Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

woensdag 7 augustus 2013

De ouverture.

Maar toch, toch weer gehoorzaamde de duisternis weer aan de dagenraad; wederom werd het licht weer uit de duisternis herschapen, want toen ik vanmorgen wakker werd ontwaarde ik in het oosten onder de wolken door een rode zonnestreep; de nieuwe dag was weer begonnen.

De rode streep was maar voor even en terwijl het daglicht toenam reed ik naar dikgepakte wolken toe en op de weg van Maastricht naar Sankt-Vith pakten ze flink uit. De stromende regen zorgde niet alleen voor frisse verkoeling, maar ook voor heerlijk geurend en overdadig groen; om zeven uur, te Wemperhaard, was het 13 graden. En er was ook verse koffie.

Wie oplet, ervaart het. 'T is nog slechts de ouverture van een grotere tragedie; elke nieuwe tijd vangt, net als elke opera, met een ouverture aan en het kenmerk van een ouverture is, dat alle ingrediënten van datgene wat erna komt in flarden reeds aanwezig is. Wie de ouverture goed schouwt, ziet helder, wéét in grote lijnen wat de tijd onthullen gaat.

Tijdens de doorreis door het kleine luxemburg taande de regen wat en toen ik Frankrijk voor de tweede keer deze week binnenreed was het weliswaar bewolkt, maar droog. Metz en Nancy, en toen weer die prachtige weg op over de uitlopers van de Elzas en de Jura waar ik, iedere keer weer, vol verwondering naar die prachtige bossages in het overgroene landschap kijk en steeds, als de weg wat hoger oploopt, geniet van hernieuwde vergezichten.

Daar zijn in de eerste plaats de pi- en paljassen, zelf slachtoffers van warbeelden, die het individu het massageweten opdringen en ze zo speelbal maken van de ontluistering en de rede misbruiken voor de wil tot macht en vervallen tot algemeen gepraat, tot wartaal van de drogreden zodat de zuivere taal wordt aangetast waardoor men vlucht in de sensatie van de menigte. Maar o wee; hij die zich verzet tegen de pi- en paljassen van de moderne tijd krijgt onherroepelijk te maken met een hernieuwde inquisitiementaliteit, met de bloedraad van de algemene opinie.


'T is net eender als met de steeds weer hernieuwde dagenraad, zo'n rit die ik al vele jaren reed; steeds weer anders, iedere keer zie ik weer nieuwe dingen die er voorheen -meestal- al waren, maar waar mijn oog nog geen acht op sloeg. vanaf Vesoul sloeg het weer om, een enorm en onafzienbaar regenveld lag over de route; de hele verdere dag, bij Besançon, bij het stadje waar de Franse bezetter van Nederland, Jean-Charles Pichegru, geboren werd en verder, de weg langs Lons, één en al regen; hier en daar snelstromende beekjes en soms diepe plassen op de rijbaan waar ik naar hartelust doorheen scheurde.

En daarnaast, reeds goed hoorbaar in de ouverture, het afnemen, welhaast onopmerkelijk verdwijnen van de wijsheid, onhoorbaar, omdat ze vervangen wordt door een surogaat, surogaatwijsheid die we zo graag kennis, wetenschap, noemen, maar allerminst wijs blijkt. Een kennis die alles weet, maar niets, niets verklaart! Een kennis die vernietigd en in de grond dood is omdat ze de levensbevorderlijke wijsheid heeft afgeschaft.
"Qui auget Scientiam, auget dolorum" scheef Seneca ooit en het is waar; reeds heeft de wetenschap met al haar kennis het schavot van zijn zelfexecutie betreden.
Inmiddels naderde ik de slotakkoorden van de dag: het einddoel, Saint-Quintin de Vallaviers, even buiten Lyon, kwam in zicht en net op tijd hield de regen op zodat ik mij even verpoosde met de fiets over een klein stuk golvend Frankrijk; verwonderd keek ik naar de zomerbloemen, het zomergroen, nu, na de regen, intenser dan ooit. De natuur, het jeugdige voorjaar ging voorbij, ze werd volwassen; de kleuren iets fletser, maar vol, meer, karakter en hier en daar een eerste rimpeling en het was aan de geurige bloemen, aan de bomen, dat ik het zag. Een rimpeling in een vijver, een fladderende vlinder; vogels die een meerstem zongen.

De wetenschap mag dan alles weten, onderzoeken naar het hoe en waaruit een boomblad bestaat: men snijt het in stukken, analyseert, weet, wéét, maar wat eigenlijk.
Ach, die armetierige wetenschap, ze weet zich suf, maar intussen heeft ze nog nooit kunnen verklaren waarom het -zo- is; immers, als we de oorzaken kennen is iets niet zomaar verklaard!

Daar is, tenminste, een begin van wijsheid voor nodig, maar wie luistert naar de ouvertureklank van de nieuwe tijd zal het wijze nauwelijks meer horen.

Aldus schreef ome Willem.
---