Hoeveel mensen hebben mijn site bekeken?

maandag 27 mei 2013

De ratelpopulier.

Het groen in het buitengebied streelt de ogen, steelt het gevoel, het is er een rustplek voor talloze vogels en een groot konijn beweegt zich wiegend door het zonet gemaaide gras zonder zich te bekommeren om een jager die toch niet in de buurt is.

De avondzon werpt reeds lange schaduwen terwijl ik zwijgend en stil het gewemel aanschouw; het is na lange tijd een dag met iets beter weer en hoog boven mij drijven vol majesteit witte wolken over terwijl een nog steeds autoritaire frisse wind hoge bomen laat fluisteren, de wind, de wolken die ons de afgelopen maanden sloegen met vermetel weer; we waren machteloos. Geen enkele weerman wist weerstand te bieden.

Even ga ik verder en loop langs witte en paarse seringen, ze bloeien en ruiken reeds geruime tijd, alsof ze in een koelcel stonden en na een weide met daarin net geplant gewas nader ik een gouden regen; de hangende gele bloemen onttrekken welhaast al de groene bladeren aan het gezicht, een lust voor het oog, zeker ook omdat even ernaast een prachtige grote kroonboom met roodbruin blad staat; het pas gemaaide gras verspreidt een heerlijke aroma; wat ik zie en ruik, 't is verwennerij voor ziel en geest; gulzig als ik ben slok ik zoveel mogelijk tot mij. Er is immers genoeg! Er is eindeloze overvloed!

Nog even de lange laan met de hoge bomen door, platanen, op het onderliggende grasveld speelt een klein kind met een zwart hondje en weer steekt even een avondbries op wat ik ervaar alsof de Heer der Werelden even na zijn dagelijkse arbeid nog een avondwandeling door Zijn tuin maakt; ik word geboeid door de grootsheid, een siddering voert door mijn lichaam en hoog, heel hoog zie ik een vlieger met een knalrode delta.

Plots komt nog even het konijn tevoorschijn, dezelfde reus, lijkt wel, maar als hij mij onder zijn lange flapoor door in het oog krijgt, gaat hij er als een haas vandoor.

In het voorbijgaan hoor ik duiven het avondgebed koeren, zwaluwen scheren net boven de grond en fluiten lange, trage andantetonen zoals aan het einde van het langzame deel van Beethovens eerste pianoconcert. Een gele stenen schuurmuur kleurt onder invloed van de laatste stralen langzaam roserood, het is even windstil, geen blad beweegt meer en het lijkt of De Heer zich teruggetrokken heeft in Hemelse gewesten.

Niet ver van mijn huis sta ik even stil bij een paar hoge bomen, even nog, toch nog, een weinig wind, meteen kraken vertellend de bomen als in een hevige samenspraak, ik schouw omhoog; 't zijn ratelpopulieren die knerpen met het vele blad, het geluid van snel overelkaarheen strijkende duim en middelvinger: snep!

Het geratel voert mijn oog naar verder, zie een eerste heldere ster in het noordwesten: is dat niet de Capella van de Wagenman? Ik stijg op, boven het geratel uit, Ik speur de open hemel af en hoewel nog licht, neem ik nog een schemerlicht in ' t zuiden waar, Saturnus? De zonen van Zeus en Leida zeker niet! Een ferme ratel van de peppel haalt me terug en even later laat ik ze met hun tremula achter mij.

Weer; hoog in de lucht wieken twee zwarte vogels, lijnrecht van oost naar west door de vallende schemer, het konijn liet zich niet meer zien en langzaam verstomd het gekwetter.

Met een volle geest keer ik door de stilte naar huis; alleen in de verte nog het gesnep van de ratelbomen.

Aandachttrekkers.

Aldus schreef ome Willem.
---