Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 30 april 2014

De krantloze.

Donkere wolken, grimmig weer, hagelstenen gebruiken de stuurhut als klankkast, een schicht doorklieft de wereld even in twee helften; nog even.
Vanaf de Bodensee tot aan Venetië, ongeveer, daar heb je, mits een uitgelezen route, een uur of zeven voor nodig; deze week op weg met één enkel adres, los- en tevens laadadres. Voor 't werk gaan de achterdeuren slechts één keer open; een soort oudemannenrit eigenlijk, net iets voor vrachtrijders op leeftijd.

Net voor het krieken vervolgde in mijn weg, de route door Oostenrijk, Bregenz-Brenner, bewolkt, de toppen staken zich in loodgrijs, daaronder een ruime, onregelmatige witte rand; de sneeuw was laag gevallen; plensbuien bij de Arlberg. Slechts 5, 6 graden, de hemel toonde zich woest. Tussen landeck en Imst kalmeerde ze enigszins, maar daarna; hondenweer op de flanken van de Brenner, Noßlach in ondoorgrondelijke mist, maar dan, tijdens de afzink aan de Zuid-Tiroolse kant brak ze open en ik keek tegen een azuurblauwe lucht aan; het hele Pusterdal leek een langwerpige enclave tussen spokende wolkmasieven.

Het weer in de alpen kan uiterst onvoorspelbaar zijn, gelijk orelogen; wie de alpen kent, weet; omslaan van prachtig, helder weer in een weerbarstig onweer; onverwachts, soms in een oogwenk, zeker als er wolken in de buurt zijn.
Wolken en volken, ze hebben iets gemeen.

Maar 't bleef mooi, zonnig, prachtige akkers en weiden, het voortdurende refrein van de jaren, het lenterefrein; je zag, je hoorde, je voelde het. Nauwelijks te beschrijven dan door de klanken van Vivaldi's eerste drie delen van de Quattro Stagione; de primavera; bekleed met helder jonggroen; hoog, oneindig hoog, tussen twee toppen, dansten enkele adelaars een cirkel; Brüneck, Toblach, rechts af richting Cortina en ginder, meer oostenlijk, richting Sappada, inktzwart, nimmerweer, en niet mis te verstane dreiging.

Het voorjaar, doorgaans zo fraai, als de eerste zetten op het schaakbord, keuze uit een handvol varianten, maar wel steeds zo, dat de mooiste patronen ontstaan, patronen waarmee, net als in een oorlog, de spelers elkaar bestrijden, om en om, steeds dichter snoert het koord en op weg van Cortina naar Vittorio Veneto holde de temperatuur omhoog, 24, 25, 26 graden en een geen vuiltje meer aan de lucht; rond de middag kwam ik aan te Salgaredo, een kleind gehucht tussen Ordezzo en Treviso, in een bedrijvig, agrarisch gebied, langs een rivierdijkje zoals we die ook in Nederland kennen, met van twee zijden een stijle afrit naar beneden dat met een daarop haaks staande derde weg een driesprong vormt; om half twee begonnen ze; lossen, en meteen daarna; laden.

De Krim, niet voor 't eerst toneel van twisten. 'T was daar, de eerste keer dat de techniek bezit nam van de strijd tussen de diverse volkeren; de oologverslaggever als nieuw beroep, einde achttiende eeuw, zo lang bestond de dagelijkse krant nog niet, de krant die, zoals Nietszche in zijn Morgenröte schreef, "in plaats kwam van de dagelijkse gebeden". Even verderop snorde een tractor over groene weiden en ik rook versgesneden gras; een zachte bries en weldra zwermden overal pluisjes rond; van uitgebloeide paardenbloemen, kersenbloesemblaadjes, kastanjestof.

Ze kennen onverwachtte wendingen door zetten op het bord; begon de strijd gelijk, ze blijft het niet altijd; soms gaat het rap! Rond half vier ging ik weer op weg; inmiddels staken windvlagen de kop op en op weg naar Conegliano zag ik nauwelijks de Alpen meer, donkergrijze wolken, ontstonden uit het niets, ontnamen alle zicht; slechts ver weg, links, in de richting van Pordenone, in de richting van het graf van een vermoorde Neerlands meest besproken politicus') van de recente geschiedenis, slechts enkele contouren van rechtopdoemende reuzen.

Het duurde dan ook niet lang; het warme weer stortte als een kaartenhuis in elkaar, alsof de speler een blunder beging, een valwind, hagel, opeens rolde ik door ijsdrap, Belluno, onverstoorbaar zette ik door, zocht een ontwikkeling naar eeuwig schaak, een dolle toren, of wellicht mat op de achterste rij in een totaal verloren stelling; ook het lichtgoen van de jonge lariksnaalden trotseerden de ijskristallen en opeens, onverwachts, was 't weer over en snorde ik in Longarone zelfs even in de zon.

'T was, achteraf, de vooraankondiging; de bloedige Krim-oorlog werd de opmaat, de ouverture van, wat de Fransen noemen, de Grote Oorlog; onvoorspelbaar, maar niet geheel onverwachts met volken in de buurt, met enkele schoten door de één of andere randdebiel; het bord werd omgegooid en van eerlijk spel geen sprake meer.

Dinsdag, en reeds op de terugweg met een bejaardenrit; bij Pieve Cardore, aan de bovenloop van de Piave, had ik geen tijd meer; stevige buien trokken over, de hemelsluizen openden zich; dikke droppels en regelmatig hagel; tijdens het avondeten viel het duister in, het duister dat de nieuwe dag hult waaruit ze straks geboren worden zal. Bliksem flitste, de donderecho tussen de kilometers hoge bergen, de stuurhut trilde, 't leek wel oorlog.
Onweersbuien gelijk oorlog, onafwendbaar en soms, soms ontstaan ze uit een vrijwel niets. En ik? Nee, ik lees nauwelijks kranten. Liefst las ik zelfs nooit een krant.

Aldus schreef ome Willem.
') Pim Fortuin.
---