Waren dat, maandag, de eerste twee schoten die er toe deden? Schoorvoetend beklim ik, in gedachten, de heuvel, meegesleept door Haydn's muziek van "de laatste zeven woorden", een muziekstuk waarvan hij enkele versies schreef; het beste versta ik een louter instrumentaal; twee violen, altviool en cello, eerst op weg, een bizarre gebeurtenis, al is het tweeduizend jaar geleden. Of twee dagen terug.
Lang is de 61, de, thans voormalige, vlaaienbaan, want ook de meeste Limburgers werden vervangen voor goedkope "oost"-blokkers; ook daar werd de moderne slavernij voelbaar; voorheen reden ze er veel, truck na truck, van limburgse transportbedrijven, en hoorbaar; de zachte "g" over de 22 MC verdween vrijwel geheel; ik passeerde Koblenz, Ludwigshafen en sloeg er af bij Bruchsal om koers te zetten naar Bretten, de stad en streek waar Johan Faust een lange tijd als magiër rondreisde; het landschap vertoonde een prachtig mozaïk: geel en groen geruit, koolzaad en grazige weiden, scheutende gewassen terwijl ik inmiddels onder een stevig grijs wolkendek reed dat ik urenlang tevoren voor mij uit zag hangen; vanaf de zonnige vlakte vanaf Alzey
hing het eerst, als een ruwe, grimmige deken voor mij om er later onder te verdwijnen.
De tijd geeft wenken, men lette er op! Maar de meeste wenken gaan onze neus voorbij; we kijken liever de andere kant op, zie de pater, zie De Mens; Haydn sleurt me mee, de schedelplaats op en verontwaardigd kijk ik naar het tafereel dat duizenden keren geschilderd werd, dat overal in het, vooral katholieke, landschap te zien is: de door Romeinen met een handvol spijkers aan een vloekhout geslagen rabby: terwijl de natuur ontluikt en leven gaat, keert de passie terug; de pasionen, over de lijdende die, eerst, sterven gaat: zoals één van de vele volgelingen, de pater die uit het klooster van Homs gesleurd werd.
Vaihingen, een eerste klant, drie zogenaamde IBC's, grote plastic palletbakken waar duizend liter vloeistof in kan; de heftuck had ze er zo uit. En daarna verder, langs het altijd drukke Stuttgart, de weg op naar 't zuiden, een stille, wat eentonige snelweg; inmiddels concentreerde ik me op de muziek; droefgeestig, zachtmoedig, schokkend, maar ook euforisch; klanken van een andere wereld; het kan niet anders: Haydn schreef het zelf, maar ontving de boodschap van gene zijde van het hier en nu, zoals alle hogere, voorname zaken zijn: niet van hier.
Een tijd geledenschreef ik het al eens: droefheid en blijdschap zijn hetzelfde; alleen onze interpretatie maakt, dat wij er onderscheid in maken; 't ligt in tussen goed en kwaad: door weldaad verkrijgt men inzicht in de eeuwigheid waardoor het lijden wordt verdreven; zulk een lijdende ondergaat niet, maar staat er boven: hoor!
Hoort, de uit het klooster gesleurde pater gaat spreken, woorden van wraak, woorden van wraak! Haydn had me meegesleurd, de heuvel op; nu sta ik stil, maar de muziek gaat verder, het tweede deel, een largo van acht minuten; het eerste woord begint zoals het laatste woord straks eindigd; "Abba, Vader". Dan volgen de woorden van wraak, eeuwige wraak!
Na Singen een lange afdaling, dra kwam ik langs de Bodensee, zag de palmen van Radolfzell, stak de Rijn tussen het in tweeen gedeelde meer over en rond twee uur kwam ik aan bij de douane; nog geen tien minuten, en ik snorde reeds door Kreuzlingen, op weg naar pittoreske Romanshorn om de rest van de lading te lossen; onderweg een enkele crucifix, de muziek ging verder, meeslepend, zoals ik werd meegesleurd. Uitzicht over het meer, in bloei staande fruitbomen, bij duizenden, hier straks "Seefruchte" genoemd: appels, peren en akkers vol aardbeien: rode rakkers vol smaak; de maandag vermoorde pater zal ze nimmer kunnen proeven. Althans!?
Tussen het eerste en tweede deel in; de woorden, latijn, Pater, dimitte illis: non enim sciunt quid faciunt, dan de muziek, langzaam, traag, en toch triomf, heerlijkheid en overwinning. Overwinning op wat? De soldaat richt zijn pistool op het hoofd; de pater, sloot hij zijn ogen? Weinig tijd, enkele seconden nog: het hoge woord kwam er uit, het Hoge Woord! Pater, dimitte illis: non enim sciunt quid faciunt! Hij sprak ze, snel, wellicht in het voor de moordenaars
verstaanbaar arabisch.
Twee keer, het geluid van de schoten weerkaatsten tegen de kloostermuur; de moordenaars springen op de landrover en rijden weg; Frans van der Lugt is dan niet meer. Niet meer hier.
Het lossen ging rap, en ik reed terug, nu over Weinfelden en Frauenfeld, door een prachtig groen rijndal naar Koblenz bij Waldshut, stak wederom de Rijn over en reed nog even het Zwarte Woud in.
Vader vergeef het hun, de muziek van Haydn is met mystiek omhult; de cello snijdt door merg en been; ik wordt bepaald bij mijn eigen ik; wisten zij dan werkelijk niet wat ze deden? De Romeinen? De schietende arabier? Weten we dan echt niet wat we doen? Raadsels omgeven mij, waarheid is ver te zoeken; zelfs vele waarheden bij elkaar ontkomen de leugen niet.
De muziek maakt het duidelijk, steeds duidelijker. Het acht minuten largo komt tot een einde.
Vergeving als ultieme wraak. Daar kan niets en niemand tegenop.
Aldus schreef ome Willem.
---