Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 26 februari 2015

De lijnlui

Al vroeg, tijdens het eerste daglicht rolde ik vanaf de plek waar ik de nacht had doorgebracht Znojmo door dat niet ver van de Oostenrijkse grens af ligt; ook weer zo'n stadje waar rond 1946 de overwegend Duitse bevolking pardoes de grens werd overgezet (waaronder ook de Duitse Joden, net teruggekeerd als overlevenden van de grote systeemmoord) en vooral aan de oude huizen is de germaanse invloed nog goed af te lezen.

Grote stukken land, doorkruist door een wirwar van wegen. Wie een wegenkaart bestudeerd ziet vele lijnen tussen grote lappen grond waar verkeer, doorgaand verkeer, niet gebruikelijk is; op de meeste kaarten zijn witte, gele en rode lijnen getekend en meestal ook zwarte, de laatste voorstellende de spoorlijnen.

Even opzij van 't stadje een losadres. Hodonice, weer zes grote paletten en, hoewel een enorm bedrijf, liep het allemaal boven verwachting: binnen een klein uurtje reed ik er weer weg. Nu, terwijl het grijze wolkendek zich met regen begon te ontladen, de weg op naar Brno, de hoofdstad van Moravië, langs Pohořelice, een stadje waar begin 1800 de Fransen ten tijde van Napoleon's mars naar Indië (maar die niet verder kwam dan Moskou) aardig huis hebben gehouden, en vandaar langs voornoemde Brno, vroeger Brünn geheten, ook al zo'n stad met een rumoerig verleden zoals de hele streek. Vlak na Brno weer eens langs Slavkov, voorheen Austerlitz, (en bekend om de aldaar gehouden slag met de Fransen: ik behandelde dat een tijd geleden reeds) en toen ik daar voorbij was stond ik een stief uurtje later te lossen in Holešov, een klein stadje midden in de enorme Moravische vlakte. Nog een laatste klant, maar nu in een ander land. Het bleef maar regenen, geen droog moment en ik had het plan opgevat over Bruntal te reizen, maar omdat die route over de Sudeten loopt, de temperaturen net boven nul waren kon aldaar de regen wel eens in sneeuw ter aarde vallen; een niet al te best vooruitzicht en dus koos ik voor de voormalige barnsteenroute, de zogenaamde Moravische poort tussen de Beskiden en de Sudeten, een gebied dat ooit voor een groot deel bevolkt werd door etnische Lemken, een volk dat rond 1946 door de Pools-communistische overheid dusdanig verspreid en over het "nieuwe" Polen werd verdeeld dat het als volk met taal en cultuur vrijwel geheel verdwenen is.

De lijnen op de kaart, overigens, zijn vele keren dikker getekend dan de werkelijkheid, maar terwille van de leesbaarheid niet op schaal getekend. Dat zou ook niet mogelijk zijn; wil men de wegen op een landkaart op schaal kenbaar maken, zou men of wegenkaarten krijgen met onzichtbare lijnen, of kaarten van zo grote schaal dat ze niet meer bruikbaar zijn. Een snelweg wordt op een wegenkaart doorgaans, afhankelijk van de schaal, tien tot meer dan honderd keer dikker getekend dan de werkelijkheid.

Eigenlijk volgde ik de rivier de Oder, snorde langs Přerov en Lipník, liet dit keer de het gebergte voor wat het was; weliswaar wat om, maar zo bleef ik tenminste doorkachelen, langs Ostrava, terwijl ik bij Bohumín naar 't noorden afboog, een brug over de Oder overkwam en toen reeds meteen Polen, of eigenlijk Silecië, binnenrolde en de weg naar Tworków nam.


Nog niet eens zo lang geleden, toen de grote vlakke tussen de lijnen nog met spierkracht werden bewerkt. Overal mensen op 't land aan 't werk; schoven plaatsen, hooien, zaaien, ja, van alles gebeurde er, in hoofdzaak, op de vlakken tussen de lijnen terwijl er, in tegenstelling tot deze tijd, minder lijnen, en, voorzeker, ook dunnere lijnen waren. Duizenden lieden, echtlieden, kinderen, zonen, dochters, knechten, in gezelschap van een enorm paardenvolk, sjouwden over de landerijen, zwoegden, in weer en wind, op het land, ja, op de vakjes tussen de lijnen en kleurden zo het toenmalige leven. Soms, en omdat ik er in mijn jeugd nog een staartje van meekreeg, zie ik ze in vage herinnering nog, daar, tussen de lijnen en juist hier, omdat het hier de wereld later veranderde dan daar, waar ik vandaan kom.

Van Tworków bleef ik de Odra volgen, door het immense Silecië, een grote agrarische streek waar graan, suikerbieten en aardappelen worden verbouwd: duizenden en nog een duizenden hectaren; ooit werkgelegenheid voor duizenden: ik overzie en proef, hoor de echo van 't verleden en zo stiefelde ik verder, langs Racibórz op Opole aan, door een streek waar inmiddels heel veel dorpjes, en steeds meer dorpjes, hun naam in twee talen aanduiden: onder het Pools de oude Duitse naam. Verrassende ontwikkeling: tot ver in de jaren negentig van de vorige eeuw was het nog verboden in het openbaar Duits te spreken!

Ooit, toen ik vroeger deze streken bezocht ervaarde ik het oude land nog: in zié ze, zie ze voor me; de vele paardenkarren, de families op het land, het sijsmaaien, schoven zetten, lange rijen mannen en vrouwen, vrouwen met hoofddoekjes waar niemand tegen protesteerde, die het zaaigoed nog met de hand de grond in brachten; 't alles voorbij, zoals het cassettebandje, de pick-up met haar platen, het radaruurwerk van de oude wekker.

Vlak voor Opole, toen het net twee uur was geweest, de laatste losklant die er in vijf minuten uit was en nauwelijks een half uurtje verder een laadadres; goederen voor Nederland, Noord-Nederland, een stad waar, volgens horen zeggen, niets boven gaat en te laden vlak bij het Jezioro Turawskiemeer, te Ozimek, waar ik rond drie uur aankwam, maar vanwege de "oosterse", soms onnavolgbare, werkwijze én omdat ik niet de enige was, snorde ik er pas na achten, volgeladen, weer weg.

Maar het leven heeft zich inmiddels verplaatst, eigenlijk tegen beter weten in. Wie de landerijen, de akkers, bossen, de velden, kortom, zo ongeveer alles tussen de lijnen overziet, moet het opvallen: ze zijn leeg, weerbarstig leeg en slechts een enkel, doorgaans groen, voertuig met altijd achter reuzenwielen is zichtbaar, een voertuig dat zich zigzaggend voortbeweegt, heen en terug, terug en heen. Verder niets; geen mens meer.

Een klein stukje terug; nabij Opole een leuke overnachtingsplek; schoon sanitair en niet onaardig eten; goed toeven dus en ik bleef er; de "tijd" was immers op.

Nagenoeg iedereen verliet de vlakte, maar in plaats daarvan werden de lijnen bevolkt, steeds meer lijnen getrokken; een merkwaardige omwenteling in de geschiedenis; terwijl eeuwen zich het merendeel van het leven afspeelde tussen de lijnen, tussen wegen en paden, zo verandere dat en een enkele generatie; wegstervende echo en weerkaatsing blijft uit.
Het leven van alle dag speelt zich af op de lijnen, dromt samen op de wegen, zittend, in zich rollend voortbewegend materiaal. Veel overvolle wegen. Van landlevende mensen werden we lijnlui.

Aldus schreef ome Willem.

Verzonden door ome Willem