omhoog, vijf, zes kilometer, prangende zon, dertig graden, zodat er enig stoom uit de oren kwam: vijfhonderd meter een tamelijk stijl stuk, en vanuit de bermen aangemoedigd door het gezang van duizenden onzichtbare toeschouwerd waardoor ook dat stuk goed werd opgefietst


Terug in de stuurhut zette ik mijn mooiste CD op; zachtjes klonken voeg-negentiende eeuwse klanken over de wijngaard; samen met het gezang van de laatste krekels schilderde ze de omgeving in spookjeskleuren die het midden hield tussen een roodkapjeachtige sfeer en een Klein Duimjeachtige gevoel
terwijl een rode zon zijn toevlucht nam achter de immense bergrug die sinds heugenis zich even ten noorden van de Aurelia, N en A zeven, bevind. Toch kennelijk wat heiig; dat viel me al eerder die dag op; de Mont Ventoux, bij helder weer vanaf grote afstand voornaam zichtbaar, was ook al nauwelijks te zien geweest.

En nu ook weer; prachtig maanlicht, maar geen enkele fonkellicht; sterren achter een dun satijn van nagenoeg onzichtbare nevel; in de verte hoor ik een hond blaffen; geblaf dat in enkele zwarte strepen de nacht schilderd; mijn ogen worden weer zwaar.

Aldus schreef ome Willem.

Verzonden door ome Willem