Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

donderdag 14 november 2013

De herfstdag

Goudbruine, roodbruine wijngaarden omringden mij toen ik opklom over de uiterst smalle wegen in de bergen van de Beaujelaisstreek, op weg naar Vauxreinard, een dorpje verscholen, vrij van telefoon- fax- en meelverkeer, gevrijwaard gebleven van de moderne communicatiemiddelen en de fermier moest nog ontwaken toen ik rond achten arriveerde terwijl inmiddels de zon door de nevel heen brak; er was een weinig wind, niet genoeg om het blad van de struiken af te rukken.

Het uitzicht. 'T zal één van de laatste keren zijn dat de oude Daf hiervan genieten kon. De dag ervoor, tussen Beaume les Dames en Becançon, overschreed hij de één miljoen tweehonderdduizend kilometers; de tijd vliegt voorbij, maar ook kilometers kunnen er wat van en binnen niet al te lange termijn, wellicht reeds nog binnen de vijftig dagen, zal ik afscheid van hem moeten nemen en zal hij vermoedelijk zijn bejaarde jaren in donker Afrika of een ander buitennissig oord verslijten.

Rond negen uur verliet ik het kleine dorpje, kronkelde verder, kwam over een hoogte waar het bijkans stormde terwijl in de verre verte de buiten de oevers getreden Saône schitterde, schitterde in het zonnelicht; uiterst vaag ontwaarde ik de contouren van de Alpen en het was stil, doodstil, de kronkelweg naar Chiroubles, smalle straten waar de doorgang werd belemmerd door een ploeg van de plaatstelijke gemeentewerken die de kerstverlichting aan de gevels aan het ophangen waren; het gaf een weinig oponthoud, maar daarna kwam ik aan in Thorins, liggend aan de voormalige doorgaande weg Macon-Lyon, bij een ietwat chemische afvulfabriek en waar ik wat flessen voor een groothandelsbedrijf in Nederland ophaalde; wijn met een "smaakje", wijn voor de handel dus.

En vaak, te vaak, moet je dan ook nog lang op dat spul wachten; het Franse logistieke systeem laat het meer dan eens afweten, ook dit keer, natuurlijk ook ruim tijd voor de benodigde papieren en net voor de middag kon ik vertekken.

Vertrekken naar Vilé Morgon en Saint jean d' Ardieres en ondanks dat ik er al zo aan gewend ben, toch steeds weer adembenemend, de prachtige glooiingen; weinig mensen zullen de streek zó kennen zoals de inhemen; een laaghangende zon, veertien graden, een frisse wind en verder leek alles te rusten; in de verte zag ik twee reeen draven, zo nu en dan een bijzondere vogel, één keer een groene die laag over de velden scheerde, steeds snel met de vleugels klapte en ze vervolgens nauw langs het lijf hield en zo als een kanonskogel door het luchtruim schoof, een seconde, en daarna de vleugels weer uitsloeg, voor even, dan weer verder als een geleid projectiel, op weg naar, ja, dat ontging mij toen ik hem verloor. Uit het oog verloor.

Rond drie uur was ik klaar, althans in onderhavige streek en mij restte nog een paar adressen in het centrum van de bourgogne; Beaune, als boon uitgesproken en juist op de reis, een slordige 50 kilometer naar het noorden, reed ik een somber wolkendek binnen; terwijl achter mij een klaterende zon scheen, snorde ik zelf in een veel frissere, herfsterige omgeving en de temperatuur daalde, daalde met enkel graden; nog ééntje kon ik laden, een andere was voor morgen, vandaag dus.

Kom. We gaan maar weer eens op weg.

Aldus schreef ome Willem.

---