Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 1 augustus 2014

De laatste twee dagen van juni.

De wind gierde over de toppen, de nevelige wolken werden met grote snelheid over de kammen geduwd en het was nauwelijks vijf graden boven nul; zoëven had ik in de ochtendschemer binnen een kwartier de tien kilometer vanaf het windstille Lanslebourg tot aan de top afgelegd en met verbazing staarde ik naar het natuurgeweld, stond even stil naast het hooggelegen meer op de Mont Cenis en zag soms tussen de gierende wolken door nog de laatste sneeuw liggen.

Canelli, reeds was het licht, de zon bescheen met volle kracht de hoogste wijngaarden; nog was ze voor mij verscholen achter de bergen; ik zag, ze was er, en toch zag ik haar niet: zelf was ik nog omringd door de schaduw terwijl ik met de fiets er op uitging voor een voedzame ochtendversnapering; de bakker, de paninotheek, was even verderop, wist ik.

Dra afzakken, door de in het voorjaar gouden vallei, maar thans geen regen meer in bloei. Wel liet ik het bewolkte en regenachtige Frankrijk achter me en keek meteen vanaf de hoogte een zonnig en blij Italië in waar een kraakheldere lucht me toelachte en na een heerlijke afdaling passeerde ik Susa en reed de oude SS naar Turijn, langs de weg waar nog slechts één van de vier pleisterplaatsen voor chauffeurs open is; zag hoe de drie anderen teloor gingen, gesloten zijn en vervallen raakten; de wisseling van nationaliteiten binnen het transport heeft ook zó zijn slachtoffers: "MOE"-landers hebben immers geen poen om "binnen" te eten, douchen en wassen.

Op de terugweg van de bakker was de zon reeds zo geklommen, dat ik in het volle tegenlicht terugtrapte, het was rond achten en nadat ik -leeg- gewogen had bij de laadklant, werd even verderop de kar vol gemaakt, 32 paletten, dus nog genoeg ruimte voor de fiets. 'T laden ging niet zonder slag of stoot: van de dubbelgestapelde rij met de voor mij bestemde paletten dreigde er eentje om de vallen; stond al schuin tegen de anderen aangeleund, ja, dreigde zelfs alle andere paletten waar het tegen leunde om de duwen en de ravage zou vreselijk zijn geweest terwijl ik dán mijn lading niet had. Met list en allerlei trucjes, tesamen met bijna bovenmenselijke krachten, wisten we betreffende pallet zodanig recht de duwen dat er van haar geen verder gevaar meer de duchten was en de heftruk haar van de stapel kon pakken. Nog even daarna, en de kar was vol en nadat ik wederom, nu vol, gewogen had en de "papierwinkel" had ontvangen, vertrok ik, op weg naar 't noorden, de zonnige wereld in.

Anders dan de dag ervoor; nadat ik het zonnige Torino aan de zuidkant voorbijzoefde, zag ik in de verte reeds een stevige barrière; van links naar rechts, van Alp tot Apennijn, een metersdik wolkendek waar ik recht op afstevende en tussen Asti en Alessandria onderdook en nog voor Piacenza begon de regen, samen met de wissers, mijn ruiten te wassen en een goed uur later kon ik nabij Brescia tussen de stromende regen door de laatste klant lossen; het regende even zo hard, dat er inmiddels gaten in het wolktapijt ontstonden en op de dikke twee uur durende route naar het laadadres stak op gezette tijden de zon het gezicht door de verwaterde wolken door; reeds ik vanaf Alessandria door een gebied met frisse mais, prachtig groene akkers en druivenvelden, zó mooi.

Heerlijk rolde ik terug, genietend, wegdromend de weg op en door typerende heuvels met ertussen en er op dorpjes, de karakteristieke kerktorentjes, torentjes van particuliere nederzettinkjes; uit de grond, uit de gisteren nog natgeregende grond steeg de oude tijd omhoog: de aarde, uit de muren van de dorpjes rook ik de geschiedenis; 't rook naar arbeid, feesten, verdriet en muziek in "cis", kleine terts; zag Cinderella op Rossini dansen en meende druiven Mantovani te horen spelen; helaas: spoedig was ik Casale Montferrato voorbij. Helaas?

