Heeft de bliksem gelijk als ze inslaat?
Inmiddels ben ik weer onderweg; vorige week fietste ik nog met mijn ega door Limburgse en Duitse stiltegebieden met waanzinnig mooie natuur, namen een borrel bij de IJsvogel en bezochten Hertog Jan en voor ''t weekeinde schaften we een kersenvlaai van Fleuren aan nadat we afscheid namen van onze limburgse gastheer die het een genoegen vond dat wij zijn gasten hadden willen wezen.
Terwijl de maan weer afneemt, de dagen korten en korter worden en de herfst langzaam reeds haar intrede deed en dientengevolge de eerste duizenden bladeren vielen, blijft het nazomeren; vandaag veel zonneschijn, al werd het pas licht in de Ardennen; hier en daar wolken die als dikke zo nu en dan voortschuivende tussenwanden voorbijdreven; een melancholie overviel mij, want het naseizoen, de herfst, de naderende winter confronteerd mij met mijn eigen eindigheid: niet althoos zal ik over de wegen rollen en terwijl ik denk aan de collega's die "niet meer "hier" zijn" stel ik me voor hoe de wereld voortraast terwijl ik eerst thuis, achter de pelargoniums zit en ten tijde van het daarna; maar heeft de bliksem nu gelijk?
Verward ben ik, zoals Scipio uit zijn droom ontwaakt; de thans lagere hangende zon kleurt alles anders, als een echo van het licht, naglans, en door de voorbije natte zomer is alles nog zo adembenemend groen; in de middag steek ik de Doubs over, nader de Jura waar inktzwarte wolken boven hangen; vanwege een -te- lange omleiding kom ik minder ver als dat ik in gedachte had en blijf op 850 meter hoogte staan; te Pontarlier.
De zwartboze wolken liggen bewegingloos, vooralsnog, maar dan ontaarden ze; een stortregen, bliksemschichten, horizontaal, links en rechts, gevolgt door enorme, afkeurende donderslagen, alsof ze de bliksem ongelijk geven.
Aldus schreef ome Willem
---