Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

vrijdag 9 augustus 2013

De illusie.

Reeds was de dag een paar uur oud, gerekend van het eerste licht, vanaf het losuur rond vijf uur, toen ik aankwam bij Ave Maria, een niet onbekende naam onder Franse en Nederlandse vrachtrijders en in tegenstelling wat men achter deze nogal opmerkelijke naam doorgaans doet vermoeden een druk bezocht etablissement waar je kunt eten, drinken, douchen en met ruim voldoende parkeergelegenheid, kortom een zeker niet onaardige routier aan de noordkant van Villefranche-sur-Saône; ik lei er een paar exemplaren van Trucks -een blad waar ik maandelijks voor schrijf- neer en bestelde koffie terwijl ik met mijn linkerhand uit één van de op de toog staande mandjes een pain chocolade greep, er een stuk vanaf scheurde en in de zwarte vloeistof doopte en onderwijl uit mijn rechterooghoek waarnam hoe twee plaatselijke vuilniswagenchauffeurs reeds hun eerste biertje achterover sloegen.

Even wachtte ik er de tijd af, want niet veel verder zou ik een paar paletten wijn ophalen, in Saint Etienne. Nee! Niet het grote Saint-Etienne, maar een Saint Etienne waarvan er twee vlakbij Villefranche liggen; Saint- Etienne-la Varenne en Saint-Etienne-des-Oullières, twee dorpjes in de zuidelijke Beaujelais en rond half negen snorde ik er heen, dwars door prachtige heuvels met weldadige, zo ver het oog rijkte, wijngaarden, maar helaas; bij het opgegeven domaine bleek niemand aanwezig en ondanks intensief telefoneren naar twee nummers konden we niemand bereiken en ach, hoewel het nooit echt went: inmiddels ben ik er wel een beetje aan gewend en onverrichter zaken reisde ik verder. De volgende laadklant was nog vele kilometers verder, té ver voor vandaag, maar wel via een prachtige route die voor het eerste deel liep over de N-6, Tournus, Chalon, Chagny en ach, dat stuk kennen trouwe lezers wel; het fascinerende vergezicht over de Cote d' Ore als je na Chalon ophoogklimt en waar de wijngaarden plotseling ophouden; opeens landbouw, de noordelijke Morvan en kilometers lang over een nagenoeg verlaten weg, de oude hoofdweg, in de verte vermoedelijk te vergelijken met de Amerikaanse Route 66, al ben ik daar nooit geweest; verlaten hotels en gewezen tankstations, ergens kwam weer oude weemoed opborrelen en ik besefte; als oude knar ben ik wellicht één van de laatsten die nog weet heeft van de oude toestand en straks, straks doe ik ook niet meer mee.

Of wat is het; wil ik de realiteit niet zien? Is de mens, of zijn de mensen in de loop der eeuwen, via volk naar massa, niet verworden tot één groot men? Wie leeft er nu eigenlijk niet van illusie, van illusie waarmee je de werkelijkheid wat kunt omzeilen?

Dat besef maakte iets los, iets, wat ik niet beschrijven kan; iets heroïsch, tragisch, droevigs wellicht, maar ook wat bekoorlijks. Diep in mij gejuich over die reeks van jaren dat ik zoveel moois zag, zo ontzettend veel beleefde; alsof ik een herinnering aan een véél verder verleden ken; niet dus alleen van die tijd, jaren geleden, die er nu niet meer is, maar het is alsof de tijd van vroeger opgeslokt werd door een nog veel langer geleden; en het bepaalde mij; mens, waar kom je vandaan?

