Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 8 mei 2014

De beroepsrenner

Even werd het koeler en na een aardige toer rond de Rhône, dat sinds eeuwen als een diepe grond met stil water aan de nevengelegen bergen traag voorbijstroomt, ging ik even languit in de stuurhut, zette Farewell to England op, een Farewell van Ries, toen hij het na tien jaar wel had gezien en als een niet onbemiddeld man terugging naar Duitsland en in Bad Godesberg, vlak bij Bonn, ging wonen en dit Farewell to England schreef als pianoconcert 7 (en voor wie de "telling" kent, zijn zesde dus) en als afscheid tegenover het Engelse volk, de Engelse vorsten, zijn Engelse vrienden; hij was immers op een leeftijd gekomen dat hij de dienstplicht niet meer behoefde te vrezen.

De dag begon ook aangenaam, koel ook, licht bewolkt, aangenaam fietsweer: stilstaan betekend voor mij doorgaans: er met het rijwiel op uit. Langzaam drong het tot mij door. Langs de weg duizenden bloemen in allerlei schakering, soorten, kleuren en maten en daarnaast prachtige vogelliederen; diertjes die werkelijk wat te vertellen hebben, doorgaans meer dan het te vele menselijke gebabbel wat men om zich heen hoort, wat uit menig luidspreker klinkt en ik trapte goedmoeds richting Saint Vallier waar ik een brug wist over de brede rivier, de oplettende lezer weet meteen: een brug waar ik afgelopen dinsdag nog met de truck overkwam en vandaar trapte ik aan de overkant verder; ik verwachtte op zeker moment de groene trekker met witte oplegger aan de overkant waar te nemen.

Zo erg veel weet men niet eens van Ferdinand Ries, wel dat hij slechtziend was, wellicht zelfs aan één oog blind en ook daarom de dienstplicht vreesde: doorgaans werden minder validen vooraan in de frontlinie geplaatst om te dienen als kanonnenvoer; Ries voorvoelde dat, wìst dat gewoon: mede dat hij daarom voor de diverse legers de wijk nam; eerst voor Napoleon, later voor 't Oostenrijkse leger. Vermoedelijk dat hij daarom, met name op aanraden van zijn leermeester en vriend Ludwig, naar Engeland vertrok.

Bij Arras aangekomen, Arras sur Rhône, zag ik de ruïne waar ik de avond ervoor op uitkeek, een ijkplaats om goed naar mijn truck te speuren; het koste enige moeite bij de oever te komen, maar toen zag ik haar staan; dichtbij, en toch ook nog ver weg en uiteraard nam ik enkele kiekjes die later op mijn weblog te bewonderen zijn; maar het idee, een eind fietsen op een doorbetaalde dag, ik zocht naar woorden: hoe noemen ze zoiets?

Opus 132, Farewell to England, werd dan ook in het jaar van vertrek, 1823, geschreven, vier jaar voordat zijn vriend Beethoven de laatste adem hier op aarde uitblies; een belangrijk gegeven, zoals later zou blijken. Een eerste deel, met magnifieke wendingen; teder, energiek, vol levensvreugde, maar ook die van onafwendbaarheid. Zoals ik misschien nooit meer hier, op deze plek langs de Rhôneoever zal toeven, meer nog het gegeven dat Ries wel nooit meer naar Engeland af zou reizen en dat hóór je! En daarna, het tweede deel, onmiskenbaar speelt hij daar met de attributen uit Beethovens derde pianoconcert; de trage, stille klanken van eeuwigdurende rust, geworteld in een eeuwig verlangen, ongeëvenaarde schoonheid, klanken uit de Bovenwereld: muziek die niet van de toondichter zelf afkomstig kan zijn, maar hem werden aangereikt! Zoals al die pracht en praal, het groene bos, de overdaad aan kleur waar ik doorheen fietste door geen mensenhand tot stand kwam; een gehoorzame aarde doet wat er van haar verlangt wordt; ze laat opspruiten!

In gedachten en genietend, al mijmerend, trapte ik de dag door; even na de middag kwam ik aan in Tain l' hermitage en dit keer overkwam datgene wat menig toerist hier in la Douce France jaarlijks te wachten staat: ik trapte in een val; een toeristentrap! In Tain zocht ik een gelegenheid de inwendige mens te versterken, wel nodig na zo'n niet-dagelijkse inspannig; ik rolde wat rond door 't stadje, dorpje eigenlijk, zag, waar veel Fransen zo'n vrije dag aan besteden; uit eten gaan en een paar uur tafelen, dan komt zo'n dag ook eens om. Zo hier en daar had ik al televisiebeelden gezien met nogal wat staatspropaganda, opgesmukt met hoempapamuziek en vlaggetjes; en ook kwam er ergens de fanfare voorbijk dat het niet haalde bij de muziek die ik een paar uur later in de cabine beluisterde. Mijn oog viel op één eetgelegenheid, ééntje zonder het opschrift pizzeria, iets, waarmee inmiddels tachtig procent van de Franse eetschuren zich mee verlaagt en ontsierd, al vindt er de laatste jaren ook een vreselijke verkababisering binnen de horeca plaats.

Met de strelende klanken van het derde deel viel ik een moment in slaap, ik waande me ver weg, leefde in een andere wereld, ervaarde de bomen om mij heen als sprookjesbomen, en, ietwat opgeschrikt door het vrolijke derde deel, zag langsvliegende volgels als toverdieren; in de verte een kraai op het vinkentouw; opeens ging ze er vandoor en ik keerde terug; een dalende zon drong ver de stuurhut binnen en nam een aangename bries op haar stralen mee.

Maar de keus viel verkeerd; ik zocht asperges, maar die werden nergens geserveerd; die Fransen moeten nog een hoop leren. Dan maar een entrecôte, zo, aan de Côte du Rhône, maar dat bleek meer een ingelopen schoenzool te zijn en het vereiste flink wat snijwerk van mijn tanden; de geserveerde bijlagen waren nog slechter: kortom, het was een echte zepert! "Dan nog liever kebab" ging er even door mij heen en het moge inmiddels bekend zijn dat de Franse keuken op deze wijze zichzelf steeds meer de afgrond inserveerd! Snel maakte ik, nadat ik met enige weerzin het voer naar binnen had gewerkt, weer uit de wielen, nu richting truck en koos de route des vins, een ietwat glooiend weggetje, net even bovenlangs, om het naar nergens smakende stuk vlees er weer snel af te trappen; "de eerste de beste Nederlandse keurslager verkoopt beter vlees", dacht ik, al fietsend, betaald fietsend, maar: hoe heet nu zoiets?

Het antwoord kwam van mijn zoon waarmee ik even wapsapte; als je op een dag fietst en je ontvangt die dag salaris, is dat betaald fietsen.

"Dan ben je een beroepsrenner", schreef hij. Dat ik het zover had gefietst: Ik, vandaag, een beroepsrenner. Wellicht de oudste! En zeker de zwaarste!

Aldus schreef ome Willem.
---