Vanuit Nantua was 't nog een paar uur snorren tot de eerste klant; Nicholino, net opzij van Turijn en zeker geen slecht adres. Binnen een kwartier reed ik er weer weg, naar een tweede klant terwijl de weersvoorspellingen steeds dreigender werden. Toch moest ik stuk de Ligurische Alpen in, naar Ronco Scrivia, een dertig kilometer voor Genua waar ik tussen bergen opgeschoven sneeuw dat ene paletje bij de tweede klant bestelde; en daarna weer snel de onheilspellende bergen weer uit waar reeds wat natte sneeuw de lucht uitviel.
Zbąszyn, Neu-Bentschen en Bomst, ze lagen ooit aan de hoofdweg van Frankfurt an der Oder naar Pösen; ook de spoorlijn volgde die route, maar na de Eerste Wereldoorlog werd bij het verdrag van Versailles de grens tussen de twee eerste plaatsen getrokken. Tussen de drie steden een drassige vlakte, richting Bomst iets oplopend, en 't was hier het terrein waar duizenden Joden in erbarmelijke omstandigheden klem werden gezet; de grens met Polen mocht men niet over terwijl terug, Duitsland in, verboden was. Weken lang, zonder aanvoer van voedsel. In het voormalige Neu-Bentchen, het tegenwoordige Zbąszynek, zou ik gaan laden en, nadat ik nog in de morgen mijn laatste klant te Poznan had gelost, rolde ik er naar toe, vanaf Buk en Novy Tomyśl, lange tijd langs een spoorlijn, welhaast zeker "de" spoorlijn waarover zovelen hun laatste reis maakten, waarover enkele treinen naar de hel reden, (veel treinen reden zuidelijker) een spoorlijn thans geheel gemoderniseerd, en een onbestemd gevoel kwam in mij boven, zeker toen ik het verlaten en vervallen grensstation van Zbąszyn waarnam: ondanks de Duiste bezetting van Polen moesten natuurlijk wel ordentelijk de douaneformaliteiten worden verricht en bekend is dat de treinen die hier langs kwamen soms meerdere dagen aan het perron bleven staan met de mensen in de wagons in grote onzekerheid wachtend laten.
Terug de bergen uit en nabij Vigévano, in de Povlakte, kon ik nog een derde klant kwijt hetgeen mij tot tevredenheid stemde. Nog kon ik de Alcatras in Arluno bereiken voor een eenvoudig Italiaans maal en tijdens de gesprekken vernam ik van steeds dreigender weer, van sneeuw en nimmerweer; de volgende dag zou spannend worden.
Merkwaardige speling van de dingen; juist in de vlakte van Babimost, Zbąszynek en Zbąszyn een enorm fabriekscomplex met vele hallen en gebouwen waar van alles wordt gefabriceerd voor een grote meubel- en andere snuisterijenketen met donkerblauwe hallen die overal in Europa te vinden zijn; een parkeerplaats voor wel zestig, zeventig trucks en er kwam reeds iemand naar mij toe om de oplegger te controleren.
In de oplegger een paletwagen, een zogenaamde pompwagen die wij altijd bij ons hebben om paletten achterop te zetten zodat gemakkelijk kan worden gelost. En hoewel ik 13 meter zou laden en er dus voldoende ruimte over zou zijn voor het losmiddel, mocht hij er niet in aanwezig zijn. Alles moest er uit, en alleen volstrekt leeg moest of kon er geladen worden. Maar hoe ik ook aangaf dat de pompwagen er in bleef staan én er voldoende plek voor was; de controleur bleef onverbiddelijk hetgeen eenzelfde standvastigheid mijnerzijds opleverde en uiteindelijk resulteerde dat we de vracht maar daar lieten waar ze was en ik verder snorde terwijl mijn gedachten nog even bij Herschel Grynszpan waren die vanwege het drama wat zijn familie hier overkam in Parijs een Duitser neerknalde wat door Goebbels als aanleiding werd aangegrepen voor de Kristalnacht.
Via Świebodzin reed ik verder in westelijke richting, deed mij onderweg nog even tegoed aan een eenvoudige maaltijd en rolde Duitsland weer binnen waar nieuwe kansen, waar, net even te zuiden van Berlijn, een nieuwe vracht op mij ligt te wachten waarbij de pompwagen, zoals altijd, gewoon mee mag.
Aldus schreef ome Willem.
Verzonden door ome Willem