Arnay, Saulieu en rond de middag kwam ik langs semur-en Auxios, een eeuwenoud, bijna middeleeuws, stadje, ooit bezit geweest van Louis Marie Florent de Lomont d'Haraucourt, duc du Châtelet; ik pakte de fiets uit de kar en rolde de stevige helling af, over een bruggetje en toen omhoog, een stevige klim en op deze bewolkte, koele dag bleek het stadje bezocht door nogal wat toeristen, waaronder menig Nederlands gezin die mij, op de klompen, als een plotseling opdoemende wielrijdende geestverschijning aanzagen; de Duc was er niet meer, kón ook niet, of hij zou er met het hoofd onder de armen rond moeten lopen; de Duc werd, te Parijs, rond 1789, onthoofd louter en alleen omdat hij tolerant voor andersdenkenden was geweest

Na een klein uurtje rolde ik weer terug, eerst over een glibberige keiënhelling, de prikkende toeristenblikken in de rug, en toen weer omhoog, iets meer dan een kilometer.

Er is iets onverklaarbaars dat handig inspeelt op de illusie van het men waardoor het tegenwoordige zien niet langer meer een persoonlijk zien, maar een collectief zien is geworden dat door het men opgedrongen wordt; wat je moet zien is een collectief zien, een niet meer werkelijk zien, maar het zien van een voorstellingswereld; de wereld zoals de "men" zich het voorstelt; de mens op de vlucht in de sensatie voor zichzelf.

Bij Montbard links af, langs de kilometerslange Canal du Bourgogne, langs Ancy-le-Franc en door Tonnerre, bij Charray rechts, via Ervy-le-Chatel naar Auxon waar ik op de N-77 kwam en toen, na Troyes, verder de oude N-19, richting Parijs, op, niet voor lang, want bij Le Belle Étoile wederom rechts, de Seine over die daar meer een beek dan een rivier is, Méry-sur-Seíne, Anglure, daar, waar de eeuwige stokbroodvelden aanvangen. Tevoren werd het landschap immers bepaald door groene, grazige weiden, afgewisseld met rood en bruin vee, tevreden grazende koeien, veelal vleeskoeien, koeien dus die niet weten wat hen te wachten staat, gezapig grazend in sappig gras, ontspannen zwiepend met hun lange staarten. En daartussen, tussen al die weiden, prachtige velden vol zonnenbloemen, opkomend mais, graanvelden, alles afgewisseld met pittoreske dorpjes, vergezichten en dichte loofbossen; veel eiken en populieren en langs de riviertjes de Salix Tristis, de treurwilgen, maar niet zodra ben je de Seíne over, of de enorme graanvelden krijgen de overhand; weldra kwam Sézanne in zicht.

Inmiddels begrijp ik, langzamerhand, iets van mijn begin, al kan ik er slechts over stamelen; ver voor de tijden, want ik ontdek steeds meer in de herinnering, achter in 't bewustzijn, van een veel eerder, vanuit kosmische gewesten; ik zag het aan de grazende koeien, ik kén ze nog van toen, toen ik nog in Eden was.

En ik ontdekte het andere, zag het aan het graan, het graan dat, elk jaar, opnieuw gezaait wordt, opschiet en nieuw leven geeft; oude, slechte huizen moeten worden afgebroken en dan volgt de nieuwbouw; maar o wee! Wee diegene die de algemene mening van het "men" verstoort; dan is opeens de illusie weg, want het men is bang om buiten eigen illusie te treden, bang als ze is voor de werkelijkheid, de werkelijkheid van het lijden, de werkelijkheid van de eindigheid; dan, dan houdt, vanwege het verstoren van de illusie, de tolerantie op te bestaan, dan, ja dan loopt men de kans, net als de Duc, onthoofd te worden.
En verder ging het, Montmírail, en ik paseerde het pronkerige, tegen een heuse berg gelegen, Chàteau-Thierry, de tijd verstreek, raakte op en net voor Soissons, in een dorpje midden tussen de korenheuvels, zette ik de rem op de wielen, en later, de duizendensterrentent prijkt tussen de wolken door, twinkelt op de lak van de groene daf, op miljoenen kilometers.

Aldus schreef ome Willem.

---