Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 19 september 2014

De eindtijdverbruiker.

Rond het stadje dat midden tussen uitgestrekte olijfgaarden ligt en waar de harmonie-componist
Angelo Luiso geboren werd, werd halverwege de vorige eeuw een perfecte rondweg met een straal van drie kilometer, omzoomd eveneens en uiteraard, met olijfbomen, aaangelegd, Bitonto, het laatste stadje dat ik vanmorgen vroeg vóór Bari, doorkwam.

De buitenwijken van Bari waren een gekkenhuis, met krioelverkeer en bestuurders die veelvuldig rood licht negeerden in een omgeving net zo desolaat als gisteren Foggia: lange rijen lege en gesloten fabriekcomplexen en opslagloodsen, ovveral zwerfvuil, meters hoog onkruid; kortom: een bende: niet het resultaat van gebruikers, maar van verbruikers.

Door de kalmte te bewaren gelukte het mij zondder kleerscheuren en lakschade op de weg naar Taranto te komen en liet de eeuwenoude stad waar de jaarlijks terugkerende dakwandelaar Sint-Nicolaas al duizend jaar zonder zijn Pieten begraven ligt, achter me en bereikte na een half uurtje karren door het eindeloze olijfgaardenlandschap het laatste losadres voor van de week: Casammassima om er "global"-goederen te brengen; artikelen, kunstkerstboompjes uit Thailand, kits uit China en rommel uit Korea, spulletjes die eerder dit jaar via het Suezkanaal naar Rotterdam werden vervoerd en dus al eerder langs de hak van de laars scheerden; wie er over nadenkt zal de absurditeit er van inzien.


Casamassima, het Bari-centrum, een soort groothandelscomplex, enorm groot en uitgebreid en ik kon me niet aan de indruk ontrekken of één Italiaan of enkele Italianen hebben daar enorm veel poen mee verdiend, of eigenlijk, binnengeharkt, uiteraard met de nodige eurosubsidies, maar ja, zo ver in een eurouithoek ziet toch niemand het; na een kwartier rondrijden was ik bij 't juiste gebouw, net naast één van de drie twaalfhoog hoge kantoorflats drie voor vijfennegentig procent leeg staan; na een half uurtje kon ik vertrekken: leeg nu, en op weg naar een eerste laadadres.

Dat adres was niet bepaald naast de deur; eerst snorde ik daar richting Taranto voor op en na een twintig minuten veranderde ik bij Gioia del Colle van koers; de weg op naar Altamura, nog steeds dwars door oneindig lijkende olijfgaarden, door een gebied ook met talrijke met zwerfstenen gestapelde muurtjes, kilometers lang en het moet vreselijk noeste arbeid hebben gekost om al die muurtjes uit zwerfsteen op te trekken; vaak in snikhitte, want ook in de morgen steeg het kwik al snel naar de 27. Totdat ik Santéramo in Collo voorbij karde en even daarbuiten eerst werd getrakteerd op een zinderend vergezicht: het 15 kilometer verder gelegen Altamura was reeds goed zichtbaar terwijl er een bijna abrupt einde kwam aan de olijfen en de muurtjes en keek ik tegen bergen aan met een woestijnachtig uiterlijk: uitgestrekte graanvelden waar het koren al geschoren was en overal onindentificeerbare onbewoonde bouwsels, een teken dat er zich in de omgeving wel het één en ander heeft afgespeeld; ten tijde van een wereld met verschillen; van gebruikers werden, wij allen, tot verbruikers.

La Tarantina, ofwel de Via Apia, dat was even de richting die ik volgde; vanaf Altemura kwam ik Gravina in Puglia voorbij en toen ik daarna de grens met Basilicata overtrok, sloeg ik rechts af, door steeds ruiger wordend berggebied, nog immer kale graanvelden, en stil, bijna angstig stil en soms leek ik nog de enige in de omgeving die zich in een voertuig voortbewoog; zo nu en dan in het gezelschap van een zwerm overvliegende vogels.


Vijfhonder meter hoog: Palazzo San Gervasio, en toen nog een kilometertje of twintig naar Venosa; langs de weg soms pracchtige in de knop zittende cactuspartijen en op het laatste stuk kwam ik de eerste druiven tegen; Primitivo dacht ik en inmiddels kreeg de omgeving ook meer en mmeer bomen en ander groen, terwijl de kant waar ik naar toe reed de bergen ook steeds hoger werden: even zoeken in Venosta en aan één van de af- en aan snorrende tractoren met daaarachter een karretje vroeg ik de weg. 'T was volop druivenoogst en dra kwam ik, niet zonder slag of stoot, aan bij de nergens aangegeven "cantina", ergens aan een niet op de kaart aangegeven stoffig pad waar ovverigens uiterst aardige mensen huisden: het moest nog worden opgestapeld en geseald, maar na een half uurtje kon ik met de twee paletten lading verder terwijl het laden zelf met enige fantasie mijnerzijds gebeurde; de details') zal ik de lezer thans besparen.

Wijn uit Australië, Zuid-Afrika, Californië of Chili; liefst voor onder de vier euro. De globalisering heeft er enorm ingehakt en het maakt me ongerust. 'T is immers, zoals De Smaakimporteur het noemt, dan "voor min drie euro wijn". Wereldbeschaving noch Eurobeschaving zijn geen geslaagde torens van Babel geworden; immers ondanks of misschien wel juist door de verregaande globalisering zijn de oorlogen thans meer en bovendien verschrikkelijker dan ooit; intussen denderde ik door met de Italiaanse wijn; vroeger, toen ik jong was, kende de gemiddelde nederlander nauwelijks wijn!

Na enige tijd kwam Rapolla in zicht; de wegen waren bochtig en smal geworden, de omgeving vol kanstanjebossen en zo kwam ik te Melfi, een min of meer "gestapelde" stad waar even er buiten een immens achthonder jaar oud normandisch slot boven alles uitrijst; het was reeds halverwege de middag en moest nog een kleine honderd kilometer.

Eerst een erg kronkelig en stijl op- en afgaand stuk, smal ook en waar een gemiddelde van veertig nauwelijks werd gehaald, maar daarna Foggialo, een twaalf kilometer verder, kon ik er aardig de sokken in zetten, door het dal van de Oranto en schitterend was het opzien weer naar het hoog gelegen Calitri; zeldzaam mooi hoe zo'n stadje zich, hoog, vertoont!

Na nog een half uur door serene rust te hebben gereden en waar ik nog zeer veel ander schoons ontmoette -voornamelijk steeds andere vergezichten-, kwam ik aan bij het tweede laadadresje, te Mercogliano, opzij van Avelino, wederom twee paletten die ook rap geladen werden; een zoektocht naar een rustplaats was bijna overbodig; om de hoek vond ik ze en kreeg tijd om na te denken over de immer voortschrijdende globalisering en ik kan er eigenlijk niet om heen; met al dat heen en weer gesleep van goederen van her naar der, met al onze techniek, wetenschap en wereldhandel hebben we de basisvoorwaarden voor de toekomstige generaties reeds onherstelbare schade toegebracht en mijn slotsom is dat globalisering in werkelijkheid het tijdperk van de eindverbuikers is; de eindtijdverbruikers.

Aldus schreef ome Willem.

') Te ingewikkeld ook om even te beschrijven. Bij thuiskomst plaats ik enkele foto's op 't blog. Dan wordt alles duidelijk.

---