Bij het laadadres zette ik het voertuig neer en trok er met de Harley T. er op uit, het kleine stadje in en het donkerde reeds toen ik terugtrapte met de H. Trapzon; een prachtige, heldere sterrenhemel had zich boven mij ontvouwd en meteen tastte ik haar met mijn ogen af op zoek naar, ja, op zoek naar de nieuwe maan die ik nog niet gezien had; vermoedde haar in het zuiden, zuidwesten, maar wellicht belemmerde een omringende berg mij haar zien en buiten zicht maakte zij haar eerste kwartier; wat teleurgesteld ging ik slapen.


Niks helaas: nadat ik in de heuvels was uitgerold, snorde ik over de vlakte, tussen eindeloze rijstvelden, naar Vercelli en vanwege de kraakheldere, niet door nevel besmette lucht kon ik honderden kilometers ver zien, zag wat ik hier in al die jaren nog nooit eerder zó helder zag: tot in detail de verweg gelegen bergen, haar besneeuwde toppen, de nog kleine, achtergebleven wolken, ja, zelfs de schaduwen die zij in de sneeuw achterlieten was met het blote oog te zien. Nog even genieten, nog heerlijk relax genieten van de weg, langs Trino en toen Vervelli waar ik verder rolde, de oude, bijna verlaten weg naar Torino op; bij Santia', met zo'n bovenkomma achter de a' en waarvan nut en bedoeling mij altijd ontging en nog steeds ontgaat, de snelweg op en bij oplopende temperatuur op weg naar Aosta waar ik boodschappen deed en een document liet maken waardoor de weg naar Zwitserland vrij kwam.

In de middag de berg weer op die in vakantietijd wat drukker is: achter mij enorme lengten van rollend blik dat mij maar zelden voorbij kwam: uit angst, respect misschien? Tussen de twintig en dertig naar boven, bijna een uur lang, en nogmaals: ik had vele, vele volgelingen, telde meer dan veertig; er waren er meer, maar die reden nog achter een zopas door mij genomen bocht zodat ik die niet tellen kon.

Daarna de berg weer af: inhalende mensen die mij niet begrepen: waarom ik zo traag naar beneden reed. Middelvingers door de zijruit boven het dak: luidtoeterende medemensen en gelukkig lag er geen sneeuw zodat lawines geen kwaad konden berokkenen. Een uurtje later nóg een uurtje door het land van Wilhelm Tell, langer dan een uurtje, want op de snelweg langs het Lac Léman stond een uitgebreide file; misschien wel om me te plagen, wraak te nemen: het leek er op dat alle voertuigen die eerder achter mij reden zich thans voor mij verzameld hadden en de weg versperden: twee rijen dik.

Maar nee: 't was een ongeval; één rijstrook dicht en na drie kwartier, zes á zeven kilometer, gereden met officieel één minuut rijtijd op de registrerende klok'), trok de stoet weer verder, de bergen langs het meer in en niet lang daarna schreed ik de grens bij Vallorbe over; net even ervoor, toen ik langzaam de hellingen van de Jura opstoomde, zag ik, nog bij 't volle daglicht, haar, bezig met het eerste kwartier, een prachtige, reeds iets gewassen schil, de maan, gegeven voor het kleine licht des nachts. Indrukwekkend.

Nog ruim de tijd, ik snorde door de avondschemer; uit het niets opkomende nevel bedekte het grasland: 't was stil op de weg: "Is er soms weer zoiets als voetbal", dacht ik even, maar wellcht had men deze zomeravond gewoon geen behoefte de deur uit te gaan: rond tienen kwam. ik aan te Lure. 'T was weer mooi geweest voor die dag, de laatste dag in juli.

En ach, vandaag, bekende weg; in één blok naat luxemburg, een tweede blok naar huis. En volgende week? Daar zal ik vandaag wel meer van horen.

Aldus schreef ome Willem.

') De "andere" minuten werden, omdat er steeds minder dan een minuut werd gereden, als werktijd weggeschreven. Volkomen legaal, maar wel op de tijd letten; zo kunnen we veel rijtijd besparen.
---