Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 17 september 2014

De enkeling.

Er stonden voorheen altijd wel een paar landgenoten, maar door het zogenaamde uitvlagbeleid van, vooral, de grote Nederlandse transportondernemers worden ze steeds schaarser; een enkeling komt nog deze kant op; een enkele enkeling, zoals ik.

Vanuit Frankrijk stormen dagelijks duizenden met hun voertuig Zwitserland binnen, naar een dagelijks werkplek buiten de Europese Unie, de Unie die steeds zegt en herhaalt dat het zoveel voordelen biedt als je erbij bent dat je het eigenlijk andersom zou verwachten: dat Zwitsers hun dagelijkse heil in Frankrijk en de andere omliggende landen zouden zoeken. Met andere woorden; blijkbaar legt het niet aansluiten bij de Unie het berggeitenland geen windeieren.

In het begin, nog ver in de lire-tijd, bestond het alleen uit de huidige achterkant en 't was er toen al druk; heel wat avonden bracht ik hier door, met collega's, in alle jaargetijden; 't werd een soort van stamcafé in den verre en er viel altijd wel wat te beleven.

Om even over vijfen was het al naarstig druk richting Vallorbe en bij de laatste afzink naar de douanepost, een mooi, licht-kronkelig stuk weg op de rand van een rotsmassief had ik een hele sleep van voorlichten achter me en terwijl ik links af de parkeerplek opging, denderde het personenverkeer rusteloos achter mij langs om recht door, het niet-unie-land binnen te rollen.
Of de vroege morgens, als de eerste vrachtrijders, de busjes met bouwlieden, de vuilnisophalers en ander vroegopstaand arbeidersvolk zich aan de toog voegden voor koffie en nog wat anders; lange tijd geleden nog tijdens het opsteken van een sigaret zodat zo'n etablissement veel weg had van een mistige nicotinekid. Het rappe geklets waar ik bijna nooit een touw aan knoopte, opgezweept door een te hard aanstaande radio die zenuwmuziek voortbracht, vroegop-emoties, italgrollen en -grappen, soms een vinnige scheldpartij.

Wegenbelastingkaartje halen en door, met het voertuig, naar 't kantoortje; een Zwitser die er niet veel zin in had voerde het document in en dra reed ik verder; nog voor de filedrukte Lausanne voorbij, op weg naar 't hooggebergte; voor Visp nog wel even een snelle stop, want Zwitserse koffie smaakt doorgaans goed.

In Italië waren ze zo'n beetje de eerste waar ze het verboden: roken in 't café of in 't restaurant en het zou zeker nog een aantal jaren duren voordat nummer twee, Frankrijk, er een serieuze zaak van maken zou; het moet nog in de lire-tijd geweest zijn, want ik herinner me de sanctiebedragen: 400.000 lire als je betrapt werd, en 800.000 als je betrapt werd op roken in het bijzijn van een klein kind of een zwangere vrouw; later werd het 240 en 480 euro en ook de kastelein kon op dezelfde boete rekenen en Italië was dan ook het eerste land waar je, om binnen te komen niet alleen door de deur, maar ook door de rookwalmen liep bij het binnentreden van 't café

De Simplon op, schitterend weer en ik groette de stenen adelaar. Op de achterliggende bergtoppen dansten wolkrestanten, een bekoorlijk gezicht en in de verte nog hier en daar sneeuw, maar op de pas zelf was alle wit verdwenen en restte nog schrale weiden waar enkele karaktervolle koeien een maaltijd trachtte uit te grazen.

Snel dook ik naar beneden: "Weer ben ik hier" ging er door me heen, passeerde de grensposten Gondo en Isselle dat bij mij steeds weer als kokkie en peppie in de oren klinkt; ik weet ook niet waarom. Wel dat ik langs Domodossola en daarna Verbania kwam; het Lago links van me en de zonneschijn had plaats gemaakt voor nevelig weer: net voor de middag had ik de eerste klant, te Concorezzo, onder de rook van Monza, er uit.

Een slordige twintig jaar terug werd er een flink stuk aangebouwd, zoveel, dat de oude situatie ongeveer een derde deel is van het huidige gebouw. Op strategische hoeken werd een beeldscherm neergehangen zodat iedereen onder het eten naar de kwelbuis kan loeren; wat bij betreft het minpuntje van deze bikschuur. Onderwijl raakten we, zoals ze dat zeggen, "werk" kwijt, dat werk waardoor we hier veel kwamen en daarom was 't alweer een poos terug dat ik er was.

Met de tangenziale-est Milaan voorbij en vervolgens een kaarsrecht en oersaai stuk snelweg: afzien dus, maar dat ben ik wel gewend; terwijl velen van mijn oud-collega's die hier vroeger bijna wekelijks kwamen thans op geen velden en wegen te bespeuren zijn, zei ik vanmiddag tot mijzelf: "Zo, ik ben er weer" hoewel steeds meer daartussen "Zo, ik ben er nog, nog wel ja, maar hoe lang" als achtergrondmuziek meeklinkt; de gedachte fascineert me: snor verder als een soort mohicaan die wacht op een James Cooper om zijn lot te laten beschrijven.

Rond zes uur kom ik aan bij die knaagschuur waar ik al tijden niet meer was; te Imola, en er blijkt weinig veranderd. Ik stal het voertuig en race met de fiets de eeuwenoude stad in; schiet plaatjes, onder andere van het standbeeld van Franscisco Azzi die voor Italië als jong soldaat in Oost-Afrika het leven liet; niets doet herinneren aan Ayrton Senna en Roland Ratzenberger die twintig jaar terug daags achter elkaar op het Circuit van de stad het leven lieten; rond achten ben ik tijdens het neerdalen van de avond weer terug bij de groene DAF en zet m'n rijwiel in het daarachter hangende fietsenhok. Tijdens het eten tracht ik mijn ogen van de onvermijdelijk blikzuigende schermen te houden. Aan de tafels louter Italianen en een twee Fransen; geen landgenoten; het ambivalente van lange ervaring is: het brengt helderheid, licht, maar wat door dat licht zichtbaar wordt is het verleden van weleer, de herinnering van de enkeling aan een nooit meer terugkerende tijd.

Aldus schreef ome Willem.
---